Rechtbank Den Haag, 07-05-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5555, 17_8460
Rechtbank Den Haag, 07-05-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5555, 17_8460
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 7 mei 2018
- Datum publicatie
- 1 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2018:5555
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2019:1354, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 17_8460
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht giftenaftrek geclaimd ten aanzien van giften aan een kerkgenootschap. De rechtbank acht aannemelijk dat de afdeling van het kerkgenootschap in [plaats] in feite een dependance is van de organisatie in [plaats], die over een ANBI-beschikking beschikt. Voorts zijn de giften in voldoende mate met schriftelijke bescheiden onderbouwd.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/8460
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren, dienstverlening en bezwaar, kantoor [plaats], verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2017 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2018.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 1] en [persoon 2].
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres heeft voor het jaar 2015 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.127. Zij heeft aangegeven een bedrag van € 2.185 aan giften te hebben gedaan aan [kerkgenootschap] ([kerkgenootschap]). Het in aanmerking genomen saldo aan aftrekbare giften bedraagt volgens de aangifte € 1.708 (€ 2.185 -/- een drempelbedrag van € 477).
2. De in [plaats] gevestigde Stichting [kerkgenootschap] is aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI).
3. Verweerder heeft naar aanleiding van de ingediende aangifte aan eiseres verzocht om nadere informatie over de in aanmerking genomen giften. Daarop is de volgende informatie verstrekt:
- -
-
een afschrift van een op 28 februari 2016 gedagtekende kwitantie van [kerkgenootschap] waarop staat vermeld dat eiseres gedurende het jaar 2015 voor een totaalbedrag van € 2.185 aan betalingen heeft gedaan;
- -
-
een afschrift van de ledenkaart van de [kerkgenootschap] “District [woonplaats]” waarop maandelijkse betalingen en een eenmalige donatie staan opgetekend. Tezamen bedragen deze bijdragen € 2.185;
- -
-
een brief van 1 maart 2017 van de voorzitter van Stichting [kerkgenootschap] waarin deze verklaart dat de kerk gedurende 2015 voor een bedrag van € 2.185 aan giften van eiseres heeft ontvangen.
4. Met dagtekening 25 april 2017 heeft verweerder voor het jaar 2015 de aanslag IB/PVV (de aanslag) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.835. Daarbij zijn de door eiseres in aanmerking genomen giften door verweerder niet in aftrek toegelaten. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 28.
5. In haar bezwaarschrift tegen de aanslag heeft eiseres vermeld dat haar bijdragen aan [kerkgenootschap] contant zijn betaald. Als bijlage bij haar bezwaarschrift heeft zij bankafschriften uit het jaar 2015 overgelegd waarop een aantal contante opnames is gemarkeerd.
Geschil
6. In geschil is of de aanslag naar een juist bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres recht heeft op giftenaftrek ten aanzien van giften aan [kerkgenootschap].
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aanslag te hoog is vastgesteld. Daartoe voert zij aan dat zij in het jaar 2015 in totaal € 2.185 aan [kerkgenootschap] heeft geschonken, hetgeen met inachtneming van de drempel resulteert in een aftrek van € 1.708.
8. Volgens verweerder is de aanslag tot een juist bedrag vastgesteld en heeft eiseres geen recht op aftrek in verband met giften aan [kerkgenootschap]. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat giften aan [kerkgenootschap] in [woonplaats] niet voor aftrek in aanmerking kunnen komen omdat ten behoeve van [kerkgenootschap] geen groepsbeschikking is afgegeven en de afdeling in [woonplaats] niet over een afzonderlijke ANBI-beschikking beschikt. Subsidiair stelt verweerder dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de giften zijn gedaan.
Beoordeling van het geschil
9. Ingevolge artikel 6.32, eerste lid, van de Wet IB 2001 worden onder aftrekbare giften verstaan periodieke giften en andere giften. In artikel 6.35 van de Wet IB 2001 is bepaald dat onder andere giften worden verstaan giften aan instellingen of steunstichtingen SBBI. Onder instellingen worden ingevolge artikel 6.33, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001 ANBI’s verstaan. In artikel 5b, eerste lid, aanhef en onder a, onder 5, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is aangegeven dat een ANBI door de inspecteur als zodanig moet zijn aangemerkt.
10. De rechtbank ziet zich op de eerste plaats voor de vraag gesteld of giften aan [kerkgenootschap] in [woonplaats] überhaupt aftrekbaar kunnen zijn nu de ANBI-beschikking is afgegeven aan Stichting [kerkgenootschap] te [plaats]. Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Ter zitting is door eiseres verklaard dat [kerkgenootschap] in [woonplaats] in feite een dependance is van Stichting [kerkgenootschap] in [plaats]. Eiseres heeft toegelicht dat [kerkgenootschap] in [woonplaats] niet meer is dan een verzamelpunt voor de volgelingen uit de regio [woonplaats]. De afdeling [woonplaats] heeft geen eigen bestuur en boekhoudkundige en administratieve handelingen van [kerkgenootschap] worden allen in [plaats] verricht. Bevestiging daarvan vindt de rechtbank in de omstandigheid dat de [plaatselijke] vestiging van [kerkgenootschap] ook de afdeling is die bij brief van 1 maart 2017 heeft bevestigd dat zij giften van eiseres heeft ontvangen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaringen en ziet dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat ten behoeve van giften aan [kerkgenootschap] in [woonplaats] een groepsbeschikking of afzonderlijke ANBI-beschikking noodzakelijk is. De omstandigheid dat de ANBI-beschikking is afgegeven aan Stichting [kerkgenootschap] te [plaats] staat derhalve niet in de weg aan de aftrekbaarheid van giften aan [kerkgenootschap] in [woonplaats].
11. Ingevolge artikel 6.39, eerste lid, van de Wet IB 2001 worden giften aan instellingen slechts in aanmerking genomen voor zover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd en voor zover zij een bepaalde drempel te boven gaan. De bewijslast ligt wat dit betreft dus bij eiseres.
12. Volgens verweerder heeft eiseres met hetgeen zij heeft overgelegd en verklaard niet aan de op haar rustende bewijslast voldaan. De rechtbank komt tot een ander oordeel. Met de kwitantie, de ledenkaart, de bankafschriften en de verklaring van de voorzitter van Stichting [kerkgenootschap] in samenhang bezien acht de rechtbank de giften aan deze instelling voldoende met schriftelijke bescheiden gestaafd. De rechtbank ziet geen reden om aan de door eiseres overgelegde stukken te twijfelen. Het feit dat de kwitantie en de verklaring van de voorzitter achteraf zijn opgemaakt is gelet op de aard van deze stukken niet onlogisch. Op de kwitantie staat het totaalbedrag van de giften vermeld, waardoor dit document pas na afloop van 2015 kan worden opgesteld. Voor de verklaring van de voorzitter heeft te gelden dat deze strookt met de kwitantie en ledenkaart en pas is opgemaakt in het kader van onderhavige procedure. Dat niet de originele kwitantie is overgelegd is niet van doorslaggevende betekenis om de aftrek te weigeren. Evenmin kan de omstandigheid dat de op de bankafschriften gemarkeerde contante opnames niet één op één overeenkomen met de op de ledenkaart vermelde giften tot een ander oordeel leiden. De opnames zijn naar omvang en datum redelijk te herleiden tot de vermelde giften. Daarbij heeft eiseres ter zitting geloofwaardig verklaard dat de contante opnames en giften niet één op één overeenkomen aangezien zij van het opgenomen geld deels ook boodschappen heeft gedaan.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 te worden verminderd naar een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.127 (€ 23.835 -/- € 1.708). De bij de aanslag opgelegde beschikking belastingrente dient overeenkomstig te worden verminderd.
Proceskosten
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 501 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1). Niet gebleken is dat het beroepschrift door de beroepsmatige rechtsbijstandverlener is opgesteld. Voorts wordt in het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voorzien in de afzonderlijke posten die de rechtsbijstandverlener (die tevens als tolk ter zitting heeft gefungeerd) in haar declaratieformulier heeft opgenomen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.127;
- vermindert de beschikking belastingrente overeenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 501;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2018.