Home

Rechtbank Den Haag, 17-04-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:4739, AWB - 14 _ 10749

Rechtbank Den Haag, 17-04-2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:4739, AWB - 14 _ 10749

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
17 april 2015
Datum publicatie
13 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2015:4739
Zaaknummer
AWB - 14 _ 10749

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft een verklaring arbeidsrelatie loon uit dienstbetrekking gegeven. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegen gebrek aan beland bij de procedure.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 14/10749

(gemachtigde: mr. M.N.M. van der Zande),

en

[plaats] , verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2014 een verklaring arbeidsrelatie (VAR) loon uit dienstbetrekking gegeven.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2015.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers].

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres verricht thuiszorgwerkzaamheden bij hulpbehoevenden en staat als zodanig ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

2. Op 2 november 2013 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend om afgifte van een VAR-Winst uit onderneming (VAR-WUO) voor het jaar 2014. Op deze aanvraag omschrijft zij haar werkzaamheden als volgt: ‘gediplomeerde ziekenverzorgende werkzaam in de thuiszorg’.

3. Op de aanvraag onder 2 heeft verweerder met dagtekening 28 januari 2014 de in geding zijnde VAR-loon uit dienstbetrekking gegeven.

Geschil 4. In geschil is of het beroep ontvankelijk is en zo ja, of verweerder terecht een VAR-loon uit dienstbetrekking heeft gegeven voor de werkzaamheden die eiseres verricht via (bemiddeling van) [naam 1] en [naam 2].

5. Eiseres stelt dat zij een belang heeft bij het beroep. Voorts stelt zij dat zij haar werkzaamheden als zelfstandig ondernemer heeft verricht en aldus in aanmerking komt voor een VAR-WUO. Zij beroept zich hierbij op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:7283). Verder stelt eiseres dat zij werkzaam is op basis van een overeenkomst van opdracht bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot het geven van een VAR-WUO.

6. Verweerder weerspreekt dat eiseres een belang heeft bij deze procedure en weerspreekt verder dat eiseres haar werkzaamheden verricht als zelfstandig ondernemer. Voor geval eiseres geen belang heeft concludeert verweerder – althans zo begrijpt de rechtbank – tot niet-ontvankelijk verklaring van het beroep. Zo daarvan geen sprake is, concludeert verweerder tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid van het beroep

7. Voordat de rechtbank over kan gaan tot de inhoudelijke behandeling van het beroep dient zij te beoordelen of eiseres een procesbelang heeft bij deze procedure in verband met de ontvankelijkheid van haar beroep. Eiseres heeft aangevoerd dat zij belang heeft bij het beroep vanwege de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2014. Verder merkt eiseres op dat zij een belang heeft bij deze procedure aangezien ten onrechte loonbelasting is ingehouden. Ook overweegt zij een schadevergoeding te vragen in verband met gederfde inkomsten.

8. De rechtbank verwerpt de standpunten van eiseres. De rechtbank stelt vast dat een VAR gericht is op het geven van rechtszekerheid vooraf. Een VAR heeft betrekking op een afgerond jaar, in dit geval 2014 en is niet automatisch van toepassing op het jaar 2015. Nu het jaar waarop de gegeven VAR betrekking heeft inmiddels is verstreken, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij deze procedure. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van eiseres dat ten onrechte loonbelasting is ingehouden, nu die loonbelasting een voorheffing vormt op de inkomstenbelasting en naar verweerder ook heeft verklaard, deze zal kunnen worden verrekend met de door eiseres verschuldigde inkomstenbelasting. De rechtbank is van oordeel dat daarom ook in de loonheffing geen belang schuilt voor eiseres. Dat eiseres overweegt in de toekomst alsnog een schadevergoeding te vragen brengt evenmin mee dat eiseres thans belang heeft bij deze procedure; zij heeft immers geen verzoek gedaan tot schadevergoeding.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk.

Proceskosten

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel