Rechtbank Den Haag, 24-07-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:9666, AWB-13_9066
Rechtbank Den Haag, 24-07-2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:9666, AWB-13_9066
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 24 juli 2014
- Datum publicatie
- 8 augustus 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2014:9666
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2015:2770, Overig
- Zaaknummer
- AWB-13_9066
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft ten onrechte aan eiseres een informatiebeschikking gegeven. Verweerder heeft aan eiseres vragen gesteld over een coderekening bij de KB Lux. Eiseres heeft aangegeven dat zij in het jaar 2009 geen buitenlandse rekening heeft aangehouden. Hetgeen verweerder heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de conclusie dat eiseres met haar antwoord onjuiste dan wel onvolledige informatie heeft verstrekt. Bovendien ziet de rechtbank in het onderhavige geval geen aanleiding om van het eerdere oordeel van het gerechtshof betreffende een KB Lux procedure van de (overleden) echtgenoot van eiseres af te wijken, aangezien geen nieuwe feiten en gegevens naar voren zijn gekomen dieniets reeds in de procedure van de echtgenoot bij het hof bekend waren. Het hof heeft in die zaak geoordeeld dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een adequate identificatie en dat niet is uitgesloten dat de KB Lux rekening aan een vennootschap is verbonden,
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/9066
(gemachtigde: [A]),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 5 september 2013 ten aanzien van eiseres met betrekking tot het jaar 2009 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) vastgesteld.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2013 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2014. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [B].
Overwegingen
Feiten
Verweerder heeft renseignementen ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (KB Lux). Het betreft de volgende renseignementen:
a. de bij brief van 27 oktober 2000 door de Belgische autoriteiten op basis van de Richtlijn 77/799/EEG in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen verstrekte gegevens (renseignementen A). De renseignementen A vermelden onder meer een rekening met nummer [rekeningnummer] met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) BEF 20.659.109 (één termijndeposito van BEF 20.662.137 (€ 508.693) en een zichtrekening van BEF - 3.028) ten name van [C];
b. de – in aanvulling op de renseignementen A – bij brief van 21 februari 2003 door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens betreffende zogenoemde “[C]”-coderekeningen bij de KB Lux (renseignementen B). Op de renseignementen B staat onder meer, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
"TRANSACTION INTPSI CLE DE RECHERCHE [rekeningnummer] 21/06/1993
(…)
INTITULE [C] (…)
TRANSACTION INTTTU CLE DE RECHERCHE [rekeningnummer] 21/06/1993
(…)
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------TITULAIRE------------------------
INTITULE [C]
NOMBRE DE TIT. 01
NO TITULAIRE 01 POUVOIR TIT. TIT. PART ENTIERE NUMERO PERSONNE [nummer]
NOM MONSIEUR [Y]
PRENOMS [voornaam Y]
ADRESSE DOMICILE
(…) [straat] NO [huisnummer] (…)
(…) [postcode] AN LOCALITE [plaats]
(…) 040 PAYS-BAS
NO TELEPHONE [telefoonnummer]
NATIONALITE 040 PAYS-BAS DATE DE NAISSANCE [datum]1935
PROFESSION 41 E. PRIVEE DIRECTION
(…) OUVERTURE: 10-05-90 MODIFICATION: 10-05-90.”.
Verweerder heeft de (overleden) echtgenoot van eiseres, [Y] (de echtgenoot), geboren op [datum] 1935 en overleden op [datum] 2012, als houder van de onder 1.a. genoemde rekening geïdentificeerd en hem hierover voor het eerst in december 2003 aangeschreven. De echtgenoot heeft steeds ontkend een rekening bij de KB Lux te hebben gehad.
De echtgenoot was tot zijn overlijden directeur en enig aandeelhouder in [Y] B.V. (de vennootschap). Eiseres is sinds het overlijden van de echtgenoot directeur en enig aandeelhouder in de vennootschap. De vennootschap en de echtgenoot stonden op 10 mei 1990 op hetzelfde adres, [straat] [huisnummer] te [plaats], ingeschreven. Op de renseignementen B, zoals hiervoor onder 1.b. is opgenomen, staat het telefoonnummer van de vennootschap vermeld.
Eiseres heeft in haar aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2009 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een KB Lux rekening.
Bij brief van 4 april 2013 heeft verweerder eiseres verzocht om alle gegevens betreffende de KB Lux rekening van haar overleden echtgenoot met nummer [rekeningnummer] te overleggen. Nadat een reactie van de zijde van eiseres was uitgebleven, heeft verweerder bij brief van 25 juni 2013 eiseres verzocht om de op de formulieren “Verklaring In het buitenland aangehouden bankrekening(en) en “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” gestelde vragen te beantwoorden en daarbij de gevraagde afschriften over de periode 31 december 2000 tot en met 31 december 2010 te verstrekken. In die formulieren wordt van eiseres gevraagd om aan te geven van welke in het buitenland aangehouden bankrekeningen zij rekeninghouder is geweest en daarbij gegevens te verstrekken over de data van opening en opheffing van de rekeningen, de data van stortingen en/of overmakingen, de wijze van opnamen en/of overboekingen, de hoogte van de stortingen, overmakingen, opnamen en overboekingen, de herkomst van de stortingen en/of overmakingen en het bestedingsdoel van de opnamen of overboekingen.
Bij brief van 7 augustus 2013 heeft de gemachtigde aangegeven dat eiseres over de onderhavige jaren, waarover verweerder informatie wenst, geen buitenlandse bankrekening heeft aangehouden. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld, waarbij hij, onder verwijzing naar de vragenbrieven van 4 april 2013 en 25 juni 2013, heeft verzocht om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken.
Geschil
In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft vastgesteld.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de informatiebeschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Awr is een ieder verplicht desgevraagd aan verweerder de gegevens en inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen. Indien met betrekking tot een – voor zover hier van belang – op te leggen navorderingsaanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 van de Awr, kan verweerder dit op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (de informatiebeschikking).
De rechtbank stelt voorop dat in het onderhavige geval voor de beoordeling of de vastgestelde informatiebeschikking rechtmatig is, van belang is of eiseres, met hetgeen zij aan informatie heeft verstrekt, heeft voldaan aan de op haar rustende informatieverplichting van artikel 47 van de Awr. Verweerder neemt het standpunt in dat dit niet het geval is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat op verweerder de last rust om dit aannemelijk te maken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat haar brief van 7 augustus 2013 betrekking heeft op het jaar 2009. Aldus heeft eiseres met haar brief van 7 augustus 2013 de vragenbrief van verweerder van 25 juni 2013 voor het jaar 2009 beantwoord en heeft zij informatie voor dat jaar verstrekt. Met betrekking tot de juistheid en volledigheid van de door eiseres verstrekte informatie overweegt de rechtbank als volgt. Hetgeen verweerder op dit punt heeft aangevoerd, is onvoldoende voor de conclusie dat eiseres met haar in de brief van 7 augustus 2013 gegeven antwoord onjuiste dan wel onvolledige informatie aan verweerder heeft verstrekt. Bovendien heeft het gerechtshof ’s-Gravenhage in haar uitspraak van 3 februari 2012, nr. BK-04/02528, ECLI:NL:GHSGR:2012:626, betreffende een KB Lux procedure van de echtgenoot, geoordeeld dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een adequate identificatie en dat niet is uitgesloten dat de onder 1.a. genoemde KB Lux rekening aan de vennootschap is verbonden. De Hoge Raad heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep in cassatie bij arrest van 12 april 2013, nr. 12/01607, ECLI:NL:HR:2013:BZ6816, met toepassing van artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, ongegrond verklaard. De rechtbank ziet thans geen aanleiding om van het eerdere oordeel van het gerechtshof af te wijken, nu uit het door verweerder in deze procedure ingebrachte proces-verbaal van ambtshandeling van 25 maart 2013, waarin is opgenomen dat de echtgenoot op 10 mei 1990 op het adres [straat] [huisnummer] te [plaats] stond ingeschreven, geen nieuwe feiten en gegevens naar voren zijn gekomen die niet reeds in voormelde procedure van de echtgenoot bij het gerechtshof bekend waren. Daarnaast brengt ook de stelling van verweerder, dat in het geval de vennootschap rekeninghouder is (geweest) van de onder 1.a. genoemde rekening de echtgenoot en eiseres middels hun aandeelhouderschap over het geld van de vennootschap hebben kunnen beschikken, nog niet mee dat de echtgenoot en eiseres als (mede-)rechthebbenden van die rekening dienen te worden aangemerkt en dat eiseres de aan haar gestelde vragen van verweerder onjuist heeft beantwoord.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is van schending van de informatieverplichting dus geen sprake. De informatiebeschikking is dan ook ten onrechte ten aanzien van eiseres vastgesteld, zodat het beroep gegrond dient te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.217 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de informatiebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.217;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, voorzitter, en mr. E.I. Batelaan-Boomsma en mr. J.W. van den Berge, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2014.
r