Rechtbank Den Haag, 19-04-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:5165, AWB - 18 _ 7526
Rechtbank Den Haag, 19-04-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:5165, AWB - 18 _ 7526
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 19 april 2019
- Datum publicatie
- 21 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2019:5165
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 7526
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Privégebruik auto. Na collectieve uitspraak op bezwaar is nader onderzoek gedaan naar de omvang van het privégebruik. Het verzoek om teruggaaf is vervolgens afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de beslissing om geen teruggaaf te verlenen geen accessoire kwestie is in de zin van artikel 25c, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het beroep is daarom ontvankelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 18/7526 en SGR 18/7527
(gemachtigde: drs. W.G. Zandvliet RB),
en
Procesverloop
Met dagtekening 9 februari 2012 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de voldoening op de aangifte omzetbelasting over het laatste tijdvak van 2011 ter zake van het privégebruik van de tot de onderneming behorende auto. Het bezwaar is door verweerder tevens aangemerkt als betrekking hebbend op latere jaren.
Bij besluit van 29 maart 2017 met nummer 2017/36822 (het Besluit) heeft de Staatssecretaris van Financiën (de staatssecretaris) bepaalde bezwaarschriften inzake de heffing van omzetbelasting bij privégebruik auto die betrekking hebben op één of meerdere rechtsvragen aangewezen als massaal bezwaar als bedoeld in artikel 25c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
In het Besluit heeft de staatssecretaris tevens meegedeeld welke vier rolnummers van de Hoge Raad zijn geselecteerd om de betreffende rechtsvragen voor te leggen. Op 21 april 2017 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in die vier procedures.
Op 1 juni 2017 is de collectieve uitspraak op de in het Besluit aangewezen bezwaarschriften gepubliceerd (Stcrt. 2017, nr. 30976).
Eiseres is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het bezwaar aan te vullen middels een formulier ‘Opgaaf Aanvullende gegevens privégebruik auto btw’. Eiseres heeft het formulier ingediend op 7 juli 2017.
Bij uitspraken op bezwaar van 12 oktober 2018 zijn de bezwaren tegen de voldoening voor de tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met
31 december 2015 afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2019.
Namens eiseres is verschenen [C]. Namens verweerder zijn verschenen [D] en [E].
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres hield zich bezig met de teelt van snijbloemen en heesters en is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968.
2. In 2006 heeft één van de maten van eiseres een auto gekocht van het merk BMW (de auto). In het jaar van aanschaf heeft eiseres de voorbelasting volledig in aftrek gebracht. Eiseres heeft voor de onderhavige tijdvakken omzetbelasting op aangifte voldaan ter zake van het privégebruik door de maten van de auto. Er is geen kilometeradministratie bijgehouden. Eiseres heeft de belasting berekend op basis van het forfait.
Geschil 3. Primair is in geschil of de beroepen ontvankelijk zijn. Subsidiair is in geschil of eiseres recht heeft op een teruggaaf van omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015.
4. Eiseres stelt dat de beroepen ontvankelijk zijn. Verweerder heeft met dagtekening 12 oktober 2018 uitspraken op bezwaar gedaan en daartegen staat beroep open. Met betrekking tot het subsidiaire geschilpunt stelt eiseres dat, ook als wordt verondersteld dat de auto volledig voor privédoeleinden zou worden gebruikt, de omzetbelasting over de werkelijke kosten van dat gebruik lager zijn dan de omzetbelasting berekend volgens het forfait. Zij heeft daarom recht op een teruggaaf van omzetbelasting.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat als de rechtbank de beroepen ontvankelijk acht, eiseres kan worden gevolgd in haar berekeningen.
Beoordeling van het geschil
6. Vaststaat dat verweerder op de bezwaren heeft beslist bij individuele uitspraken op bezwaar. Verweerder heeft zich in beroep echter nader op het standpunt gesteld dat de beroepen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat sprake is van een accessoire kwestie in de zin van artikel 25c, tweede lid, van de Awr, waartegen ingevolge artikel 25e, derde lid, van de Awr geen beroep open staat. De beslissing om geen teruggaaf te verlenen is daarom ten onrechte in de vorm van voor beroep vatbare uitspraken op bezwaar gedaan.
7. De rechtsvraag die in de bezwaren van eiseres aan de orde is gesteld, is behandeld in het arrest met rolnummer 15/02212 (ECLI:NL:HR:2017:713). De Hoge Raad heeft het cassatieberoep gegrond verklaard en geoordeeld dat als het gebruik van de forfaitaire regeling ertoe heeft geleid dat de ondernemer meer omzetbelasting heeft betaald dan de omzetbelasting over de aan het privégebruik toe te rekenen werkelijke uitgaven, de ondernemer in zoverre recht heeft op een teruggave van omzetbelasting. De zaak is daarop door de Hoge Raad verwezen voor nader onderzoek naar de omvang van het privégebruik van de auto.
8. In de collectieve uitspraak op bezwaar heeft verweerder de bezwaarschriften waarin de rechtsvraag van de procedure met rolnummer 15/02212 (impliciet) aan de orde is gesteld, gegrond verklaard en vastgesteld dat voor het bepalen van de omvang van het privégebruik nader onderzoek nodig is.
9. Vaststaat dat verweerder voor iedere betrokken belastingplichtige afzonderlijk op basis van de door die belastingplichtige aangedragen feiten en omstandigheden heeft beoordeeld of recht bestond op teruggaaf van omzetbelasting. Het betreft hier derhalve een individuele beoordeling die reeds daarom geen onderdeel kan uitmaken van een collectieve uitspraak op bezwaar. Verweerder heeft dan ook terecht individuele uitspraken op bezwaar als bedoeld in artikel 25f, eerste lid, letter a, van de Awr gedaan. De beroepen die eiseres hiertegen heeft ingediend zijn daarom ontvankelijk.
10. Gelet op het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder dat als de beroepen ontvankelijk worden verklaard eiseres kan worden gevolgd in haar berekeningen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor beide zaken tezamen vast op € 1.278 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 254, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1).