Rechtbank Den Haag, 22-08-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:10132, AWB - 18 _ 1083
Rechtbank Den Haag, 22-08-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:10132, AWB - 18 _ 1083
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2018
- Datum publicatie
- 7 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:10132
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 1083
Inhoudsindicatie
Bekendmaking enkel via Berichtebox is onvoldoende.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/1083
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van
€ 369. Daarnaast heeft verweerder een bedrag van € 64 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 19 januari 2018 het bezwaar tegen de aanslag en de boetebeschikking niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft dit bezwaar als een verzoek om ambtshalve herziening aangemerkt en is daarbij gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoetgekomen. De boetebeschikking is in stand gelaten.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft desgevraagd zijn standpunt over de ontvankelijkheid van het bezwaar kenbaar gemaakt.
Eiser heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2018.
Eiser is ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.C. van der Wel en [persoon X].
Overwegingen
Feiten
1. In het systeem van de Belastingdienst staat gedurende de periode 16 december 2008 tot 28 november 2017 het adres [adres 1] te [plaats] het verplicht toezendadres van eiser.
2. Bij brief van 31 mei 2016, ontvangen door verweerder op 2 juni 2016, heeft eiser een adreswijziging doorgegeven, zijnde [adres 2] te [plaats]. Dit heeft evenwel niet geleid tot een aanpassing van de gegevens in het systeem van verweerder.
3. Bij brief van 30 september 2016 heeft verweerder eiser uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV voor het jaar 2015. Die brief is gestuurd naar het adres [adres 1], eisers oude adres.
4. Na het uitblijven van een reactie heeft verweerder met dagtekening 19 juli 2017 aan eiser de ambtshalve aanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 369 en is een bedrag van € 64 aan heffingsrente in rekening gebracht. Ook deze aanslag is gestuurd aan het adres [adres 1]. De aanslag is bovendien op 6 juli 2017 in eisers Berichtenbox op MijnOverheid geplaatst.
5. Op 15 november 2017 heeft de ontvanger in verband met het onbetaald blijven van de aanslag IB/PVV 2015, een dwangbevel uitgevaardigd. Deze is gestuurd aan het adres [adres 2].
6. Eiser heeft tegen het dwangbevel bezwaar gemaakt en op 14 december 2017 de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend. Verweerder heeft deze aangifte als bezwaar tegen de aanslag IB/PVV aangemerkt.
7. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar aanleiding gezien ambtshalve gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoet te komen. De boete is in stand gebleven.