Home

Rechtbank Den Haag, 07-10-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10722, AWB - 21 _ 2362

Rechtbank Den Haag, 07-10-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:10722, AWB - 21 _ 2362

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
7 oktober 2022
Datum publicatie
14 december 2022
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:10722
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2362
Relevante informatie
Art. 1 EP EVRM, Art. 6 EVRM, Art. 14 EVRM, Art. 22 Wet WOZ, Art. 3:4 Awb, Art. 7:12 Awb

Inhoudsindicatie

De rechtbank verleent geen uitstel van de mondelinge behandeling. De Wet WOZ en de OZB zijn niet in strijd met het recht op ongestoord eigendom, noch met het verbod van discriminatie, noch met het evenredigheidsbeginsel. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de WOZ waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 21/2362

(gemachtigde: W. Lentink),

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 29 februari 2020 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] [huisnummer 1] te [plaats] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) op waardepeildatum

1 januari 2019 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 328.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eisereses opgelegde aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2020 (de aanslag).

Eiseres heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2022.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. [A] .

Eiseres heeft op 13 september 2022 een wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer heeft dit verzoek bij uitspraak van 30 september 2022 niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

Feiten

1. Eisereses is eigenaar van de woning. De woning is een hoekwoning met een berging. De bruto gebruiksoppervlakte van de woning is ongeveer 134 m2. De perceeloppervlakte bedraagt 155 m2. Op het perceel rust een erfdienstbaarheid.

Geschil 2. In geschil is onder meer:

- of de Wet WOZ en de heffing van OZB in strijd zijn met het recht op het ongestoord genot van eigendom zoals benoemd in artikel 1 van het eerste protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), met het verbod op discriminatie zoals bedoeld in artikel 14 van het EVRM en met het evenredigheidsbeginsel als bepaald in artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en of artikel 6 EVRM is geschonden; en

- of verweerder de waarde van de woning per waardepeildatum te hoog heeft vastgesteld.

3. Eisereses betoogt dat de Wet WOZ is strijd is met artikel 1 van het eerste protocol EVRM, met artikel 14 EVRM en met artikel 3:4, tweede lid van de Awb. Voorts stelt eiseres dat nu zij geen rendement behaalt met de woning door bijvoorbeeld verhuur de verschuldigde OZB op nihil dient te worden gesteld. Met betrekking tot de door verweerder vastgestelde waarde, stelt eiseres dat de waarde te hoog is vastgesteld. Zij stelt dat artikel 6 EVRM wordt geschonden omdat verweerder volgens haar de berekeningsmethode geheim houdt. Volgens eiseres dient de waarde te worden vastgesteld op € 267.132 of € 257.082. Ter onderbouwing van dit standpunt voert eiseres dat sprake is van gedateerde voorzieningen en dat verweerder daar bij de waardering van de woning te weinig rekening mee heeft gehouden. Daarnaast heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning. Verder betoogt eiseres dat er sprake is van strijd met het recht op een eerlijk proces nu de criteria waarmee de waarde is bepaald deels geheim zijn en partijen aldus niet beschikken over gelijke informatie.

4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Ter onderbouwing van de waarde van de woning heeft verweerder een taxatierapport en een matrix overgelegd. In de matrix is de waarde van de woning bepaald op € 327.432. Naast gegevens van de woning, bevat het gegevens van een aantal vergelijkingsobjecten.

- [adres 2] [huisnummer 2] (verkocht op 15 augustus 2018 met transactieprijs € 323.000);

- [adres 2] [huisnummer 3] (verkocht op 4 juni 2018 met transactieprijs € 325.000);

- [adres 3] [huisnummer 4] (verkocht op 27 februari 2018 met transactieprijs € 310.000).

Beoordeling van het geschil

Verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling bij de rechtbank

5. De mondelinge behandeling van deze zaak stond eerder gepland op 5 juli 2022. Op 14 juni 2022 heeft de gemachtigde van eiseres om uitstel verzocht. Gemachtigde heeft daarbij onder meer genoemd dat hij corona had. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. Vervolgens is een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling vastgesteld op 8 augustus 2022. Eiseres heeft vervolgens meerdere malen, voor het laatst ter zitting, verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling op 8 augustus 2022. Hierna zal de rechtbank toelichten waarom geen uitstel is verleend.

6. Bij de beoordeling van een verzoek om uitstel geldt het volgende. Indien een belanghebbende tijdig en onder aanvoering van gewichtige redenen waarom hij niet op de voor de behandeling van de zaak vastgestelde zittingsdag aanwezig kan zijn of zich niet op de behandeling kan voorbereiden, verzoekt die behandeling op een nader te bepalen latere dag te doen plaatsvinden, dient de rechter dat verzoek in te willigen, tenzij hij oordeelt dat zwaarder wegende bij de behandeling van de zaak betrokken belangen aan zodanig uitstel in de weg staan. Dit oordeel dient in zijn uitspraak te worden gemotiveerd.1 De rechtbank zal hierna toelichten waarom in dit geval geen sprake is van gewichtige redenen.

7. Eiseres heeft in het uitstelverzoek van 5 juli 2022 aangevoerd dat voor het belastingjaar 2020 een procedure aanhangig is bij de Hoge Raad. Zij heeft deze grond ook ter zitting aangevoerd. De rechtbank wijst in dat verband op vaste jurisprudentie waarin wordt geoordeeld dat voor de bepaling van de WOZ-waarde in enig jaar de waardevaststelling in een eerder of later jaar niet relevant is.2 Behandeling van het beroep kan dus plaatsvinden los van de beoordeling van de waarde van dezelfde onroerende zaak in een eerder jaar. Dat gemachtigde bezig is met twee andere belastingzaken en dat drie andere zaken zijn aandacht hebben, kan in dit geval geen gewichtige reden vormen. Het is immers aan gemachtigde om voor ondersteuning of vervanging te zorgen indien hij onvoldoende tijd heeft voor de zaken die hij heeft aangenomen. Ook een door eiseres geplande vakantie in augustus kan geen gewichtige reden zijn, reeds omdat eiseres een gemachtigde heeft die haar op zitting vertegenwoordigt. Overigens is eiseres op zitting verschenen. Indien en voorzover gemachtigde de in de brief van 5 juli 2022 genoemde afspraken in september en oktober 2022 ook heeft aangevoerd ter onderbouwing van het verzochte uitstel, ontgaat de rechtbank relevantie van afspraken die plaatsvinden na de zittingsdatum. Eiseres heeft ook onvoldoende toegelicht hoe een “Woo-verzoek box 3” relevant zou kunnen zijn voor de behandeling van onderhavige procedure, nu dit een WOZ-beschikking en aanslag OZB betreft, en geen box 3 heffing in geschil is In het belang van de voortgang van de behandeling van zaken heeft de rechtbank ter zitting het verzoek om uitstel nogmaals afgewezen.

Schending EVRM en artikel 3:4, lid 2, Awb

8. Eiseres betoogt dat de Wet WOZ en de heffing van OZB (artikel 220 van de Gemeentewet), dan wel de daaraan ten grondslag liggende waardebepaling op grond van de Wet WOZ in strijd zijn met het recht op het ongestoord genot van eigendom ( artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM), met het verbod op discriminatie ( artikel 14 EVRM) en met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, tweede lid van de Awb). Voorts voert eiseres aan dat artikel 6 EVRM is geschonden.

9. De rechtbank ziet geen grond voor de stelling van eiseres dat sprake is van strijd met het recht op het ongestoord genot van eigendom als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Het Eerste Protocol bij het EVRM laat de wetgever bij de heffing en invordering van belastingen een ruime beoordelingsmarge. Die marge is met de heffing van OZB, dan wel de daaraan ten grondslag liggende waardebepaling op grond van de Wet WOZ niet overschreden. Eiseres wordt door de heffing en waardebepaling ook niet beperkt in gebruik, vervreemdingsbevoegdheden of beschikkingsmacht, waardoor van aantasting van het genot van de woning geen sprake is.

10. Eiseres stelt zich ook op het standpunt dat sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing, die in strijd is met het verbod van discriminatie ( artikel 14 EVRM) en het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, tweede lid van de Awb). Eiseres betoogt dat de OZB wordt geheven over forfaitair vermogen zonder daarbij rekening te houden met de aanwezige hypotheekschuld. Volgens eiseres mag er geen belasting worden geheven over schulden en vermogen en mag er alleen belasting worden geheven over behaalde rendementen. Eiseres heeft met haar betoog niet duidelijk gemaakt in hoeverre sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. De door eiseres geschetste theoretische scenario’s zijn daarvoor onvoldoende. Het beroep op discriminatie faalt derhalve. Ook het beroep op het evenredigheidsbeginsel faalt.

11. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat zij in de woning woont en geen jaarlijks rendement uit de woning haalt zodat geen OZB van haar kan worden geheven. Eiseres verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 over box III.3 De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat de OZB geen belasting naar inkomen of draagkracht is. Het arrest mist dus toepassing ten aanzien van de Wet WOZ en de OZB. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat het op grond van artikel 219 van de Gemeentewet voor gemeenten verboden is om belasting te heffen op basis van inkomen of vermogen.

12. Verder heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de Awb in strijd met het EVRM tot stand is gekomen. Deze stelling is door eiseres onvoldoende onderbouwd en faalt reeds daarom.

13. Van het geheimhouden van de berekeningsmethode voor de waardering van de woning is geen sprake. Verweerder heeft in de bezwaarfase, in het verweerschrift en ter zitting gemotiveerd toelichting heeft gegeven op de wijze waarop de waarde van de woning is bepaald. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het vereiste inzicht heeft gegeven en ziet geen aanleiding om eiseres te volgen in haar stelling dat verweerder gegevens (over de wijze van waardebepaling) heeft achtergehouden of dat sprake is van strijd met het recht op een eerlijk proces. Artikel 6 EVRM is niet geschonden.

Prejudiciële vragen

14. Eiseres betoogt dat de rechtbank prejudiciële vragen moet stellen aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit betoog faalt reeds, omdat de rechtbank die bevoegdheid niet heeft. De rechtbank is namelijk geen door Nederland aangewezen hoogste rechterlijke instantie in de zin van artikel 1, eerste lid, van Protocol nr. 16 bij het EVRM.4

Waarde van de woning

15. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding".5

16. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op de door hem overgelegde matrix en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, hierin geslaagd. De rechtbank stelt voorop dat indien, zoals in het onderhavige geval, bij de waardebepaling gebruik wordt gemaakt van een methode van systematische vergelijking van de woning met vergelijkingsobjecten, niet vereist is dat de vergelijkingsobjecten identiek zijn aan de woning. Wel is vereist dat verweerder bij de herleiding van de waarde van de woning uit de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten voldoende rekening houdt met de tussen de woning en de vergelijkingsobjecten en tussen de vergelijkingsobjecten onderling bestaande, voor de waardebepaling relevante verschillen. De rechtbank acht de vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar met de woning, aangezien de vergelijkingsobjecten in dezelfde wijk gelegen zijn en ongeveer van hetzelfde bouwjaar zijn. Het bruto vloeroppervlak is voor de woning en de vergelijkingsobjecten zelfs identiek.

17. Uit de matrix blijkt dat verweerder bij de herleiding van de aan de woning toegekende waarde uit de bij de verkoop van de onder 4 genoemde vergelijkingsobjecten behaalde verkoopprijzen, in voldoende mate rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning wat betreft onder meer kwaliteit van de opstallen en de onderhoudstoestand. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de matrix blijkt dat verweerder rekening heeft gehouden met de gedateerde staat van de woning door kwaliteit/luxe een vlokcode 2 (onder gemiddeld) te geven. Eiseres heeft met wat zij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat verweerder is uitgegaan van het verkeerde bouwjaar of dat de vlokcodes lager moeten zijn dan reeds door verweerder is toegepast. Uit de matrix volgt verder dat verweerder rekening heeft gehouden met de verschillen in perceeloppervlakte van de woning en de vergelijkingsobjecten. In dat kader heeft verweerder ook een correctie toegepast vanwege de erfdienstbaarheid die op het perceel rust en aan 15 m² van de perceeloppervlakte geen waarde toegekend. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt dat de op het perceel van de buren rustende erfdienstbaarheid vergelijkbaar is met de erfdienstbaarheid op haar perceel. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat deze oppervlakte onjuist is berekend. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.

18. Wat eiseres verder heeft aangevoerd, doet aan het hier boven gegeven oordeel niet af. Alle vergelijkingsobjecten zijn in dezelfde wijk gelegen als de woning. Deze woningen liggen dus eveneens in de nabijheid van de Kaagbaan. De eventuele waarde drukkende effecten van luchtverontreiniging, geluids- en stankoverlast zijn daarom al verdisconteerd in de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten. Verder heeft eiseres meerdere gebreken of tekortkomingen van de woning naar voren gebracht, waaronder geluidsoverlast van de naastgelegen poort. Voor deze gebreken of tekortkomingen geldt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat en in welke mate dit een waarde drukkend effect heeft op de waarde van de woning.

19. Gelet op het voorgaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.

Motivering uitspraak op bezwaar

20. Voor zover eiseres stelt dat de uitspraak op bezwaar niet deugdelijk is gemotiveerd, volgt de rechtbank deze stelling niet. Uit de uitspraak op bezwaar wordt voldoende duidelijk op welke gronden de bezwaren van eiseres zijn afgewezen. Dat eiseres het met die afwijzingsgronden niet eens is, maakt niet dat van een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12 van de Awb geen sprake is.

Proceskosten

21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Kiers, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Jasperse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2022.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel