Home

Rechtbank Den Haag, 25-06-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:8377, AWB-13_1013

Rechtbank Den Haag, 25-06-2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:8377, AWB-13_1013

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
25 juni 2013
Datum publicatie
4 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2013:8377
Zaaknummer
AWB-13_1013

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 13/1013

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2013 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente]), eiser(gemachtigde: mr. M.B.A.C. Hasselman),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De in één geschrift vervatte uitspraken van verweerder van 28 december 2012 op de (bij afzonderlijke brieven ingediende) bezwaarschriften van vijfenzestig belastingplichtigen tegen vijfenzestig WOZ-beschikkingen en aanslagen onroerendezaakbelastingen 2012.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2013.

Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon a] en [persoon b]. Namens verweerder zijn verschenen [persoon c] en [persoon d].

Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van de vierenzestig andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, welke beroepen eveneens betrekking hebben op de in het geschrift van 28 december 2012 vervatte uitspraken op bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 21,78, te betalen aan eiser;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft bij beschikking van 29 februari 2012 (hierna: de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [straatnaam] 19 te [woonplaats] (hierna: de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2011 voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 341.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2012 (hierna: de aanslag).

2.

Eiser heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. Op 17 december 2012 is het bezwaar op een hoorzitting mondeling toegelicht. Op deze hoorzitting zijn tevens de bezwaren van de vierenzestig andere cliënten van de gemachtigde van eiser mondeling toegelicht. 3. Bij uitspraak op bezwaar van 28 december 2012 heeft verweerder in één geschrift naast de uitspraak op het bezwaar van eiser tevens uitspraak gedaan op de bezwaren van de vierenzestig andere cliënten van de gemachtigde van eiser die gelijktijdig op de hoorzitting waren behandeld. Het bezwaar van eiser is daarbij gegrond verklaard en de waarde van de woning is verminderd tot op € 338.000. Tevens is de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

4.

Door de gemachtigde van eiser is namens alle vijfenzestig belastingplichtigen, waaronder eiser, in één gezamenlijk geschrift beroep ingesteld. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte de uitspraken op bezwaar van vijfenzestig belastingplichtigen in één geschrift heeft vervat. Daarnaast is hij opgekomen tegen de toegekende proceskostenvergoeding. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en terugwijzing van de zaak naar verweerder om opnieuw uitspraak te doen op bezwaar. Verweerder heeft de standpunten van eiser betwist en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

5. Ingevolge het bepaalde in artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ zijn op een bezwaar en een beroep tegen beschikkingen als de onderhavige, voor zover van belang, de navolgende bepalingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) van overeenkomstige toepassing.

“Artikel 24a, eerste lid, van de AWR:

Hij die bezwaar heeft tegen meer dan één belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking kan daartegen bezwaar maken bij één bezwaarschrift.

Artikel 25, vierde lid, van de AWR:

Indien bezwaar is gemaakt tegen meer dan één belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking, kan de inspecteur de uitspraken vervatten in één geschrift.”

In de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1997/98, 25175, nr. 5) bij voornoemd artikel 24a is uitdrukkelijk aan de orde gekomen dat een bezwaarschrift niet door meerdere belanghebbenden gezamenlijk kan worden ingediend. Dit volgt ook uit de tekst van het artikel zelf. Daarin is immers bepaald dat "hij die bezwaar heeft, (...) bezwaar kan maken".

6.

Uit de formulering van de wettelijke bepalingen, alsmede de parlementaire toelichting daarop, volgt naar het oordeel van de rechtbank, dat het niet mogelijk is om op bezwaarschriften, die namens verschillende belastingplichtigen zijn ingediend, bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar te beslissen. (Vergelijk Gerechthof Amsterdam 22 april 2010, nr. 09/00433, LJN BM2796).

7. Hieraan doet niet af dat alle belastingplichtigen dezelfde gemachtigde hebben. Het betoog van verweerder dat niet eiser, maar de gemachtigde van eiser de procespartij is, vindt geen steun in het recht. Verweerder miskent met zijn betoog dat met de indiener van het bezwaarschrift is bedoeld degene die voor zichzelf bezwaar maakt, respectievelijk degene namens wie bezwaar is gemaakt. De vertegenwoordigde heeft als belanghebbende te gelden en niet zijn gemachtigde die het bezwaarschrift namens hem heeft ingediend. Ook de stelling van verweerder dat hij de zaken op grond van het bepaalde in artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft gevoegd, leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat het bepaalde in artikel 8:14 van de Awb van toepassing is op de beroepsprocedure en niet op de bezwaarprocedure, miskent verweerder met zijn stelling dat de beschikkingen waartegen bezwaar is gemaakt niet hun grondslag vinden in hetzelfde feitencomplex. 8. Het vorenoverwogene brengt mee dat verweerder ten onrechte in één geschrift heeft beslist op de bezwaren van vijfenzestig belastingplichtigen. Het beroep is daarom gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd.

9. Nu verweerder met inachtneming van het hiervoor overwogene alsnog afzonderlijk uitspraak dient te doen op het bezwaar van eiser, zal hij tevens opnieuw dienen te beslissen op de door eiser verzochte vergoeding voor de kosten van bezwaar. Naar aanleiding van de tegen de vergoeding gerichte beroepsgronden merkt de rechtbank nog op dat voor de vraag of in de bezwaarfase sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) in aanmerking dient te worden genomen dat in iedere zaak afzonderlijk moet worden beoordeeld of de beschikking naar de juiste heffingsgrondslag is opgelegd. Verder heeft eiser voor de vaststelling van de taxatiekosten terecht gewezen op de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties, Stcrt. 2012, 26039. Ten slotte wijst de rechtbank partijen op het Besluit van 20 december 2012, Stb. 2012, 683, waarbij de waarde per punt voor de bezwaarfase met ingang van 1 januari 2013 is verhoogd tot € 235 (vergelijk HR 19 april 2013, nr. 11/03600, LJN BX4034).

10.

Nu het beroep gegrond is vindt de rechtbank voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met het beroep heeft moeten maken. De kosten zijn op grond van het Besluit voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 21,78. De kosten zijn als volgt berekend: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 472, wegingsfactor 1 voor het gewicht van de zaak en factor 1,5 voor samenhang. Derhalve € 1.416 voor vijfenzestig beroepen. 1/65 deel daarvan dient aan de onderhavige zaak te worden toegerekend, dat wil zeggen (€ 1.416 : 65 =) € 21,78.

De rechtbank is van oordeel dat in beroep sprake is van vijfenzestig samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit, nu verweerder in één geschrift verenigd vijfenzestig uitspraken op bezwaren van vijfenzestig verschillende belastingplichtigen heeft gedaan, waartegen in één geschrift beroep is ingesteld en waarvan de beroepsgronden in alle zaken identiek zijn. Verder is het beroep van eiser ter zitting tegelijkertijd behandeld met de vierenzestig beroepen van de andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, welke beroepen eveneens betrekking hebben op de in het geschrift van 28 december 2012 vervatte uitspraken op bezwaar.

Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Obbink-Reijngoud, rechter, in aanwezigheid vanS. Kedar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2013.

Rechtsmiddel