Rechtbank Den Haag, 17-05-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:5208, 18_7889 18_7890 en 18_7891
Rechtbank Den Haag, 17-05-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:5208, 18_7889 18_7890 en 18_7891
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 17 mei 2019
- Datum publicatie
- 23 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2019:5208
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2019:3523, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 18_7889 18_7890 en 18_7891
Inhoudsindicatie
Op grond van artikel 3.16, vierde lid, van de Wet IB 2001 komen bij het bepalen van de winst kosten en lasten die verband houden met vergoeding van arbeid door de partner van de belastingplichtige niet in aftrek als de vergoeding lager is dan € 5.000. Het is daarbij niet van belang is of de vergoeding een vrijwilligersvergoeding is. Voor de opvatting van eiser dat het in dit artikelonderdeel zou gaan om andersoortige arbeid dan de arbeid van een vrijwilliger en deze bepaling daarom niet van toepassing zou zijn in het geval van een vrijwilligersvergoeding, is in tekst, doel en strekking van die bepaling geen steun te vinden. Nu vaststaat dat de vergoeding aan de echtgenote lager is dan € 5.000 per jaar, is die op grond van artikel 3.16, vierde lid, van de Wet IB 2001 van aftrek uitgesloten.
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/7889, SGR 18/7890 en SGR 18/7891
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser], wonende te [plaats], eiser
en