Rechtbank Den Haag, 08-01-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:18948, AWB-13_633
Rechtbank Den Haag, 08-01-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:18948, AWB-13_633
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 januari 2013
- Datum publicatie
- 29 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2013:18948
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2015:1986, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB-13_633
Inhoudsindicatie
Eiser en zijn partner hebben in het kader van een draagmoederprogramma in de USA in 2008 kosten gemaakt. Eisers claimen aftrek van deze kosten, waaronder hotelkosten, autokosten, juridische kosten, de vergoeding voor de draagmoeder en de eiceldonor en de kosten van counseling.
Artikel 6.16 bevat een limitatieve opsomming van personen waarvoor uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling (hierna: medische kosten) aftrekbaar zijn. Aftrekbaar zijn slechts medische kosten gemaakt ten behoeve van de belastingplichtige zelf, zijn partner en zijn kinderen, jonger dan 27 jaar. Gelet op deze limitatieve opsomming komen naar het oordeel van de rechtbank, in het onderhavige geval, voor het jaar 2008 dan ook slechts medische kosten gemaakt ten behoeve van eiser en zijn partner voor aftrek in aanmerking. Reeds hierom komen de (medische) kosten gemaakt ten behoeve van de eiceldonor en draagmoeder niet voor aftrek in aanmerking. De partner van eiser heeft in het kader van het draagmoederprogramma in 2008 geen medische behandelingen ondergaan.
In het kader van het draagmoederprogramma zijn in 2008 ten aanzien van eiser in 2008 in totaal $ 3.555 aan medische kosten gemaakt, omgerekend naar de koers op 1 juli 2008 is dit een bedrag van (afgerond) € 2.254.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit medische kosten die op eiser betrekking hebben zodat deze kosten voor aftrek in aanmerking komen.
De rechtbank overweegt ten slotte nog dat de wetgever heeft beoogd dat slechts die kosten in aftrek worden toegelaten die in direct verband staan met de ziekte, invaliditeit en bevalling (vgl. Hoge Raad 22 april 2005, 39.416 LJN AT4486). Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat de overige door eiser opgevoerde kosten zoals hotelkosten, autokosten, juridische kosten, de vergoeding voor de draagmoeder en de eiceldonor en de kosten van counseling, niet voor aftrek in aanmerking komen.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/633
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [te P], verweerder.
Procesverloop
Met dagtekening 3 februari 2012 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2008 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar komen uit werk en woning van € 144.252 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.696. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 18 december 2012 heeft verweerder de aanslag gehandhaafd en de in rekening gebrachte heffingsrente verminderd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013 te Den Haag.
Eiser is daar in persoon verschenen, vergezeld van zijn partner mevrouw [Y] en bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [B] en [C].
Overwegingen
Feiten
Eiser en zijn partner hebben gedurende een aantal jaren getracht kinderen te krijgen en hebben daartoe in diverse landen verschillende medische behandelingen ondergaan. In 2008 zijn eiser en zijn partner naar Amerika gereisd om aldaar deel te nemen aan een draagmoederprogramma in het [D] Fertility Center. Na zaaddonatie van eiser en eiceldonatie van een eiceldonor, vond embryoplaatsing in een draagmoeder plaats. In 2008 heeft deze methode niet tot het gewenste resultaat geleid. Eind 2009 is deze methode wel succesvol geweest en in juli 2010 is een tweeling geboren. De partner van eiser heeft in het kader van het draagmoederprogramma in 2008 geen enkele medische behandeling ondergaan. Eiser heeft in dat kader in 2008 wel (medische) behandelingen ondergaan.
Op 29 december 2009 heeft eiser aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het jaar 2008 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.567 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.696.
In de aangifte werd als persoonsgebonden aftrek ziektekosten of andere buitengewone uitgaven een bedrag van € 75.685 opgevoerd.
Bij de aanslagregeling is de aangifte gecorrigeerd met de persoonsgebonden aftrek ziektekosten of andere buitengewone uitgaven. Met dagtekening 3 februari 2012 is aan eiser de aanslag opgelegd naar een belastbaar komen uit werk en woning van € 144.252 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.696.
Geschil 4. In geschil is of verweerder terecht aftrek van de door eiser opgevoerde uitgaven heeft geweigerd. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat verweerder de aanslag te laat, namelijk na ommekomst van de aanslagtermijn van drie jaar, heeft opgelegd. Voorts stelt eiser dat alle in het kader van het draagmoederprogramma gemaakte kosten in aftrek moeten worden toegelaten. Deze kosten dienen te worden aangemerkt als kosten in verband met geboorte en dienen derhalve als ziektekosten in aanmerking te worden genomen. Alle door eiser opgevoerde kosten houden immers rechtstreeks verband met de verwekking en geboorte van de kinderen van eiser. 5. Verweerder stelt zich met betrekking tot de tijdigheid van de aanslag op het standpunt dat er in april 2009 op verzoek van eiser uitstel is verleend. Vervolgens is uitstel verleend tot uiteindelijk 1 februari 2010. De aanslag is dan ook binnen de termijn van drie jaar verlengd met verleend uitstel en derhalve tijdig opgelegd. Met betrekking tot de aftrek buitengewone uitgaven stelt verweerder zich primair op het standpunt dat de aftrek van de kosten die zijn gemaakt in verband met het draagmoederprogramma terecht is gecorrigeerd. Ten onrechte is echter de aftrek van medische kosten welke door eiser in Nederland zijn gemaakt niet in aanmerking genomen. Na aftrek van het drempelbedrag dient dan ook nog een bedrag van € 1.525 in aftrek te worden toegelaten en het belastbaar inkomen uit werk en woning moet derhalve nader worden vastgesteld op € 142.727. Subsidiair neemt verweerder het standpunt in dat slechts de medische kosten van eiser, de eiceldonor en de draagmoeder in aanmerking genomen kunnen worden, welke in totaal een bedrag van € 8.233 belopen. Samen met de aftrek van de ziektekosten door eiser gemaakt in Nederland levert dat een aftrekbaar bedrag op van € 9.758. Het belastbaar inkomen uit werk en woning moet dan nader worden vastgesteld op € 134.494.
Voor de volledige weergave van de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Tijdigheid aanslag
Artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) luidt als volgt:
“De bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt deze termijn met de duur van dit uitstel verlengd.”
Uit de door verweerder overgelegde schermprint “fiscale afspraken” (bijlage A bij het verweerschrift) blijkt dat eiser voor de indiening van zijn aangifte over het belastingjaar 2008 op 21 april 2009 uitstel heeft gevraagd. Dit uitstel is verleend tot 1 september 2009. Bij brief van 23 december 2009 (bijlage C bij het verweerschrift) heeft verweerder aan eiser een herinnering gestuurd om aangifte te doen, waarbij is meegedeeld dat er uitstel was verleend tot 1 september 2009 en dat eiser vóór 8 januari 2010 aangifte diende te doen. Gelet hierop was het in elk geval op 23 december 2009 voor eiser voldoende kenbaar dat aan hem uitstel was verleend tot 1 september 2009 en vervolgens tot 8 januari 2010. Voorts heeft eiser bij brief van 4 december 2009 (andermaal) uitstel voor het doen van aangifte heeft gevraagd. Dit uitstel is blijkens genoemde bijlage A verleend tot 1 februari 2010. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan eiser kenbaar was dat aan hem in elk geval voor een periode van vijf maanden (van april tot september 2009) uitstel was verleend voor het indienen van de aangifte over het jaar 2008 zodat de aanslagtermijn op zijn vroegst op 31 mei 2012 is geëindigd. Nu de aanslag is opgelegd op 3 februari 2012 is deze binnen de aanslagtermijn opgelegd.
Aftrek buitengewone uitgaven
Artikel 6.16 van de Wet IB 2001 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“Buitengewone uitgaven zijn de uitgaven wegens:
a. ziekte, invaliditeit en bevalling van de belastingplichtige, zijn partner, zijn jonger dan 27-jarige kinderen (…)”
Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onder a, van de Wet IB 2001 worden als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling onder meer aangemerkt de daarmee verband houdende uitgaven voor genees,- heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer.
Blijkens de door eiser overgelegde specificatie van kosten (bijlagen I en I-2 bij het verweerschrift) gemaakt in het kader van het draagmoederprogramma, bestaan de gemaakte kosten -kort weergegeven- uit kosten voor vliegtickets, parkeren, hotelkosten, kosten van autohuur, counseling kosten en kosten van juridische bijstand, kliniekkosten [D] Fertility Center, kosten voor ziektekostenpolissen ten behoeve van de te verwekken baby’s, bemiddelingskosten, kosten voor monitoring van de draagmoeder, kosten van medicatie voor de draagmoeder, accountantskosten en donorfee voor en kosten van de eiceldonor.
Voornoemd artikel 6.16 bevat een limitatieve opsomming van personen waarvoor uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling (hierna: medische kosten) aftrekbaar zijn. Aftrekbaar zijn ingevolge genoemde bepaling slechts medische kosten gemaakt ten behoeve van de belastingplichtige zelf, zijn partner en zijn kinderen, jonger dan 27 jaar. Gelet op deze limitatieve opsomming komen naar het oordeel van de rechtbank, in het onderhavige geval, voor het jaar 2008 dan ook slechts medische kosten gemaakt ten behoeve van eiser en zijn partner voor aftrek in aanmerking. Reeds hierom komen de (medische) kosten gemaakt ten behoeve van de eiceldonor en draagmoeder niet voor aftrek in aanmerking. Nu voorts vaststaat dat de partner van eiser in het kader van het draagmoederprogramma in 2008 geen medische behandelingen heeft ondergaan, zijn in 2008 geen medische kosten gemaakt welke op de partner van eiser betrekking hebben en kan in zoverre evenmin aftrek van medische kosten plaatsvinden.
Wel zijn in het kader van het draagmoederprogramma in 2008 ten aanzien van eiser medische kosten gemaakt. Deze kosten zijn vermeld op een overzicht van het “[D] Fertility Center” (bijlage X) waaruit blijkt dat ten aanzien van eiser in 2008 in totaal $ 3.555 aan medische kosten zijn gemaakt, omgerekend naar de koers op 1 juli 2008 is dit een bedrag van (afgerond) € 2.254.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit medische kosten die op eiser betrekking hebben zodat deze kosten voor aftrek in aanmerking komen.
De rechtbank overweegt ten slotte nog dat de wetgever heeft beoogd dat slechts die kosten in aftrek worden toegelaten die in direct verband staan met de ziekte, invaliditeit en bevalling (vgl. Hoge Raad 22 april 2005, 39.416 LJN AT4486). Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat de overige door eiser opgevoerde kosten zoals hotelkosten, autokosten, juridische kosten, de vergoeding voor de draagmoeder en de eiceldonor en de kosten van counseling, niet voor aftrek in aanmerking komen.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Het belastbaar inkomen uit werk en woning over 2008 van € 144.252 moet derhalve verminderd worden met de door verweerder vastgestelde aftrek voor de in Nederland gemaakte medische kosten van € 1.525 en met de hiervoor genoemde in het kader van het draagmoederprogramma met betrekking tot eiser gemaakte medische kosten van € 2.254, hetgeen een belastbaar inkomen oplevert van € 140.473.
Heffingsrente
Naar ter zitting is gebleken is de hoogte van de in rekening gebrachte heffingsrente, na de vermindering daarvan in de uitspraak op bezwaar, niet meer in geschil.
Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1). Voor het toekennen van een hogere wegingsfactor, zoals ter zitting verzocht, acht de rechtbank geen termen aanwezig.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag in zoverre dat het belastbare inkomen uit werk en woning wordt vastgesteld op € 140.473 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Obbink-Reijngoud, voorzitter, mr. M.A. Dirks en mr. E.E. Schotte, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2014.