Home

Rechtbank Den Haag, 13-08-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16808, AWB - 13 _ 10594

Rechtbank Den Haag, 13-08-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:16808, AWB - 13 _ 10594

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
13 augustus 2014
Datum publicatie
31 januari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2014:16808
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 13 _ 10594
Relevante informatie
Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 3.120 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting 2008 en 2009, negatieve inkomsten uit eigen woning. Onder verwijzing naar arresten Renneberg en Schumacker oordeelt rechtbank dat eiser in beginsel persoonlijke aftrekposten in werkstaat (Nederland) moet kunnen effectueren indien dat niet voldoende mogelijk is in woonstaat omdat eiser in woonstaat geen belastbaar inkomen van betekenis geniet. Beroep echter ongegrond want eiser voldoet niet aan bewijslast.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 13/10594 en SGR 13/10595

(gemachtigde: mr. S.A.J. Deckers FB),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor Gorinchem, verweerder.

Procesverloop

Met dagtekening 28 oktober 2011 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2008 een definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.453.

Met dagtekening 8 december 2011 heeft eiser bezwaar gemaakt hiertegen.

Met dagtekening 27 juni 2012 heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2009 een definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 89.805.

Met dagtekening 6 juli 2012 heeft eiser bezwaar gemaakt hiertegen.

Bij uitspraak op bezwaar van 20 november 2013 heeft verweerder de hiervoor genoemde bezwaren ongegrond verklaard.

Eiser heeft op 24 december 2013 beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2014 te Den Haag.

Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde mr. S.A.J. Deckers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A] en mr. [B] .

Overwegingen

Feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast voor de periode 2001 tot en met 2009.1. Eiser is buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Eiser en zijn echtgenote hebben een zoon geboren in 1994.

2. Vanaf 5 oktober 2001 was eiser enig aandeelhouder en enig werknemer van [bedrijfsnaam] BV (de BV). Van 2002 tot en met 2009 ontving eiser salaris van de BV.

3. Op 24 december 2001 hebben eiser en zijn echtgenote, ieder voor de onverdeelde helft, de woning aan de [adres] [nummer] te [plaats] in eigendom verkregen (de woning). De aankoop en de verbouwing van de woning is gefinancierd met een hypotheek.

4. De woning staat het gehele jaar ter beschikking van eiser en zijn echtgenote.

5. Sinds 21 maart 2002 is eiser samen met zijn echtgenote ook eigenaar van een woning in het Verenigd Koninkrijk (het VK). De woning in het VK is gefinancierd met een hypotheek aldaar. De echtgenote en de zoon van eiser wonen sinds maart 2002 in de woning in het VK en eiser verblijft jaarlijks twee tot drie maanden in het VK. Eiser heeft zijn ziektekostenverzekering en zijn doorlopende reisverzekering afgesloten in het VK. Sinds maart 2002 is Harmony Education Consultants Ltd. gevestigd op het adres van de woning in het VK.

6. Sinds 10 april 2002 staat eiser ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres van de woning.

7. Eiser verblijft negen tot tien maanden per jaar regelmatig in de woning. Eiser is lid van een sportschool in Rotterdam, heeft een huisarts en tandarts alsmede een deel van zijn sociale leven in Nederland.

8. In 2008 en 2009 betaalde eiser hypotheekrente in verband met de onder rechtsoverweging 3 genoemde financiering van de woning. De hypotheekrente bedroeg jaarlijks € 11.348.

9. Op 6 oktober 2009 respectievelijk 6 juli 2010 heeft de (toenmalige) gemachtigde van eiser de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008 respectievelijk 2009 voor buitenlands belastingplichtigen ingediend (hierna gezamenlijk aan te duiden als: de aangiften). Eiser heeft in de aangiften het in rechtsoverweging 2 genoemde inkomen en een bedrag van € 9.990 als negatieve inkomsten uit eigen woning opgenomen. Het vakje ‘keuze voor binnenlandse belastingplicht J’ is daarbij niet aangevinkt.

10. Verweerder heeft aan eiser de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008 en 2009 opgelegd voor een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 75.453 respectievelijk € 89.805 (hierna gezamenlijk aan te duiden als: de aanslagen). Verweerder heeft daarbij geen aftrek toegekend voor de door eiser gevraagde negatieve inkomsten uit eigen woning.

Geschil 11. In geschil is of eiser in 2008 en 2009 negatieve inkomsten uit eigen woning ten bedrage van € 9.990 ten laste kan brengen van het inkomen uit werk en woning. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, dan is vervolgens in geschil of eiser ter zake van de woning in het VK recht heeft op aftrek van de negatieve inkomsten eigen woning. Voorts is

in geschil of eiser de volledige door hem gestelde negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking kan nemen of slechts 50% daarvan.

12. Eiser neemt het standpunt in dat de woning dient te worden aangemerkt als eigen woning en dat de negatieve inkomsten uit de eigen woning ten bedrage van € 9.990 in mindering dienen te komen op het inkomen. Eiser doet daarbij een beroep op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 16 oktober 2008, C-527/06, BNB 2009/50, Jur. 2008, blz. I-7735 (het Renneberg-arrest). Eiser stelt dat hij geen ander inkomen heeft dan vermeld in de aangiften en dan genoemd in rechtsoverweging 2. Voorts neemt eiser het standpunt in dat voor 2008 voor de woning in het VK een bedrag van € 2.441, en in 2009 een bedrag van € 1.429 - zijnde 50% van de hypotheekrente minus 50% van het eigen woning forfait - als negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking moeten worden genomen. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen.

13. Verweerder stelt dat het inkomen van eiser genoemd onder rechtsoverweging 2 niet tenminste 90% van zijn wereldinkomen vormt. Voor zover eiser negatieve inkomsten uit eigen woning in aanmerking kan nemen, neemt verweerder het standpunt in dat eiser dat alleen kan voor de woning in het VK. Verweerder concludeert tot verwerping van de beroepen.

Beoordeling van het geschil

14. Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet (meer) in geschil is dat eiser voor de toepassing van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk 1980 inwoner is van het VK en dat eiser conform de aangiften genoemd in rechtsoverweging 9 als buitenlands belastingplichtige wordt aangemerkt. De rechtbank zal zich hierbij aansluiten.

Renneberg en Schumacker

15. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 13 december 2013, het volgende overwogen.

“3.5.1. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie voor de toepassing van artikel 39 EG de situatie van een niet-ingezetene verschilt van die van een ingezetene, aangezien in de regel het belangrijkste deel van het inkomen is geconcentreerd in de woonstaat van een belastingplichtige en deze staat het beste rekening kan houden met de persoonlijke en gezinssituatie van de betrokkene. Dit is echter anders indien de belastingplichtige zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel verwerft in de werkstaat, en de woonstaat vanwege onvoldoende belastinggrondslag geen rekening kan houden met de persoonlijke en gezinssituatie. In die gevallen dient de werkstaat deze omstandigheden in aanmerking te nemen. Daartoe behoort ook de aftrek van negatieve inkomsten uit een eigen woning, aangezien ook daarbij sprake is van belastingvoordelen die verband houden met de fiscale draagkracht van de belastingplichtige (zie de punten 63 tot en met 68 van het arrest Renneberg).”

Het Hof van Justitie had in het Renneberg-arrest het volgende overwogen. “-83. Bijgevolg verzet artikel 39 EG zich ertegen dat in een situatie van een niet-ingezeten belastingplichtige als Renneberg, die zijn belastbaar inkomen volledig of nagenoeg volledig in een lidstaat verwerft, de belastingadministratie van deze lidstaat weigert de negatieve inkomsten uit een in een andere lidstaat gelegen onroerend goed in aftrek te brengen.

-84. Gelet op het voorgaande moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 39 EG aldus dient te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als die aan de orde in het hoofdgeding, volgens welke een gemeenschapsburger die niet-ingezetene is van de lidstaat waarin hij inkomsten verwerft die zijn volledige of nagenoeg zijn volledige belastbare inkomen vormen, in deze lidstaat voor de vaststelling van de grondslag van de belastingheffing over dat inkomen negatieve inkomsten uit een in een andere lidstaat gelegen woning waarvan hij eigenaar is, niet in aftrek kan brengen, terwijl een ingezetene van eerstgenoemde lidstaat dergelijke negatieve inkomsten voor de vaststelling van de grondslag voor de belastingheffing over zijn inkomen wel in aftrek kan brengen.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder dient toe te staan dat eiser negatieve inkomsten uit eigen woning in mindering brengt op het inkomen, indien hij zijn belastbaar inkomen volledig of nagenoeg volledig in Nederland zelf, en niet in een andere lidstaat verwerft. Dat de eigen woning in het geval van eiser dan zou zijn gelegen in Nederland zelf, en niet in een andere lidstaat, maakt dit in tegenstelling tot wat verweerder stelt niet anders. Uit de hiervoor genoemde jurisprudentie kan worden afgeleid dat de achterliggende bedoeling namelijk is dat eiser zijn persoonlijke aftrekposten in de werkstaat, in dit geval Nederland, moet kunnen effectueren indien dat niet voldoende mogelijk is in de woonstaat, in dit geval het VK, doordat eiser in het VK geen belastbaar inkomen van betekenis geniet.

Belastbaar inkomen volledig of nagenoeg volledig in Nederland 16. Ten aanzien van de in Nederland verlangde aftrek voor de negatieve inkomsten uit eigen woning rust de bewijslast echter op eiser (zie de conclusie van Advocaat-Generaal mr. Niessen van 6 maart 2013, V-N 2013/21.9, ECLI:NL:HR:2013:BZ6237, rechtsoverwegingen 7.9 en 7.16). Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aan de op hem rustende bewijsplicht voldaan. De enkele verklaring van eiser dat hij in de jaren 2008 en 2009 geen inkomen heeft genoten acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat eiser van 12 december 1996 tot en met 8 februari 2010 General Manager was van de in het VK gevestigde Harmony Education Consultants Limited. De rechtbank acht het om die reden ook niet aannemelijk dat eiser helemaal geen inkomen heeft genoten in het VK. De beroepen dienen dus ongegrond te worden verklaard.

Negatieve inkomsten uit eigen woning 17. Nu de rechtbank heeft besloten dat de beroepen van eiser reeds op grond van het voorgaande ongegrond dienen te worden verklaard, behoeft het geschil over de kwalificatie van de woning als eigen woning in de zin van artikel 3.111, van de IB, geen behandeling.

Proceskosten

18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Dursun-Smid, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

13 augustus 2014.

de rechter is verhinderd

de uitspraak te ondertekenen

griffier

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel