Home

Rechtbank Den Haag, 30-09-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10793, 19_228 en 19_229 en 19_230

Rechtbank Den Haag, 30-09-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:10793, 19_228 en 19_229 en 19_230

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
30 september 2019
Datum publicatie
17 december 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:10793
Formele relaties
Zaaknummer
19_228 en 19_229 en 19_230

Inhoudsindicatie

N BV is dermate nauw met eiseres verweven dat eiseres als inhoudingsplichtig kan worden aangemerkt voor voordelen afkomstig van N BV. Werknemers van eiseres maken gebruik van voertuigen van N BV. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van terbeschikkingstelling en maakt eiseres niet aannemelijk dat de voertuigen (nagenoeg) uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer. Evenmin doet eiseres blijken dat de voertuigen op jaarbasis voor minder dan 500 km voor privédoeleinden zijn gebruikt. Bijtelling voor privégebruik auto’s is terecht bij eiseres nageheven nu niet op individueel niveau valt te herleiden welk voertuig aan welke werknemer ter beschikking is gesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 19/228, SGR 19/229 en SGR 19/230

(gemachtigde: mr. H.A. Elbert),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres de volgende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd:

-

een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 ten bedrage van € 9.262. Tevens is bij beschikking € 1.230 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 2.220 opgelegd (SGR 19/228);

-

een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 ten bedrage van € 25.934. Tevens is bij beschikking € 2.408 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 6.384 opgelegd (SGR 19/229);

-

een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 ten bedrage van € 31.660. Tevens is bij beschikking € 1.674 aan belastingrente in rekening gebracht, een boete wegens betaalverzuim van € 184 en een vergrijpboete van € 7.453 opgelegd (SGR 19/230).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslagen loonheffingen alsmede de daarbij gegeven rentebeschikkingen gehandhaafd en de bij de naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegde vergrijpboetes vernietigd.

Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2019.

Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [C] , [D] , [E] en [F] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is opgericht op 11 februari 2014. Zij exploiteert een uitzendbureau. [A] (dhr. S1) is enig aandeelhouder van eiseres. Dhr. S1 en zijn broer [A] (dhr. S2) zijn bestuurders van eiseres.

2. Blijkens aangiften loonheffingen had eiseres gedurende (delen van) de jaren 2014, 2015 en 2016 17 respectievelijk 21 en 12 personen in dienst. In 2014 is het personeel van eiseres nagenoeg uitsluitend uitgezonden naar [B.V.] (N BV). In 2015 en 2016 is het personeel uitsluitend uitgezonden naar N BV.

3. N BV exploiteert een aannemingsbedrijf dat is gespecialiseerd in het aanleggen van kabel- en leidingsystemen. Tot 31 juli 2015 is mevrouw [B] , echtgenote van dhr. S2, enig aandeelhouder van N BV en zijn [B] en dhr. S2 bestuurders. Van 31 juli 2015 tot februari 2017 is dhr. S2 enig bestuurder. Vanaf 9 februari 2017 is [B.V.] enig aandeelhouder en bestuurder van N BV. Dhr. S2 is enig aandeelhouder en bestuurder van [B.V.]

4. Eiseres en N BV zijn gevestigd op hetzelfde adres, hebben dezelfde contactgegevens en maken gebruik van dezelfde gemachtigde.

5. N BV is gedurende de periode van 2014 tot en met 2017 kentekenhouder van, onder andere, bestelauto’s met de kentekens [kenteken] (I), [kenteken] (II), [kenteken] (III), [kenteken] (IV) en [kenteken] (V).

6. Bij hun werkzaamheden voor N BV maken de uitzendkrachten van eiseres gebruik van de bestelauto’s van N BV.

7. Verweerder is bij eiseres een boekenonderzoek gestart teneinde de aanvaardbaarheid van de door haar ingediende aangiften loonheffingen voor de periode april 2014 tot en met oktober 2017 te onderzoeken.

8. In het rapport dat naar aanleiding van het boekenonderzoek is opgesteld is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

4.2.2 Beoordeling

Hoewel er geen auto’s op naam van [eiseres] hebben gestaan, zijn in de jaren 2014 tot en met 2017 meerdere auto’s ter beschikking gesteld aan de werknemers. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de over deze jaren ter beschikking gestelde auto’s, die op naam staan/stonden van collega-onderneming [N BV].

Kenteken

Merk-type

Cat. Prijs

Bijtelling

Vanaf

Tot/met

[I]

VW Crafter

€ 39.463

25%

Jun-15

Dec-16

[II]

Citroen Berlingo

€ 15.000

25%

Apr-14

Jan-16

[III]

VW Caddy

€ 24.497

25%

Jul-14

Dec-17

[IV]

VW Crafter

€ 39.281

25%

Dec-15

Dec-16

[V]

Opel Vivaro

€ 25.000

25%

Okt-14

Nov-15

Gebleken is dat [eiseres] genoemde auto’s aan het personeel ter beschikking heeft gesteld en dat geen fiscale bijtelling heeft plaatsgevonden. Door [eiseres] kan geen (sluitend) bewijs worden geleverd waaruit kan worden opgemaakt dat de bijtelling achterwege mocht worden gelaten. Er zijn geen kilometerregistraties bijgehouden en is [eiseres] niet in het bezit van door de Belastingdienst aan de betreffende werknemer afgegeven “verklaring geen privégebruik auto”. Ook zijn parkeerkosten op kenteken van (vrijwel) alle auto’s in de administratie van [N BV] aangetroffen waarbij de locatie en/of tijdstip niet in verband kan worden gebracht met uitgevoerde werkzaamheden.

Inhoudingsplichtige heeft op grond van bovengenoemde opmerkingen voor de auto’s ten onrechte geen fiscale bijtelling toegepast. Er is niet (strikt) bijgehouden aan welke werknemer, welke auto, gedurende bepaalde perioden ter beschikking is gesteld. Hierdoor dient in de jaren 2014, 2015 en 2016 over de fiscale bijtelling het gebruteerde tabeltarief te worden toegepast en als eindheffing te worden nageheven. Dit percentage is berekend aan de hand van het gemiddeld jaarloon van betreffende werknemers.

(…)

6.2

Naheffingsaanslagen loonheffingen

In beginsel legt de Belastingdienst een correctieverplichting op als blijkt dat de ingediende aangiften niet juist en/of niet volledig zijn. Inhoudingsplichtige wordt daarmee verplicht om onjuistheden en/of onvolledigheden te herstellen door middel van het indienen van correctieberichten.

Wij hebben echter afgezien van het opleggen van een correctieverplichting over de tijdvakken april 2014 tot en met december 2016, omdat correcties niet exact zijn toe te rekenen aan de betreffende werknemers.

De fouten over deze tijdvakken zullen wij dan ook, geheel binnen de geest van het besluit van 8 maart 2010. DGB2010/565M, herstellen door middel van het opleggen van naheffingsaanslagen. Deze zijn gebaseerd op artikel 20, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Zie onderstaande specificatie:

Jaar

Aard van de correctie

Naheffing

2014

Fiscale bijtelling PGA

8.883

2014

Premie Sectorfonds

379

2015

Fiscale bijtelling PGA

25.539

2015

Premie Sectorfonds

395

2016

Fiscale bijtelling PGA

29.814

2016

Premie Sectorfonds

1.846

Totaal

66.856

9. De naheffingsaanslagen loonheffingen zijn opgelegd conform de bevindingen uit het boekenonderzoek.

Geschil

10. In geschil is of de naheffingsaanslagen loonheffingen terecht aan eiseres zijn opgelegd. De hoogte van de naheffingen als zodanig is niet in geschil.

11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen ten onrechte aan haar zijn opgelegd. Daartoe voert zij aan dat zij niet inhoudingsplichtig is ter zake van door N BV ter beschikking gestelde auto’s. Daarbij is volgens eiseres geen sprake geweest van privégebruik van de auto’s. Volgens eiseres zijn de auto’s nagenoeg uitsluitend ingericht voor vervoer van goederen en is het interieur van de auto’s dermate vervuild dat onbeschermd privégebruik gevaar zou opleveren voor de inzittenden. Bij haar nadere stukken heeft eiseres foto’s van de door haar uitgevoerde werkzaamheden alsmede een rittenregistratie overgelegd.

12. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

Beoordeling van het geschil

13. De rechtbank stelt voorop dat een werkgever in beginsel niet inhoudingsplichtig is voor voordelen die werknemers in verband met hun dienstbetrekking ontvangen van derden. Een uitzondering hierop doet zich voor in geval het voordeel met medeweten van de inhoudingsplichtige is verstrekt door een vennootschap die nauw verbonden is met de inhoudingsplichtige (vgl. Hoge Raad 23 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AU9527).

14. Naar het oordeel van de rechtbank is N BV dermate nauw verbonden met eiseres dat zij, ter zake van door de uitzendkrachten ontvangen voordelen afkomstig van N BV, als inhoudingsplichtige kan worden aangemerkt. De rechtbank acht daarbij van belang dat N BV (nagenoeg) de enige opdrachtgever van eiseres is, dat beide vennootschappen op hetzelfde adres gevestigd zijn en dezelfde contactgegevens hebben en dat beide vennootschappen direct of indirect dezelfde bestuurder hebben. Dat dhr. S2 slechts bestuurder is van eiseres omdat dhr. S1 de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, is niet aannemelijk gemaakt. Uit de mate van verwevenheid tussen eiseres en N BV volgt tevens dat eiseres op de hoogte moet zijn geweest van door N BV verstrekte voordelen.

15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres inhoudingsplichtig is voor voordelen die eventueel door N BV aan de uitzendkrachten zijn verstrekt. De vraag die zich aandient is of überhaupt sprake is geweest van dergelijke voordelen. De rechtbank zal in het navolgende onderzoeken of het gebruik van de bestelauto’s van N BV door de werknemers van eiseres als zodanig kan worden aangemerkt.

16. Op grond van artikel 10, eerste lid van de Wet LB 1964 is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten, daaronder mede begrepen hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking. Ten aanzien van het privégebruik auto is in artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB 1964 bepaald dat indien ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, het voordeel op jaarbasis wordt gesteld op ten minste (een voor het betreffende jaar geldend) percentage van de waarde van de auto. De auto wordt geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.

17. Bij de beoordeling of artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB 1964 van toepassing is, dient eerst de vraag beantwoord te worden of de desbetreffende auto’s aan de werknemers van eiseres ter beschikking zijn gesteld. In dat kader rust de bewijslast op verweerder. Pas bij een bevestigende beantwoording van die vraag komt aan de orde of de terbeschikkingstelling ook betrekking heeft op gebruik voor privédoeleinden. In dat kader rust op grond van de slotzin van artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB 1964 de bewijslast op de eiseres (vgl. Hoge Raad 13 augustus 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN3831).

18. Onder terbeschikkingstelling van een auto wordt verstaan dat een werknemer voor kortere of langere tijd de feitelijke macht over een auto uitoefent. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat de auto’s aan werknemers van eiseres ter beschikking zijn gesteld. In het onderhavige geval werden de auto’s ter uitvoering van bepaalde opdrachten van N BV gebruikt, maar werden na werkdagen de auto’s door de werknemers mee naar huis genomen. De betreffende werknemers hadden dan ook de mogelijkheid om de auto’s vóór dan wel na de werkdag te gebruiken. De feitelijke beschikkingsmacht over de auto’s berust dan ook niet bij N BV of eiseres, maar bij de werknemers. Daarbij is gesteld noch gebleken dat het voor de werknemers verboden was de auto’s voor privédoeleinden te gebruiken en is evenmin gebleken dat eiseres controle of toezicht heeft gehouden teneinde te kunnen vaststellen of de auto’s voor privédoeleinden werden gebruikt.

19. Voor de toepassing van artikel 13bis van de Wet LB 1964 en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen. Eiseres heeft aan de hand van foto’s gewezen op de aard van haar werkzaamheden. Daarmee heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat de auto’s nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor het vervoer van goederen. Zonder nadere onderbouwing is de stelling dat het gebruik van de auto’s door werkzaamheden met vervuilde grond aan privégebruik in de weg staat daartoe onvoldoende.

20. Nu naar het oordeel van de rechtbank sprake is van terbeschikkingstelling van auto’s aan de werknemers van eiseres en de bovengenoemde uitzonderingssituatie niet aan de orde is, rust op eiseres de last om te doen blijken dat de auto’s in de onderhavige kalenderjaren elk voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt. Op grond van artikel 13bis van de Wet LB 1964 wordt het voordeel immers op nihil gesteld, indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto’s op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden worden gebruikt.

21. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet doen blijken dat de auto’s op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt. De bij de nadere stukken gevoegde rittenregistratie, die eiseres kennelijk voorafgaande aan de zitting bij de rechtbank alsnog heeft opgesteld, is daartoe, zonder nadere toelichting, in ieder geval niet toereikend.

22. Eiseres heeft ook niet anderszins doen blijken dat de auto’s op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden zijn gebruikt. Gelet hierop hebben de bijtellingen voor het privégebruik van de auto’s door verweerder over de tijdvakken 2014, 2015, 2016 naar het oordeel van de rechtbank terecht plaatsgevonden.

23. Nu uit de door eiseres aangedragen gegevens niet op individueel niveau valt te herleiden welke auto aan welke werknemer ter beschikking is gesteld, heeft verweerder terecht op het niveau van eiseres als inhoudingsplichtige nageheven.

24. Tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft eiseres geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat deze rente naar een onjuist bedrag of in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.

25. Gelet op wat hiervoor is overwogen dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

26. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2019.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel