Home

Rechtbank Den Haag, 17-11-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:16181, AWB - 15 _ 1732

Rechtbank Den Haag, 17-11-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:16181, AWB - 15 _ 1732

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
17 november 2015
Datum publicatie
4 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:16181
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1732
Relevante informatie
Art. 8 Wet Vpb 1969

Inhoudsindicatie

X (de bestuurder) was in het onderhavige jaar enig aandeelhouder, bestuurder en in loondienst van Y BV. X en Y BV hebben een overeenkomst van geldlening gesloten.

In haar aangifte heeft Y BV in verband daarmee een bedrag ten laste van haar winst gebracht wegens afwaardering van de vordering. De inspecteur heeft dit bij de aanslagregeling gecorrigeerd. In geschil is of de correctie terecht is aangebracht. Naar het oordeel van rechtbank Den Haag is de correctie terecht aangebracht. De renteloosheid van de lening maakt onderdeel uit van het arbeidsvoorwaardenpakket van X. Tegenover het niet hoeven betalen van rente door X staan de arbeidsprestaties van X voor Y BV. X is geen rente verschuldigd zolang er een actieve arbeidsverhouding bestaat tussen X en Y BV. X en Y BV zijn in plaats van een geldelijke vergoeding derhalve een andere – zakelijke - tegenprestatie voor het verstrekken van de lening overeengekomen. Gelet hierop heeft Y BV ten onrechte een verlies in verband met de vordering in aanmerking genomen. Het beroep is ongegrond. Ook bestaat geen recht op schadevergoeding.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 15/1732

(gemachtigde: mr. [bestuuder eiseres] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [vestigingsplaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van [bedrag] . Tegelijkertijd heeft verweerder bij beschikking € 598 aan heffingsrente in rekening gebracht en – impliciet – het verlies voor dat jaar vastgesteld op nihil.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag, de in rekening gebrachte heffingsrente en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2015.

Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [persoon] , [persoon] en [persoon] .

Overwegingen

Feiten

1. [bestuuder eiseres] (de bestuurder) was in het onderhavige jaar enig aandeelhouder, bestuurder en in loondienst van eiseres. Eiseres en de bestuurder hebben op 4 januari 2010 een overeenkomst van geldlening gesloten waarin eiseres en de bestuurder zijn aangeduid als respectievelijk ‘schuldeiser’ en ‘schuldenaar’, en waarin onder meer het volgende staat vermeld:

zijn overeengekomen als volgt:

Artikel 1

De schuldenaar is wegens ter leen ontvangen gelden aan de schuldeiser een bedrag verschuldigd van € 150.000, zulks onder de hierna overeen te komen voorwaarden en bedingen. Voornoemd bedrag geldt als maximum van de overeengekomen lening. Zolang door de schuldenaar bij schuldeiser een lager bedrag is opgenomen dan € 150.000, geldt dat lagere bedrag als de hoofdsom van de lening. Thans wordt hiervan € 100.000 opgenomen.

Artikel 2

De schuldenaar is aan de schuldeiser over het ter leen verstrekte bedrag geen rente verschuldigd zolang er een actieve arbeidsverhouding is tussen schuldenaar en schuldeiser. Nadien treden schuldenaar en schuldeiser in overleg omtrent een verschuldigde rente.”

2. Op 27 december 2011 hebben eiseres en de bestuurder een aanvullende overeenkomst van geldlening gesloten waarin onder meer het volgende staat vermeld:

Overwegende:

Dat de schuldenaar blijkens een op 4 januari 2010 ondertekende akte een rentedragende schuld heeft aan [de dochtervennootschap eiseres] ten bedrage van € 200.000.

(…)

Dat schuldenaar deze rentedragende schuld wenst af te lossen en te herfinancieren bij schuldenaar.

Zijn overeengekomen als volgt:

Schuldeiser verstrekt een aanvullende financiering ad € 200.000 onder gelijke voorwaarden als opgenomen in de overeenkomst van geldlening d.d. 4 januari 2010.

Dat hiermee tevens de resterende kredietruimte ad € 50.000 (als bedoeld in artikel 1 van voornoemde overeenkomst van geldlening is benut).

Dat vanaf 31 december 2011 de totale renteloze lening € 300.000 bedraagt.”

3. Eiseres heeft de vordering in verband met de in 2 hiervoor vermelde lening van nominaal € 300.000 (de lening) op de eindbalans gewaardeerd op [bedrag] . In haar aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 heeft eiseres in verband daarmee een bedrag van [bedrag] ten laste van haar winst gebracht waardoor het fiscale resultaat van eiseres uitkomt op een verlies van [bedrag] . Verweerder heeft de afwaardering van de vordering gecorrigeerd bij de aanslagregeling.

Geschil 4. In geschil is of de correctie van [bedrag] ( de correctie) terecht is aangebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat de lening onderdeel uitmaakt van het arbeidsvoorwaardenpakket van de bestuurder en dat de renteloosheid ervan voortduurt zolang er sprake is van een actieve arbeidsverhouding tussen eiser en de bestuurder.

Tussen partijen is evenmin in geschil dat de lening zakelijk is.

5. Eiseres neemt het standpunt in dat op grond van goed koopmansgebruik (het voorzichtigheidsbeginsel) de vordering te zake van de lening op de contante waarde, volgens eiseres [bedrag] , gewaardeerd moet worden. Eiseres concludeert tot vermindering van de aanslag overeenkomstig de aangifte.

6. Verweerder heeft het standpunt van eiseres gemotiveerd betwist.

Beoordeling van het geschil

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de correctie terecht aangebracht. De renteloosheid van de lening maakt onderdeel uit van het arbeidsvoorwaardenpakket van de bestuurder. Tegenover het niet hoeven betalen van rente door de bestuurder staan de arbeidsprestaties van diezelfde bestuurder voor eiseres. De bestuurder is geen rente verschuldigd zolang er een actieve arbeidsverhouding bestaat tussen bestuurder en eiseres. Eiseres en haar bestuurder zijn in plaats van een geldelijke vergoeding derhalve een andere – zakelijke - tegenprestatie voor het verstrekken van de lening overeengekomen. Gelet hierop heeft eiseres ten onrechte een verlies in verband met de vordering in aanmerking genomen.

8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.

Proceskosten

9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Schadevergoeding

10. Wat betreft het verzoek van eiseres om vergoeding van door eiseres gemiste rente oordeelt de rechtbank als volgt. Omdat het beroep ongegrond is, lijdt eiseres geen renteschade wegens het (te) laat kunnen compenseren van het verlies over het jaar 2011. De rechtbank wijst het verzoek derhalve af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, voorzitter, en mr.dr. N. Djebali en mr. S.E. Faber, leden, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2015.

Rechtsmiddel