Home

Rechtbank Den Haag, 17-09-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:13656, AWB-13_2838

Rechtbank Den Haag, 17-09-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:13656, AWB-13_2838

Inhoudsindicatie

Bij behandeling van een relatief groot aantal bezwaarschriften tegen de vastgestelde WOZ waarde op één hoorzitting, waarbij de individuele zaken telkens (uiterst) kort en aansluitend aan elkaar tijdens dezelfde hoorzitting zijn behandeld, is sprake van omstandigheden die een afwijking van de kostenvergoeding op basis van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht rechtvaardigen. De kostenvergoeding kan dan in redelijkheid vastgesteld word op een bedrag van 29,50 hetgeen rekenkundig aansluit bij een achtste van de waarde van 1 punt zoals deze uit het puntensysteem voortvloeit.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 13/2838

[X] , wonende te [Z], eiser

(gemachtigde: [A]),

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe - Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 31 maart 2012 de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres], te [plaats], op de voet van artikel 22, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2011 voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 485.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2012 (de aanslag).

Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag.

Voorafgaand aan de op 28 december 2012 gehouden hoorzitting heeft verweerder aan eiser een conceptuitspraak op bezwaar gezonden.

Bij uitspraak op bezwaar van 1 maart 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 443.000, alsmede de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft stukken en een verweerschrift ingediend.

Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2013.

Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].

Ter zitting zijn tevens de beroepen behandeld die door de gemachtigde zijn ingediend met de zaaknummers: SGR 13/2598, SGR 13/2609, SGR 13/2631, SGR 13/2632 en SGR 13/2843. Hetgeen in die zaken is aangevoerd en overgelegd wordt geacht tevens te zijn aangevoerd en overgelegd in deze zaak.

Overwegingen

Feiten

1.

Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar voor de kosten in bezwaar een vergoeding toegekend van € 344,40. Voor het bezwaarschrift is € 235 vergoed. Voor het bijwonen van de hoorzitting heeft verweerder de vergoeding van één punt gedeeld door het aantal op de hoorzitting behandelde en gegrond verklaarde bezwaarschriften hetgeen resulteerde in een vergoeding van € 9,40 (€ 235/25). Voor het taxatierapport is € 100 vergoed (2 uur a € 50).

Geschil

2. In geschil zijn de hoogte van de door verweerder toegekende proceskostenvergoeding voor de hoorzitting en de hoogte van de proceskostenvergoeding voor het door eiser ingebrachte taxatierapport. Verder is in geschil of verweerder ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de kosten van het uittreksel uit het kadaster.

3.

Eiser stelt dat geen sprake is van samenhangende zaken nu de tijdens de hoorzitting behandelde zaken betrekking hadden op verschillende belastingobjecten van verschillende belastingplichtigen. Er zijn geen 113 zaken op de hoorzitting behandeld. Daarnaast stelt eiser dat er in dit geval geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het forfait rechtvaardigen. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en – zoals ter zitting nader bepleit – toekenning van 0,5 procespunt voor de aanwezigheid bij de hoorzitting.

4.

Primair betwist verweerder dat geen sprake is van samenhangende zaken en stelt in dat verband dat het bezwaarschrift van eiser tezamen met 112 andere bezwaarde objecten tijdens een hoorzitting van ongeveer één uur en vijfenveertig minuten zijn behandeld waarbij 25 bezwaarschriften zijn gehonoreerd. De hoorzitting bestond slechts uit een herhaling van reeds eerder ingenomen standpunten en heeft voor eiser geen wijziging gebracht ten opzichte van de vooraf toegezonden conceptuitspraak. Er is sprake van samenhang omdat elk op de hoorzitting behandeld bezwaarschrift was gericht tegen de waardering van een woning. Verweerder wijst tevens op het arrest van de Hoge Raad van 8 april 2011, (ECLI:NL:HR:2011:BQ0415) alsmede naar een uitspraak van deze rechtbank van 1 juni 2011, (ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9188) en van 29 mei 2013, SGR 13/648. Subsidiair stelt verweerder dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Ook verwijst verweerder naar eigen beleidsregels inzake de proceskostenvergoeding voor een hoorzitting waarop meerdere bezwaarschriften worden behandeld. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

5.

In artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) wordt – voor zover van belang – ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a (de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand) het bedrag van de kosten bij de uitspraak op bezwaar vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief. In artikel 2, derde lid, van het Besluit is bepaald dat in bijzondere omstandigheden van het eerste lid kan worden afgeweken.

Artikel 3 van het Besluit luidt als volgt:

“1. Samenhangende zaken worden voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, beschouwd als één zaak.

2. Samenhangende zaken zijn: gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door een of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verleend door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.”

Beslissing

Rechtsmiddel