Home

Rechtbank Den Haag, 20-05-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6145, AWB-13_10151

Rechtbank Den Haag, 20-05-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6145, AWB-13_10151

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Met dagtekening 7 maart 2013 geeft verweerder eiser een informatiebeschikking die betrekking heeft op de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2012 en de aangiften inkomstenbelasting (IB) over de jaren 2009, 2010 en 2011. De aanslagen IB en Zorgverzekeringswet (Zvw) voor de jaren 2009 en 2010 zijn dan al opgelegd en daartegen loopt nog een bezwaarprocedure. Op die bezwaren doet verweerder op 10 mei 2013 uitspraak. De aanslag IB voor 2011 wordt opgelegd met dagtekening 10 januari 2014. In geschil is de rechtmatigheid van de informatiebeschikking.

De rechtbank oordeelt dat de informatiebeschikking, voor zover die betrekking heeft op de IB en de Zvw voor 2009 en 2010 moet worden geacht te zijn gegeven voor de ophanden zijnde uitspraken op bezwaar en de informatiebeschikking met het doen van die uitspraken op bezwaar van rechtswege is komen te vervallen. In zoverre is het beroep daarom niet ontvankelijk. Voor zover de informatiebeschikking betrekking heeft op de IB voor 2011 oordeelt de rechtbank dat de beschikking met het opleggen van die aanslag van rechtswege is komen te vervallen en het beroep ook in zoverre niet-ontvankelijk is. Voor zover de informatiebeschikking betrekking heeft op de omzetbelasting oordeelt de rechtbank op feitelijke gronden dat eiser niet aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan en de informatiebeschikking daarom terecht is gegeven, en dat zich geen omstandigheid heeft voorgedaan op grond waarvan de informatiebeschikking van rechtswege zou zijn komen te vervallen. In zoverre is het beroep daarom ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 13/10151

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2014 in de zaak tussen

[X] , wonende te [Z], eiser(gemachtigde: [A]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 7 november 2013 op het bezwaar van eiser tegen de hem gegeven informatiebeschikking, genomen op de voet van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 mei 2014.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [B], [C] en [D]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 april 2014 aan de gemachtigde op het adres [adres] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 10 april 2014 aan de gemachtigde op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep, voor zover het is gericht tegen de informatiebeschikking, voor zover die is gegeven met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet voor de jaren 2009, 2010 en 2011, niet-ontvankelijk;

-

verklaart het beroep, voor zover het is gericht tegen de informatiebeschikking, voor zover die is gegeven met betrekking tot de heffing van omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2012, ongegrond;

-

stelt de termijn waarbinnen eiseres alsnog de in de brief van 13 februari 2012 gestelde vragen kan beantwoorden vast op vier weken, gerekend vanaf de dag dat deze uitspraak is verzonden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 487;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

Rechtsmiddel