Home

Rechtbank Den Haag, 09-04-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:4362, AWB - 17 _ 4095

Rechtbank Den Haag, 09-04-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:4362, AWB - 17 _ 4095

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
9 april 2018
Datum publicatie
3 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2018:4362
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4095

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag OB. Eiser begeleidt in de vorm van een eenmanszaak (minderjarige) artiesten. Bij een boekenonderzoek is geconstateerd dat een aantal facturen dubbel aanwezig was en dat voorts een aantal bonnen en facturen zag op privébestedingen. Verweerder heeft daarop over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag opgelegd. Eiser acht die onterecht, nu hij in onderhavige periode zesmaal is gecontroleerd, in die zin dat hij desgevraagd alle gevraagde bescheiden aan de belastingdienst heeft toegezonden, deze nadien heeft terugontvangen en vervolgens de geclaimde teruggaaf voorbelasting uitbetaald heeft gekregen. Eiser acht het oneerlijk jegens hem dat de eerder goedgekeurde bescheiden nu als onvoldoende worden bestempeld. De rechtbank overweegt dat de naheffingsaanslag in beginsel terecht en naar een juist bedrag aan eiser is opgelegd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat in de omstandigheden van dit geval voldoende grond is gelegen het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel te honoreren, in die zin dat de door verweerder over het eerste en tweede kwartaal van 2012 en het vierde kwartaal van 2015 verleende teruggaaf van voorbelasting in stand moet blijven. De naheffingsaanslag is in zoverre naar een te hoog bedrag aan eiser opgelegd. Voorts kan de verzuimboete niet in stand blijven omdat sprake is van avas. Daarbij is onder meer in aanmerking genomen dat eiser tegen zijn aanvankelijke bedoelingen in een onderneming is gestart. Voorts acht de rechtbank in dit verband van belang dat naar eiser onweersproken heeft gesteld van de zijde van de belastingdienst uitsluitend aan eiser is medegedeeld dat hij alleen - en ook niet meer dan dat - zijn bonnen moest nummeren en bewaren. Beroep gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 17/4095

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Gelijktijdig met de naheffingsaanslagen is bij beschikking een verzuimboete van 10% opgelegd en is heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 16 juni 2017 de naheffingsaanslag en de rentebeschikking verminderd en de boete gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 januari 2018.

Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.G. Kluivers-Boom en B.R. van Dijk.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser drijft in de onderhavige periode een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De feitelijke activiteiten bestaan uit het begeleiden van (minderjarige) artiesten.

2. Op 17 februari 2016 is verweerder begonnen met een boekenonderzoek bij eiser naar de aanvaardbaarheid van - voor zover hier van belang - de aangiften omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015. Van het onderzoek is met dagtekening 24 mei 2016 een controlerapport opgemaakt waarvan een kopie tot de gedingstukken behoort.

3. Naar aanleiding van de bevindingen bij het boekenonderzoek is met dagtekening 25 augustus 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 opgelegd ten bedrage van € 25.394. Verder is bij beschikking een verzuimboete van € 2.539 opgelegd en is in totaal een bedrag van € 2.276 heffings- dan wel belastingrente in rekening gebracht.

4. Naar aanleiding van hetgeen eiser in bezwaar tijdens het hoorgesprek heeft aangevoerd en overgelegd, heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag nader vastgesteld op € 25.126 en de rentebeschikking dienovereenkomstig verminderd. De verzuimboete van 10% is gehandhaafd.

Geschil

5. In geschil is of de in bezwaar verminderde naheffingsaanslag terecht en naar een juist bedrag aan eiser is opgelegd. Voorts is in geschil of terecht een verzuimboete is opgelegd.

6. Eiser is van mening dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. Hij heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Eiser heeft allereerst erop gewezen dat hij liever zijn activiteiten vanuit een stichting had willen verrichten, maar dat hij uiteindelijk in november 2011 een onderneming is gestart omdat dat blijkens uitlatingen van de Kamer van Koophandel niet anders kon. Eiser heeft voorts gesteld dat hij in onderhavige periode zesmaal is gecontroleerd, in die zin dat hij desgevraagd alle gevraagde bescheiden aan de belastingdienst heeft toegezonden, deze nadien heeft terugontvangen en vervolgens de geclaimde teruggaaf voorbelasting uitbetaald heeft gekregen. Het verbaast eiser dan ook uitermate dat bij het boekenonderzoek in 2015 de bescheiden die bij de eerdere controles zijn goedgekeurd opeens als onvoldoende zijn bestempeld. Verweerder heeft weliswaar bij automatisch opgelegde aanslagen het recht om nadien op een verleende aftrek terug te komen, maar van automatisch opgelegde aanlagen is in dit geval gezien de zes eerdere controles geen sprake. Indien eiser eerder dan bij het boekenonderzoek was verteld over de juridische houdbaarheid van zijn administratieve bescheiden, zou hij al veel eerder dan thans met zijn onderneming zijn gestopt. Eiser acht de gang van zaken jegens hem niet eerlijk. Eiser meende erop te kunnen vertrouwen dat de bij de zes eerdere controles verleende teruggaaf terecht heeft plaatsgevonden.

7. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de in bezwaar nader vastgestelde naheffingsaanslag terecht en naar een juist bedrag aan eiser is opgelegd. Subsidiair is verweerder van mening dat een beroep op gewekt vertrouwen alleen slaagt voor die tijdvakken waarvoor is aangetoond dat de aangifte in dat tijdvak is gecontroleerd. In dit geval komen daarvoor alleen de tijdvakken eerste en tweede kwartaal 2012 en vierde kwartaal 2015 in aanmerking, overigens uitsluitend voor zover het de correctie van de voorbelasting betreft. Verweerder is voorts van mening dat terecht en naar een juist bedrag belastingrente in rekening is gebracht en dat terecht een verzuimboete is opgelegd.

Beoordeling van het geschil

8. De rechtbank overweegt allereerst dat de in bezwaar nader vastgestelde naheffingsaanslag in beginsel terecht en naar een juist bedrag aan eiser is opgelegd. Hierbij is in aanmerking genomen dat verweerder daarbij is uitgegaan van de door eiser tijdens de bezwaarfase op 30 maart 2017 aan verweerder ter beschikking gestelde administratie. Gesteld noch gebleken is dat verweerder daarbij ten onrechte heeft vastgesteld dat een aantal facturen dubbel aanwezig was alsmede dat een aantal bonnen en facturen zag op privébestedingen. Verweerder heeft eiser voorts het voordeel van de twijfel gegund door niet op de naam van eiser of diens onderneming gestelde zakelijke bestedingen toch bij de bepaling van de te verlenen teruggaaf voorbelasting in aanmerking te nemen. De rechtbank verwijst naar hetgeen verweerder dienaangaande in het verweerschrift heeft opgemerkt en sluit zich daarbij aan.

9. De rechtbank is evenwel van oordeel dat in de omstandigheden van dit geval voldoende grond is gelegen het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel te honoreren, in die zin dat de door verweerder over het eerste en tweede kwartaal van 2012 en het vierde kwartaal van 2015 verleende teruggaaf van voorbelasting in stand moet blijven. De naheffingsaanslag is in zoverre naar een te hoog bedrag aan eiser opgelegd. Voor het honoreren van het vertrouwensbeginsel ten aanzien van zes aangiftetijdvakken ziet de rechtbank geen grond, nu eiser die tijdvakken niet nader heeft gespecificeerd, maar heeft volstaan met de stelling dat er zes maal een controle heeft plaatsgevonden. Aannemelijk is dat naar door verweerder onweersproken is gesteld een aantal van de door eiser genoemde tijdvakken ziet op het niet in onderhavige naheffingsaanslag betrokken jaar 2016.

Boete

10. Op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) in samenhang artikel 20, eerste lid, tweede volzin, van de Awr en met het bepaalde in paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst is aan eiser een verzuimboete van 10% van de verschuldigde belasting opgelegd omdat ten onrechte of tot een te hoog bedrag teruggaaf van belasting is verleend.

11. Het opleggen van een verzuimboete blijft achterwege indien sprake is van hetzij afwezigheid van alle schuld (avas) hetzij van een pleitbaar standpunt. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van avas. Daarbij is onder meer in aanmerking genomen dat eiser tegen zijn aanvankelijke bedoelingen in een onderneming is gestart. Voorts acht de rechtbank in dit verband van belang dat naar eiser onweersproken heeft gesteld van de zijde van de belastingdienst uitsluitend aan eiser is medegedeeld dat hij alleen - en ook niet meer dan dat - zijn bonnen moest nummeren en bewaren.

12. De rechtbank merkt ter voorlichting aan eiser met betrekking tot diens huidige financiële situatie nog op dat ter zitting namens de belastingdienst is meegedeeld dat daarmee bij de invordering van de door eiser verschuldigde belasting rekening zal worden gehouden.

13. Gelet op wat hiervoor onder 9 en 11 is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak de naheffingsaanslag nader vaststelt en de rentebeschikking dienovereenkomstig vermindert;

- vermindert de boete tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van

mr. M.A.H. Strik, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 april 2018.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel