Home

Rechtbank Den Haag, 02-11-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12108, 20_346

Rechtbank Den Haag, 02-11-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:12108, 20_346

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
2 november 2020
Datum publicatie
2 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:12108
Formele relaties
Zaaknummer
20_346

Inhoudsindicatie

Verweerder maakt aannemelijk dat de vereiste aangifte IB/PVV niet is gedaan. De opgelegde aanslag is gebaseerd op een redelijke schatting. Eiser doet niet blijken dat de bestreden uitspraak op bezwaar onjuist is. Beroep ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 20/346

(gemachtigde: mr. S. Önemli),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Voorts is belastingrente aan eiser in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2019 de aanslag en de beschikking belastingrente verminderd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 21 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. [A] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser heeft voor het jaar 2015 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, bestaande uit resultaat uit overige werkzaamheden, van € 7.245.

2. In 2016 heeft de politie een onderzoek verricht naar eisers mogelijke betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. In het proces-verbaal “Machtiging leggen en handhaven conservatoir beslag” van 30 januari 2016 [de rechtbank leest: 2017] is daarover het volgende vermeld:

“Op 24 maart 2016, werd (…) een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam [naam]. [naam] omvat het onderzoek naar het afnemen van chemicaliën door de verdachten

[verdachte A], (…) en [eiser], (…) van de [verdachte B] (…). Uit observaties en bakengegevens is gebleken dat [verdachte B] met grote regelmaat vanuit

zijn opslagcontainers aan de [adres] of loodsen aan de [adres] en/of [adres] naar [plaats 1] reed, alwaar hij de autosleutel van zijn voertuig vervolgens op heimelijke wijze in een aldaar

gelegen supermarkt overdroeg aan [eiser]. [eiser] reed vervolgens met dit voertuig in alle

gevallen direct door naar de [straat 1] [huisnummer 1] te [plaats 1] . (…)Op 6 september 2016 werden de verdachte [verdachte A] en [eiser] in het pand aan de [straat 1] [huisnummer 1] te [plaats 1] aangehouden, waar tevens een laboratorium werd aangetroffen welke bestemd was voor de productie van synthetische drugs. Ten tijde van het onderzoek [naam] is waargenomen dat alleen [verdachte A] en [eiser] het pand aan de [straat 1] [huisnummer 1]te [plaats 1] bezochten. (…)In het onderzoek [naam] werd [eiser] stelselmatig gevolgd. Uit de bevindingen van het

observatieteam kwam naar voren dat [eiser] de woning betrad, middels gebruikmaking van een sleutel van de voordeur, welke is gelegen aan de [straat 2] [huisnummer 2] te [woonplaats] . Tevens bleek (…) dat het voertuig waar [eiser] gebruik van maakt, (…), veelvuldig geparkeerd werd aangetroffen nabij de woning voornoemd. (…)”

3. Op 6 september 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van de woning aan de [straat 2] [huisnummer 2] te [plaats 2] . Het proces-verbaal van bevindingen inzake aangetroffen goederen van 3 april 2017 vermeldt daarover het volgende:

“Tijdens de doorzoeking werden (…) diverse documenten zoals aankoopbonnen en luxe goederen aangetroffen waaruit bleek dat die door middel van een contante betaling waren aangeschaft. (…) In de woonkamer werden op de salontafel twee nieuwe smartfoons aangetroffen, waaruit bleek datdie uit de bij die smartfoons aanwezige aankoopbonnen met daarop de opmerking “contant betaald”

(Iphone 6+ en Samsung Galaxy elk ter waarde van € 1.000,-) een paar dagen eerder waren aangeschaft. Tevens werd een aankoopbon tegen “contante betaling” aangetroffen van een doorons in de woonkamer aangetroffen Samsung TV van 3500 euro. Verder werden in kasten in dewoonkamer meerdere aankoopbonnen aangetroffen met de opmerkingen “contante betalingen”zoals een investeringsdocument voor 25.000 euro aan whiskeys ten behoeve van [eiser] en een“contante betaling” van een vakantiereis Lanzarote twv 6500 euro.

Bij een doorzoeking op de 1e etage bleek een kamerdeur (…) afgesloten te zijn met een sleutel.

Bij het openen van deze deur bleek het te gaan om een werkkamer, vermoedelijk in gebruik bij

[eiser]. Dit bleek uit de aangetroffen documentatie en de vele gegevensdragers (USB-sticks), jammers, gelaatsmaskers en politiemisleidende apparatuur. (…) In die werkkamer werd in een kast direct achter de deur een kluis aangetroffen. (…) In die kluis werd een enveloppe aangetroffen, waarna door telling van de rechter-commissaris in ieder geval 6000,- aan 50 eurobiljetten aan contanten in beslag werd genomen. (…) In die garage werd een motorscooter Peugeot (…) aangetroffen waarvan in de woning in een

kast in de woonkamer een aankoopbon werd aangetroffen eveneens met de opmerking contactbetaling van 8500 euro. (…)”

4. Op 6 en 15 september 2016 is eiser door de politie verhoord over zijn betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. Eiser heeft zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen.

5. Op 11 november 2016 is [B] , de partner van eiser, als getuige gehoord. Zij verklaarde onder meer:

“V: Wat kunt u vertellen over u relatie met [eiser]?A: Wij zijn al wel heel lang samen, maar het is wel aan uit. (…)V: Maar woonde [eiser] bij u?A: Ja, ik moet eerlijk zijn van wel. (…)(…)V: Hoe lang heeft [eiser] bij u in de woning gewoond?A: ja eigenlijk vanaf het begin. Dus al tien jaar. (…)

(…)V: Hoe deden jullie dit dan qua huishoudboekje?A: (…)

V: En met [eiser]?A: Hij gaf wel een geld en deed boodschappen, maar de vaste lasten betaalde ik zelf. (…) Er is op papier hiervoor niets geregeld, maar hij draagt genoeg bij. (…)V: En wat doet u voor werk?A: Ik werk als paaldanseres en stripper. (…) Ik verdien geen vast inkomen, (…)”

6. Bij vonnis van deze rechtbank van 6 december 2018 is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar wegens, onder meer, het in de periode van 1 maart 2016 tot en met 6 september 2016 medeplegen van (voorbereidingshandelingen voor) de productie van synthetische drugs en deelneming aan een criminele organisatie. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

7. Er is een voorlopige berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel opgemaakt waarbij het voordeel uit de productie van synthetische drugs is berekend op € 307.040.

8. Naar aanleiding van de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek heeft verweerder de aanvaardbaarheid van (onder meer) de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 onderzocht en de aanslag IB/PVV, in afwijking van de aangifte, opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (bestaande uit resultaat uit overige werkzaamheden) van € 75.000. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het belastbaar inkomen uit werk en woning verminderd tot € 38.163. De uitspraak op bezwaar bevat de navolgende specificatie van dit bedrag:

-

contante stortingen € 1.250

-

contanten aangetroffen tijdens doorzoeking woning € 6.000

-

contante aankopen € 8.913

-

uitgaven voor levensonderhoud € 18.000

-

uitgaven aan duiksport (geschat) € 4.000

Totaal € 38.163

Geschil

9. In geschil is of de aanslag op het juiste bedrag is vastgesteld. Meer in het bijzonder spitst het geschil zich toe op de vraag of verweerder de bewijslast terecht heeft omgekeerd en verzwaard en of hij bij de vaststelling van de aanslag terecht een hoger bedrag aan resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen dan door eiser is aangegeven.

10. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van het doen van een onjuiste aangifte. Zo daarvan al sprake is, ontbreekt het voorwaardelijk opzet daartoe. Eiser ontkent iedere betrokkenheid bij de strafbare feiten waarvoor hij door de rechtbank is veroordeeld en tegen deze veroordeling is dan ook hoger beroep ingesteld. De behandeling van deze zaak zou moeten worden aangehouden totdat op het hoger beroep in de strafzaak is beslist. Verder heeft de veroordeling betrekking op het jaar 2016 zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat eiser in 2015 meer inkomsten heeft genoten. De aangetroffen contanten en de uitgaven zijn ten onrechte aan hem in plaats van aan zijn partner toegerekend. Van een redelijke schatting is geen sprake.

11. Verweerder stelt dat de aanslag 2015 naar het juiste bedrag is opgelegd. Eiser heeft niet de vereiste aangifte gedaan, omdat de daadwerkelijk verschuldigde belasting aanzienlijk afwijkt van de belasting verschuldigd volgens de aangifte. De bewijslast dient dan ook te worden omgekeerd en verzwaard. Met de bevindingen uit het politieonderzoek en het daaropvolgende eigen onderzoek is de redelijke schatting voldoende onderbouwd.

Aanhoudingsverzoek

12. Eiser heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden totdat op het hoger beroep in de strafzaak zal zijn beslist. De rechtbank wijst dit verzoek af. In de onderhavige belastingzaak is in geschil of verweerder de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Voor de beantwoording van die vraag is van belang tot welk bedrag eiser belastbare inkomsten heeft genoten. Uit welke bron eiser die eventuele inkomsten heeft genoten is in dat kader niet van belang.

13. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan en concludeert daarom tot omkering van de bewijslast. Alvorens kan worden geconcludeerd dat de vereiste aangifte niet is gedaan, zal aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast moeten worden vastgesteld of sprake is van een of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Verweerder dient dat aannemelijk te maken.

14. Verweerder heeft daartoe gewezen op de bevindingen uit het politieonderzoek en op het feit dat eiser strafrechtelijk is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs. Voorts heeft verweerder gewezen op het feit dat in de woning van eiser € 6.000 aan contant geld alsmede tot een totaalbedrag van € 8.913 bonnen en facturen zijn aangetroffen waaruit blijkt dat contante uitgaven zijn gedaan terwijl eiser, gelet op het door hem aangegeven inkomen, niet over de daarvoor benodigde inkomsten beschikte. Verder blijkt uit het onderzoek dat tot een bedrag van € 1.250 contante stortingen zijn gedaan en dat de uitgaven voor levensonderhoud (door verweerder aan de hand van NIBUD-cijfers begroot op € 18.000) niet via de bankrekening van eiser zijn gedaan. Ten slotte is gebleken dat eiser uitgaven voor het beoefenen van de duiksport heeft gedaan (door verweerder geschat op € 4.000). Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiser inkomsten heeft genoten die de door hem aangegeven inkomsten ruimschoots overtreffen zodat hij met het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.245 niet de vereiste aangifte heeft gedaan.

Omkering bewijslast 15. Aangezien eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan, wordt ingevolge het bepaalde in artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de bewijslast omgekeerd en verzwaard. Dat laat onverlet dat verweerder gehouden is bij het ambtshalve vaststellen van de aanslagen uit te gaan van een redelijke schatting van het inkomen van eiser. Wanneer verweerder daarin slaagt, ligt het vervolgens op de weg van eiser, voor zover hij de juistheid van de schatting betwist, daarvoor het verzwaarde (tegen)bewijs te leveren (zie Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184).

Redelijke schatting 16. De rechtbank is van oordeel dat de aanslag berust op een redelijke schatting. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder daarbij is uitgegaan van de contante bedragen en de aankoopbonnen die in de woning waar eiser verbleef zijn aangetroffen. Voorts acht de rechtbank redelijk dat verweerder er, gelet op de gegevens van het Nibud en rekening houdend met de gezinssamenstelling, van uitgaat dat eiser in de onderhavige jaren voor een bedrag van € 18.000 aan contante uitgaven voor levensonderhoud heeft gedaan.

17. Eiser heeft aangevoerd dat de schatting van de uitgaven die voor de duiksport zijn gedaan niet redelijk is nu deze slechts € 1.759 in plaats van € 4.000 hebben belopen. Verweerder heeft zich in dit verband op interne compensatie beroepen en zich op het standpunt gesteld dat er geen reden is de aanslag te verminderen omdat uit het politieonderzoek naar voren komt dat eiser, naast de bedragen waarop de aanslag is gebaseerd, een vakantiereis ter waarde van € 6.500 contant heeft betaald en een bedrag van € 25.000 in whisky heeft geïnvesteerd. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de in woning aangetroffen documenten met betrekking tot de vakantiereis en de investering in whisky, de aanslag eerder te laag dan te hoog is vastgesteld. Dat de uitgaven die voor de duiksport zijn gedaan mogelijk op een te hoog bedrag zijn gesteld, maakt dan ook niet dat van een redelijke schatting geen sprake is.

Verlangde tegenbewijs

18. Dit brengt mee dat het beroep van eiser ongegrond moet worden verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Eiser dient daartoe overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar niet in stand kan blijven.

19. In dat verband heeft eiser aangevoerd dat het aangetroffen geld aan zijn partner toebehoort en dat de contante stortingen en de uitgaven waarvan facturen zijn aangetroffen eveneens door zijn partner zijn gedaan. Eiser heeft zijn stellingen op dit punt echter niet onderbouwd zodat hij daarmee niet heeft doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Gelet op het feit dat uit het politieonderzoek naar voren is gekomen dat de partner van eiser niet over een vast inkomen beschikte, acht de rechtbank ook onwaarschijnlijk dat zij voor een bedrag van € 1.250 aan contante stortingen heeft kunnen doen dan wel over € 6.000 aan contant geld heeft kunnen beschikken. Wat betreft de aangetroffen contanten komt daar nog bij dat deze zijn aangetroffen in een kluis in de werkkamer van eiser. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat de partner van eiser in staat was de contant betaalde aankopen waarvan in de woning facturen en bonnen zijn aangetroffen te doen. Daar komt bij dat, voor zover de facturen op naam gesteld zijn, daarop de naam van eiser (en niet die van diens partner) is vermeld. Datzelfde geldt voor de facturen van de uitgaven die voor de duiksport zijn gedaan: ook die staan op eisers naam. Met betrekking tot de kosten van levensonderhoud heeft de partner van eiser verklaard dat eiser daaraan bijdroeg door boodschappen te betalen en haar geld te geven. Nu is gebleken dat deze uitgaven niet via de bankrekening van eiser zijn gelopen, moeten deze contant zijn gedaan. Dat betekent dat eiser over meer inkomsten moet hebben beschikt dan hij heeft aangegeven.

20. Eiser heeft ten slotte nog aangevoerd dat de uitspraak op bezwaar niet juist kan zijn, omdat de strafrechtelijke veroordeling betrekking heeft op het jaar 2016 terwijl de aanslag ziet op het jaar 2015. Nog daargelaten dat uit het strafvonnis blijkt dat het onderzoek naar eisers betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs is gestart op basis van informatie die reeds op 11 augustus 2015 is ontvangen en dat aldus niet valt uit te sluiten dat eiser daaruit in 2015 inkomsten heeft genoten, heeft eiser met die enkele, niet onderbouwde stelling niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Verweerder heeft de redelijke schatting immers niet gebaseerd op eventuele inkomsten die eiser uit de productie van synthetische drugs zou hebben genoten. Voorts heeft eiser zijn stelling dat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien met de inkomsten uit onderhoudsklussen niet met enig bewijsstuk (zoals een administratie) onderbouwd. Eiser heeft dan ook niet doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.21 . Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de beschikking belastingrente (zie Hoge Raad 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7907). Eiser heeft tegen deze beschikking geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat de rente zou zijn berekend in strijd met de wettelijke bepalingen of enige andere rechtsregel.

22. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte rechter, in aanwezigheid van mr. J. Roodhorst, griffier. De uitspraak is gedaan op 2 november 2020.

De griffier is verhinderdde uitspraak te ondertekenen.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel