Home

Rechtbank Den Haag, 26-03-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4194, AWB - 19 _ 4228

Rechtbank Den Haag, 26-03-2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4194, AWB - 19 _ 4228

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
26 maart 2020
Datum publicatie
13 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:4194
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4228

Inhoudsindicatie

In geschil is of verweerder de ANBI-status van eiseres terecht heeft ingetrokken. Meer specifiek is in geschil of eiseres na de herstructurering van haar activiteiten nog als ANBI kan worden aangemerkt. Tussen partijen is niet in geschil dat de activiteiten van eiseres na de herstructurering enkel bestaan uit beleidstaken dan wel taken op concernniveau en dat de daadwerkelijke zorg wordt verleend vanuit de BV’s. De rechtbank overweegt dat de activiteiten van eiseres voor het kunnen functioneren van de BV’s wellicht onontbeerlijk zijn, maar dat dit niet maakt dat die activiteiten transformeren naar activiteiten op het vlak van gezondheidszorg. Er is geen sprake van het rechtstreeks dienen van het algemeen nu als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onder e en f van de Awr. Voor de door eiseres bepleite doorkijkbenadering of groepsbenadering ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de wettelijke regeling dan wel de parlementaire geschiedenis. Het primaire standpunt van eiseres slaagt niet. Ook het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Het beroep wordt ongegrond verklaard

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 19/4228

(gemachtigde: drs. K. Dijkstra),

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 9 maart 2018 (de beschikking) eiseres met terugwerkende kracht vanaf 30 april 2017 niet langer aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2018 de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020.

Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen, bijgestaan door mr. H. de Kat en [A] . Namens verweerder zijn verschenen [B] , [C] en [D] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is op 1 januari 2017, in het kader van een juridische fusie tussen twee stichtingen die beide de ANBI-status hadden, opgericht. Zij heeft alle activiteiten van deze twee stichtingen, die gelegen zijn op het gebied van de gezondheidszorg en ouderenzorg, voortgezet.

2. Op 2 maart 2017 heeft eiseres een verzoek ingediend om met ingang van 1 januari 2017 als ANBI te worden aangemerkt. Bij beschikking van 4 mei 2017 is eiseres met terugwerkende kracht per 1 januari 2017 aangemerkt als ANBI.

3. Per 1 mei 2017 heeft eiseres haar activiteiten geherstructureerd (de herstructurering). Zij heeft hierbij haar operationele activiteiten in drie BV’s ondergebracht, te weten [B.V. 1] , [B.V. 2] en [B.V. 3] (de BV’s). Eiseres is enig aandeelhouder van de BV’s. De BV’s voeren de feitelijke zorgtaken uit. De activiteiten van eiseres zelf beperken zich per 1 mei 2017 tot het bepalen van het beleid van de BV’s en de uitvoering daarvan. Verder voert eiseres taken uit op concernniveau, zoals het financieel- en personeelsmanagement, de directievoering en het overleg met zorgautoriteiten en andere spelers op de zorgmarkt. Daarnaast stelt eiseres het ziekenhuisgebouw inclusief apparatuur ter beschikking.

4. In de akte van juridische afsplitsing van 30 april 2017 waarbij de BV’s zijn opgericht is tevens een statutenwijziging van eiseres van kracht geworden. In artikel 2 van deze statuten is als doel en grondslag van eiseres het volgende opgenomen:

“1. De Stichting is een zorgorganisatie met als hoofddoelstelling het bieden van zorg van goede kwaliteit aan cliënten, in het bijzonder in [provincieplaats] , die voldoet aan professionele standaarden en eigentijdse kwaliteits- en veiligheidseisen. De behoeftes, wensen, ervaringen en belangen van de cliënt staan centraal en zijn richtinggevend voor de te bieden zorg.

2. (…)

3. De Stichting heeft tot doel het algemeen belang te dienen door het dienen en bevorderen van goede gezondheids- en welzijnszorg, het (doen) verplegen, (doen) verzorgen en (doen) behandelen van personen die om enigerlei reden medische, verpleegkundige dan wel verzorgende bijstand behoeven in de ruimste zin.

4. De Stichting vormt een groep van zorg- en zorggerelateerde organisaties met die rechtspersonen en de andere instellingen die nu bij de Stichting zijn aangesloten of later zich bij de Stichting nog zullen aansluiten en waarover de Stichting het bestuur uitoefent met als perspectief het realiseren van een optimaal resultaat van de groep. De Stichting geldt daarbij als de centrale zorgorganisatie onder wiens leiding de werkzaamheden van de andere rechtspersonen plaatsvinden.

5. De Stichting beoogt niet het maken van winst.”

5. Eiseres heeft verweerder bij brief van 11 januari 2018 geïnformeerd over de herstructurering.

Geschil 6. In geschil is of de ANBI-status van eiseres terecht is ingetrokken. Meer specifiek is in geschil of eiseres na de herstructurering van haar activiteiten nog als ANBI kan worden aangemerkt. Niet in geschil is dat eiseres gedurende de periode 1 januari 2017 tot de herstructurering als ANBI kon worden aangemerkt.

7. Eiseres stelt dat haar ANBI-status ten onrechte is ingetrokken. Zij voert hiertoe primair aan dat zij na de herstructurering nog steeds rechtstreeks het algemeen belang dient. Hierin is door de juridische afsplitsing geen wijziging gekomen. Ook de feitelijke werkzaamheden van de ZorgSaam groep als geheel zijn niet gewijzigd. Er is enkel uit doelmatigheidsoverwegingen voor gekozen om de voorheen vanuit de stichting verrichte werkzaamheden voortaan door de BV’s te laten verrichten. Eiseres voldoet zowel aan de kwalitatieve als kwantitatieve toets. Volgens eiseres volgt onder andere uit de parlementaire geschiedenis van de Geefwet dat zij kwalificeert als ANBI. Alle inkomsten van de BV’s komen uiteindelijk ten goede aan eiseres en daarmee aan de zorg in Zeeuws Vlaanderen. In dat kader wijst zij op artikel 1a, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet rijksbelastingen (UR Awr). Eiseres stelt zich op het standpunt dat in haar situatie de ‘doorkijkbenadering’ van toepassing is waarbij de activiteiten van het concern als geheel voorwerp van de beoordeling dienen te zijn. Subsidiair stelt eiseres dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat de feitelijke situatie van eiseres niet is gewijzigd na de herstructurering en vergelijkbare zorginstellingen die hun operationele activiteiten niet hebben afgesplitst, wel een ANBI- status hebben.

8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet rechtstreeks werkzaam is in het algemeen belang en de ANBI-status van eiseres derhalve terecht is ingetrokken. Na de reorganisatie fungeert eiseres als beheersstichting en is zij zelf niet meer rechtstreeks werkzaam in de zorg. Uit de Memorie van Toelichting bij de Geefwet volgt dat enkel instellingen die zich met gezondheidszorg bezighouden en zorgtaken verrichten als ANBI kunnen kwalificeren. De werkzaamheden van eiseres bestaan in belangrijke mate, voor zeker meer dan 10%, uit werkzaamheden die niet vallen onder de ANBI-categorieën zoals opgenomen in artikel 5b, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Van schending van het gelijkheidsbeginsel is geen sprake. Ook beschikt eiseres niet over een actueel beleidsplan waardoor zij niet voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 1a, eerste lid, onder f, van de UR Awr.

Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader

9. Artikel 5b Awr luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

“1. Een algemeen nut beogende instelling is:

a. een instelling — niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven — die:

1° uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;

2° haar gegevens op elektronische wijze via internet openbaar maakt;

3° voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

(…)

5° door de inspecteur als zodanig is aangemerkt;

(…)

3. Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:

a. welzijn;

(…)

e. gezondheidszorg;

f. jeugd- en ouderenzorg;

(…)

l. een combinatie van de bovengenoemde doelen, alsmede

m. het financieel of op andere wijze ondersteunen van een algemeen nut beogende instelling.(…)7. Een instelling als bedoeld in het eerste lid, wordt door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet meer als zodanig aangemerkt met ingang van het tijdstip waarop deze instelling niet langer uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen nut beogend karakter heeft, niet meer voldoet aan de bij ministeriële regeling gestelde voorwaarden dan wel niet meer is gevestigd als aangegeven in het eerste lid. (…)

(…)

10. Voor de toepassing van het vierde en het zesde tot en met achtste lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.”

10. Artikel 1a van de UR Awr luidt, voor zover hier van belang als volgt:

“1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:

a. (…);

b. uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;

c. (…);

f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van werving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;

g. j. de instelling via internet op elektronische wijze informatie met betrekking tot haar functioneren, openbaar maakt.

(…).

5. Onder algemeen nuttige activiteiten worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: alle activiteiten die erop zijn gericht om de doelstelling van een algemeen nut beogende instelling te verwezenlijken of te bevorderen. Activiteiten zijn geen algemeen nuttige activiteiten indien de instelling het geheel van die activiteiten tegen commerciële tarieven verricht.

(…)7. De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, bestaat ten minste uit:

a. de naam van de instelling;

b. het nummer, bedoeld in artikel 12, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, van de instelling, dan wel ingeval de instelling buiten Nederland is gevestigd, het voor deze regeling door de Nederlandse Belastingdienst verstrekte fiscale identificatienummer;

c. het post- of bezoekadres, dan wel het telefoonnummer, dan wel het e-mailadres van de instelling;

d. de doelstelling volgens de regelgeving van de instelling;

e. de hoofdlijnen van het actuele beleidsplan, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, van de instelling;

f. de bestuurssamenstelling, het beloningsbeleid van de instelling en de namen van de bestuurders, met uitzondering van:

(…)

g. een actueel verslag van de uitgeoefende activiteit of activiteiten van de instelling;

h. de balans en de staat van baten en lasten, met toelichting, van de instelling dan wel, indien het instellingen betreft die niet actief geld of goederen werven onder derden en die het aan hen ter beschikking staande vermogen of de opbrengsten daarvan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend besteden ten behoeve van hun doelstelling (zuivere vermogensfondsen) of indien het kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd betreft, de staat van baten en lasten en een overzicht van de voorgenomen bestedingen, met toelichting..”

11. In de Memorie van Toelichting van de Geefwet (MvT, Kamerstukken II, 2011/12, 33006, nr. 3, p. 21) is met betrekking tot artikel 5b van de Awr onder andere het volgende opgemerkt: “(…) In het voorgestelde artikel 5b van de AWR wordt uitwerking gegeven aan de definitie van de ANBI. De teksten zijn grotendeels ontleend aan artikel 6.33 van de Wet IB 2001, waarin thans nog de definitie van de ANBI is opgenomen. Dit geldt ook voor de bepalingen over de wijze waarop instellingen als ANBI kunnen worden aangemerkt of in welke gevallen die status hen kan worden ontnomen. In het eerste lid van genoemd artikel 5b is ter verduidelijking en met het oog op een betere uitvoering een aantal wijzigingen aangebracht ten opzichte van de overeenkomstige tekst uit artikel 6.33 van de Wet IB 2001. De eerste wijziging is de vervanging van het te definiëren begrip instellingen door de term algemeen nut beogende instellingen. Dat is immers het begrip dat gedefinieerd moet worden in deze definitiebepaling. Gehandhaafd is de voorwaarde dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut moet beogen. De wijzigingen strekken voor het overige ertoe een verbetering en verduidelijking te geven met betrekking tot de invulling van het begrip algemeen nut beogende instelling. Dat betreft ten eerste de zekerstelling van de eis dat ANBI’s moeten voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden. (…)”

12. In de Memorie van Toelichting van de Geefwet (MvT, Kamerstukken II, 2011/12, 33006, nr. 3, p. 25 is met betrekking tot artikel 5b, derde lid, onder e, van de Awr het volgende opgemerkt: “Instellingen die zich met de gezondheidszorg bezighouden en zorgtaken verrichten, zullen doorgaans kwalificeren. (…). Instellingen die louter voorzien in de huisvesting van zieken, ouderen of anderszins zorgbehoevenden kwalificeren echter niet als ANBI. Hun feitelijke werkzaamheid is de exploitatie van onroerend goed en dat is geen algemeen nut.”

13. In de Memorie van Antwoord bij de wijziging van de Successiewet en enige andere belastingwetten (MvA, Kamerstukken I, 2009/10, 31 930, nr. D, p. 15-16) is met betrekking tot het doel en de activiteiten van een ANBI onder andere het volgende vermeld:

“(…) Een ANBI richt haar activiteiten naar buiten toe, ten behoeve van derden of van doelen die (ver) buiten de directe eigen levenssfeer liggen. De activiteiten van een ANBI moeten ook primair en rechtstreeks het algemeen belang dienen. Niet voldoende is dat van de ANBI-activiteiten indirect een gunstige werking uitgaat op de maatschappij als geheel, zoals bij de SBBI. (…)”

ANBI

14. Uit artikel 2 van de statuten volgt weliswaar dat de doelstelling van eiseres is gericht op het verlenen en bevorderen van een goede gezondheidszorg, maar dat is niet voldoende om als ANBI te kunnen worden aangemerkt. Gelet op de jurisprudentie (vergelijk onder andere HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2668) en de parlementaire geschiedenis dienen daarvoor ook de activiteiten van eiseres primair en rechtstreeks het algemeen nut te dienen. Tussen partijen is niet in geschil dat de activiteiten van eiseres na de herstructurering enkel bestaan uit beleidstaken dan wel taken op concernniveau en dat de daadwerkelijke zorg wordt verleend vanuit de BV’s. Dat de activiteiten van eiseres voor het kunnen functioneren van de BV’s wellicht onontbeerlijk zijn, maakt niet dat die activiteiten transformeren naar activiteiten op het vlak van gezondheidszorg. Aldus is geen sprake van het door eiseres rechtstreeks dienen van het algemeen nut als bedoeld in artikel 5b, derde lid, onder e en f, van de Awr.

15. Voor de door eiseres bepleite doorkijkbenadering of groepsbenadering ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in de wettelijke regeling noch in de parlementaire geschiedenis daarvan. Dat eiseres wellicht een fiscale eenheid zou kunnen vormen met de BV’s is voor de beoordeling of eiseres voldoet aan de voorwaarden voor de ANBI-status niet relevant.

16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, slaagt het primaire standpunt van eiseres niet. De stelling van verweerder dat eiseres niet beschikt over een actueel beleidsplan behoeft daarom geen behandeling.

Gelijkheidsbeginsel

17. Eiseres heeft onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. De herstructurering heeft er toe geleid dat eiseres niet langer zelf zorg verleent, maar nog uitsluitend beleidstaken en taken op concernniveau uitvoert. Reeds daarom is de situatie vóór en na de herstructurering verschillend. Eiseres heeft verder geen instellingen genoemd die dezelfde activiteiten uitvoeren als zij en die wel de ANBI status hebben. Andere zorginstellingen die hun operationele activiteiten niet hebben afgesplitst, kunnen niet worden beschouwd als gelijke gevallen.

18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel