Rechtbank Den Haag, 11-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:1318, AWB - 17 _ 5545
Rechtbank Den Haag, 11-01-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:1318, AWB - 17 _ 5545
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 11 januari 2018
- Datum publicatie
- 16 oktober 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:1318
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2018:3777, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 5545
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting, omzet berekenen
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 17/3832, SGR 17/5545, SGR 17/5546, SGR 17/5547 en SGR 17/5548
(gemachtigde: W.D. Roos),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres over de jaren 2010 tot en met 2014 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en navorderingsaanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd. Daarbij is tevens heffingsrente (2011) respectievelijk belastingrente (2012 tot en met 2014) aan eiseres in rekening gebracht. Voor het jaar 2010 is geen heffingsrente in rekening gebracht nu het bedrag van de navorderingsaanslag over dat jaar als gevolg van verrekening van de heffingskortingen op nihil uitkomt.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 24 april 2017 en 26 april 2017 de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffings- respectievelijk belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .
Eiseres heeft na sluiting van het onderzoek een nader stuk ingediend. Het betreft het stuk dat eiseres ook ter zitting had willen overleggen maar dat de rechtbank heeft geweigerd omdat het stuk tardief is (zie hierna onder 14). De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het onderzoek te heropenen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres exploiteert een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam “ [eenmanszaak] ”. De activiteiten van de onderneming bestaan uit het verkopen van bloemen en planten op diverse markten in België en, vanaf mei 2013, ook aan supermarkten in België. De feitelijke verkoop wordt verzorgd door de echtgenoot van eiseres (de echtgenoot).
2. In 2014 is bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld. Het onderzoek is aangevangen op 10 oktober 2014. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2010 tot en met 2014 en van de aangiften omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014.
3. De controleambtenaar heeft in het kader van het boekenonderzoek theoretische omzetberekeningen gemaakt voor de voormelde jaren. Hij is daarbij uitgegaan van de inkopen volgens jaaroverzichten van de veiling en de verklaring van de echtgenoot over de door hem gehanteerde verkoopprijzen. Volgens de aldus berekende theoretische omzetten voor de jaren 2010 tot en met 2014 zou eiseres in die jaren meer omzet hebben gehad dan in de aangiften is vermeld. Daarnaast heeft de controleambtenaar voor de jaren 2010 tot en met 2014 een privé-vermogensvergelijking gemaakt. Deze resulteren in een bruto-privé van € 2.037 voor 2010, € 8.877 voor 2011, € 4.572 voor 2012, € 11.004 voor 2013 en € 17.207 voor 2014.
4. De bevindingen uit het boekenonderzoek zijn neergelegd in een controlerapport van
2 juni 2016, waarvan een kopie tot de gedingstukken behoort.
5. Op 15 april 2015 heeft verweerder aan eiseres een informatiebeschikking gegeven wegens het niet of niet geheel voldoen aan informatieverzoeken van verweerder. Eiseres heeft hiertegen bij brief van 1 mei 2015 bezwaar gemaakt.
6. Op 12 mei 2015 is een herziene informatiebeschikking aan eiseres gegeven met betrekking tot de onder 2. genoemde belastingmiddelen en jaren/tijdvak wegens het niet of niet geheel voldoen aan de informatieverzoeken.
7. Het bezwaar tegen de informatiebeschikking van 15 april 2015 is opgevat als zijnde gericht tegen de herziene informatiebeschikking en bij uitspraak op bezwaar van 9 juli 2015 is het bezwaar afgewezen.
8. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar van 9 juli 2015 beroep ingesteld. Bij uitspraak van de rechtbank van 6 november 2015 is het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van het verschuldigde griffierecht. De informatiebeschikking staat derhalve onherroepelijk vast.
9. Op basis van de uitkomsten van het boekenonderzoek zijn aan eiseres de onderhavige navorderingsaanslagen en beschikkingen heffings- respectievelijk belastingrente opgelegd.
Geschil 10. In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht aan eiseres zijn opgelegd en of terecht heffings- en belastingrente aan eiseres in rekening is gebracht. In het bijzonder spitst het geschil zich toe op de vraag of eiseres in de jaren 2010 tot en met 2014 meer inkomsten heeft genoten dan zij in de aangiften heeft vermeld.
11. Eiseres weerspreekt dat er meer inkomsten zijn geweest. Eiseres stelt dat verweerder door valse berekeningen met een doelbewust onjuiste toepassing van factoren hogere verkoopopbrengsten heeft geconstrueerd. De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bevestigen dit, aldus eiseres. Voorts heeft eiseres ter zitting gesteld dat zij uitgaven heeft bekostigd met geleend geld.
12. Verweerder stelt dat de navorderingsaanslagen terecht aan eiseres zijn opgelegd en dat deze niet te hoog zijn vastgesteld. Uit het, achteraf opgestelde, kasboek van eiseres blijkt dat er voor de jaren 2010 tot en met 2014 negatieve kassen zijn. Er moet in die jaren daarom meer omzet zijn geweest dan eiseres heeft verantwoord. Bovendien is er in 2010 een onaanvaardbaar en onverklaard laag bruto privé van € 2.037. Aangezien de kladkaspapieren niet bewaard zijn gebleven, kan de werkelijke omzet in die jaren niet worden vastgesteld. Het maken van een theoretische omzetberekening is dan een passende wijze om de omzet te berekenen.
Beoordeling van het geschil
13. Nu voor de onderhavige jaren/het onderhavige tijdvak sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking brengt het bepaalde in artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) mee dat de beroepen van eiseres ongegrond moeten worden verklaard, tenzij eiseres aantoont – dat wil zeggen, overtuigend bewijst – dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
14. Eiseres heeft in dit kader ter zitting een bewijsaanbod gedaan. Het betreft een cijfermatig overzicht met betrekking tot het bruto winst percentage. De rechtbank heeft dit bewijsaanbod evenwel afgewezen, omdat het tardief is. Eiseres wist reeds op grond van het controlerapport (d.d. 2 juni 2016) van welke winstpercentages verweerder uitgaat. In de vooraankondiging uitspraak op bezwaar d.d. 22 december 2016 is eiseres expliciet in de gelegenheid gesteld een inhoudelijke motivering met bewijsstukken te overleggen. Op 20 februari 2017 heeft vervolgens een hoorgesprek plaatsgevonden. Op geen van die momenten heeft eiseres haar standpunt cijfermatig onderbouwd. Ook in het beroepschrift heeft eiseres volstaan met enkele opmerkingen over de verkoopopbrengsten en de door verweerder gehanteerde factoren. Zij heeft naar het oordeel van de rechtbank voorafgaand aan de zitting voldoende gelegenheid gehad bewijsstukken over te leggen maar daarvan geen gebruik gemaakt. Nu verder gesteld noch gebleken is dat er bijzondere omstandigheden waren die maken dat eiseres het bewijsstuk niet reeds in een eerdere fase aan de gedingstukken heeft kunnen toevoegen, heeft de rechtbank het bewijsaanbod van eiseres afgewezen.
15. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres gesteld dat de echtgenoot met hetgeen hij tijdens het boekenonderzoek heeft verklaard over de factor iets anders heeft bedoeld. Verweerder rekent doelbewust met een onjuiste factor waardoor hij uitkomt op een brutowinstpercentage van zestig. Volgens de cijfers van het CBS kan het winstpercentage hooguit veertig tot vijfenveertig zijn. Eiseres heeft voorts ter zitting voor het eerst gesteld dat zij uitgaven heeft bekostigd met leningen.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hiermee niet overtuigend bewezen dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Eiseres heeft haar stelling over de verklaring van de echtgenoot en haar stelling over de leningen niet met enig bewijs onderbouwd. De cijfers van het CBS zijn naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende om aan te tonen dat er niet meer omzet is geweest nu die cijfers slechts gemiddelden betreffen en bovendien alleen betrekking hebben op verkoop van bloemen en planten in Nederland.
17. De rechtbank dient nog wel te beoordelen of de navorderingsaanslagen niet naar willekeur zijn opgelegd, maar berusten op een redelijke schatting. Verweerder is bij het opleggen van de navorderingsaanslagen uitgegaan van de theoretische omzetberekeningen zoals vermeld in het controlerapport. De controleambtenaar heeft voor deze omzetberekeningen gebruik gemaakt van in de administratie aangetroffen jaaroverzichten van de veiling waarop de door eiseres ingekochte goederen zijn vermeld. Voor 2010 was aanvankelijk geen jaaroverzicht aanwezig. De controleambtenaar heeft daarom de inkopen voor 2010 geschat. Uit het later door de veiling voor 2010 overgelegde jaaroverzicht is gebleken dat het werkelijke bedrag aan inkopen ruim € 3.000 hoger was. Met dit hogere bedrag is geen rekening gehouden. De controleambtenaar heeft aangenomen dat van deze inkopen tien percent niet wordt verkocht wegens bederf. Van de resterende inkopen heeft de controleambtenaar aangenomen dat deze voor tweeëneenhalf keer de inkoopprijs (markten) respectievelijk vier keer de inkoopprijs (supermarkten) worden verkocht. Dit is gebaseerd op de verklaring van de echtgenoot dat hij voor verkoop op markten een verkoopprijs hanteert van twee tot drie keer de inkoopprijs en voor levering aan supermarkten drie tot vijf keer de inkoopprijs. De controleambtenaar heeft hiervan het gemiddelde genomen. De rechtbank acht deze uitgangspunten bij de theoretische omzetberekeningen alleszins redelijk. Aldus berusten de navorderingsaanslagen op een redelijke schatting.
18. Tegen de beschikkingen heffings- respectievelijk belastingrente heeft eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat de rente zou zijn berekend in strijd met de wettelijke bepalingen of enige andere rechtsregel.
19. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
20. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.