Home

Rechtbank Den Haag, 22-08-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:11084, AWB-13_892

Rechtbank Den Haag, 22-08-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:11084, AWB-13_892

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
22 augustus 2013
Datum publicatie
5 september 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2013:11084
Zaaknummer
AWB-13_892
Relevante informatie
Wet beheer rijkswaterstaatswerken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01] art. 15

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting. Cultuurgrondvrijstelling.

Aan eiser wordt een perceel tuinland met de daarop aanwezige opstallen, glasopstanden en installaties met verdere toe- en aanbehoren geleverd. In geschil is of de gehele verkrijging onder de cultuurgrondvrijstelling valt.

De rechtbank overweegt dat uit de wetsgeschiedenis en het arrest van de Hoge Raad van 25 juni 1997, nr. 29 598, ECLI:NL:HR:1997:AA2204, volgt dat gebouwde eigendommen, waaronder glasopstanden, niet onder het begrip cultuurgrond vallen. Het arrest van 11 december 2009, nr. 08/05312, ECLI:NL:HR:2009:BK1045, leidt niet tot een ander oordeel omdat dat arrest ziet op de vraag of kan worden gesproken van de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak in de zin van artikel 2 van de WBR en daarmee geen uitspraak is gedaan over het begrip “cultuurgrond” in artikel 15, eerste lid, aanhef en letter q, van de WBR. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 13/892

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2013 in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres

(gemachtigde: [A]),

en

Procesverloop

Eiseres heeft op aangifte overdrachtsbelasting voldaan. Eiseres heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt en bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2012 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en een teruggave verleend van € 11.535.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2013.

Namens eiseres is de gemachtigde daar verschenen. Namens verweerder is [B] verschenen.

Overwegingen

Feiten

1.

Bij akte van 3 augustus 2010 is aan eiseres onder meer geleverd een perceel tuinland met de daarop aanwezige opstallen, glasopstanden en installaties met verdere

toe- en aanbehoren te [C], [adres], kadastraal bekend gemeente [C], [sectie en nummer], groot acht hectaren vijfentwintig centiaren (de verkrijging). De koopprijs van het perceel tuinland bedroeg € 2.900.000 en van de daarop staande opstallen, glasopstanden en installaties € 2.280.000. Van de koopprijs is aan het tuinland voor zover dit niet is gelegen onder de glasopstanden een bedrag van € 710.662,70 toegerekend.

2.

Uit de voetverklaring bij de in 1 vermelde akte volgt dat ter zake van de verkrijging een bedrag van € 179.439,76 (6% van € 710.663 + € 2.280.000) is voldaan. Voor de ondergrond onder de glasopstanden is een beroep gedaan op de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, aanhef en letter q (cultuurgrondvrijstelling), van de Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970 (WBR).

3.

Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder een toegangsweg en een strook grond om de kas ook onder de cultuurgrondvrijstelling gerangschikt. Aan deze bestanddelen is van de koopprijs respectievelijk € 69.656 en € 122.584 toegerekend. Aan eiseres is een teruggaaf verleend van 6% van (€ 69.656 + € 122.584) = € 11.535.

Geschil 4. In geschil is of de gehele verkrijging onder de cultuurgrondvrijstelling valt, hetgeen eiseres stelt en verweerder bestrijdt.

5.

Ter motivering van haar standpunt heeft eiseres – kort samengevat – aangevoerd dat voor de heffing van overdrachtsbelasting aan de verkrijging van bestanddelen van een onroerende zaak geen zelfstandige betekenis kan toekomen, tenzij deze bestanddelen zakenrechtelijk zijn verzelfstandigd van de hoofdzaak. Omdat de ondergrond van glasopstanden onder de cultuurgrondvrijstelling valt en de glasopstanden in dit geval niet zakenrechtelijk van de verkregen ondergrond zijn verzelfstandigd, vallen de glasopstanden ook onder de vrijstelling. De andere op het perceel aanwezige opstallen vervullen een onontbeerlijke rol bij de exploitatie van de cultuurgrond, zodat de ondergrond van die opstallen als cultuurgrond moet worden aangemerkt en onder de vrijstelling valt. En omdat die opstallen niet zakenrechtelijk van de ondergrond zijn verzelfstandigd, vallen die opstallen ook onder de vrijstelling.

6.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot een aanvullende teruggaaf van € 167.904 (€ 179.439 - € 11.535).

7.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

8.

Op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en letter q, van de WBR is van de belasting vrijgesteld de verkrijging van ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de ondergrond van glasopstanden.

9.

Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de wetsgeschiedenis en het arrest van de Hoge Raad van 25 juni 1997, nr. 29 598, ECLI:NL:HR:1997:AA2204, dat gebouwde eigendommen niet onder het begrip cultuurgrond vallen. Glasopstanden konden om die reden niet delen in de cultuurgrondvrijstelling, zoals die indertijd was geformuleerd.

10.

Met de toevoeging van de volzin “Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de ondergrond van de glasopstanden”, heeft de wetgever de vrijstelling verruimd. Als gevolg daarvan kan de ondergrond van glasopstanden, hoewel dit gebouwde eigendommen zijn en op zichzelf dus niet kunnen worden aangemerkt als “cultuurgrond”, toch onder de vrijstelling vallen. Ten gevolge van die wetswijziging wordt uitsluitend voor de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling de onroerende zaak opgedeeld in opstal en ondergrond waardoor het ene deel van de onroerende zaak wel onder de vrijstelling valt en het andere deel niet. Die splitsing vindt ook plaats indien ondergrond en glasopstanden bij dezelfde persoon in eigendom zijn. De wetgever heeft dus nadrukkelijk de ondergrond van glasopstanden anders willen behandelen dan de glasopstanden. Het standpunt van eiseres dat ook de glasopstanden onder de cultuurgrondvrijstelling vallen, vindt daarom geen steun in het recht.

11.

Het arrest van de Hoge Raad van 11 december 2009, nr. 08/05312, ECLI:NL:HR:2009:BK1045, leidt niet tot een ander oordeel omdat dat arrest ziet op de vraag of kan worden gesproken van de verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak in de zin van artikel 2 van de WBR. Daarmee wordt geen uitspraak gedaan over het begrip “cultuurgrond” in artikel 15, eerste lid, aanhef en letter q, van de WBR. Uit dit arrest volgt daarom niet dat de Hoge Raad zijn eerdere oordeel, dat gebouwde eigendommen niet onder het begrip cultuurgrond vallen, heeft verlaten of gewijzigd. De rechtbank volgt eiseres daarom niet in haar stelling dat dit arrest meebrengt dat bij de toepassing van 15, eerste lid, aanhef en letter q, van de WBR geen splitsing kan worden aangebracht tussen ondergrond en opstallen en dat daarom ook de glasopstanden onder de cultuurgrondvrijstelling vallen. Evenmin volgt uit dit arrest dat wanneer de overige opstallen dienstbaar zijn aan de cultuurgrond, zoals eiseres stelt, ook de ondergrond van die overige opstallen en daarmee die opstallen moeten worden aangemerkt als cultuurgrond.

12.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

13.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2013.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel