Rechtbank Den Haag, 08-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2337, 21_487 en 21_488
Rechtbank Den Haag, 08-03-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:2337, 21_487 en 21_488
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 8 maart 2022
- Datum publicatie
- 25 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBDHA:2022:2337
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2023:1082, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21_487 en 21_488
Inhoudsindicatie
Bij oplegging van een navorderingsaanslag is de mogelijkheid tot herziening van de onderlinge verdeling niet beperkt tot inkomensbestanddelen waar de navordering op ziet. De rechtbank vermindert de navorderingsaanslagen IB/PVV. Beroepen gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 21/487 en SGR 21/488
(gemachtigde: J.W. van de Stouwe FB),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 december 2020 de navorderingsaanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022.
Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde en mr. [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [B] en drs. [C] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is gehuwd met [D] (de partner). Eiseres en de partner zijn voor toepassing van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 in de onderhavige jaren fiscaal partners.
2. Eiseres is ondernemer en neemt als maat deel in een maatschap met haar zus (de maatschap).
3. Eiseres heeft voor de jaren 2014 en 2015 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.242 negatief respectievelijk € 13.236 negatief. Het aangegeven saldo belastbare inkomsten uit eigen woning bedraagt € 49.311 negatief respectievelijk € 43.295 negatief en is voor beide jaren geheel toegerekend aan de partner van eiseres.
4. Met dagtekening 9 januari 2018 respectievelijk 9 november 2018 zijn de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015 aan eiseres opgelegd conform de ingediende aangiften.
5. Op 12 november 2019 heeft eiseres verzocht om herziening van, onder meer, de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2014 en 2015. Eiseres deelt mede dat haar aandeel in de winst van de maatschap abusievelijk niet in de aangiften IB/PVV voor, onder meer, de jaren 2014 en 2015, is opgenomen en verzoekt om verhoging van de voor deze jaren vastgestelde belastbare winst uit onderneming. Daarnaast verzoekt eiseres om van het saldo belastbare inkomsten uit eigen woning voor de jaren 2014 en 2015 € 27.548 negatief respectievelijk € 20.059 negatief aan haar toe te rekenen.
6. Bij brief van 6 mei 2020 heeft verweerder gereageerd op het verzoek van 12 november 2019. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“1. Aandeel in het resultaat in de maatschap [naam maatschap]
Op dit punt kom ik tegemoet aan uw verzoek. Echter voor de jaren 2014 en 2015 zijn de aanslagen reeds definitief vastgesteld. Daarom zal ik de aanslagen ambtshalve herzien conform uw verzoek op dit punt.
(…)
2. Toerekening eigen woning aftrek
Belastingjaar 2014 en 2015
(…)
Verder is in artikel 2.17 Wet inkomstenbelasting 2001 bepaald wat moet worden verstaan onder gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en tot welk moment fiscale partners de onderlinge verhouding hiervan kunnen herzien. Hieruit volgt dat het belastbare inkomen uit eigen woning onderdeel uitmaakt van de eerder genoemde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen. De eerder gekozen onderlinge verhouding van deze gemeenschappelijke inkomensbestanddelen kan door beide fiscale partners worden gewijzigd tot het moment waarop de aanslag van beide fiscale partners onherroepelijk vaststaat.
De aanslag inkomstenbelasting 2014 respectievelijk 2015 van [eiseres] heeft een dagtekening van 9 januari 2018 respectievelijk 9 november 2018. De aanslagen van beide jaren van de fiscale partner hebben een dagtekening van 18 januari 2018 respectievelijk 16 november 2018. Dit houdt in dat op het moment van uw brief van 12 november 2019 de aanslagen inkomstenbelasting 2014 en 2015 van beide fiscale partners onherroepelijk vaststonden. Nu de aanslagen op het punt van de verdeling van de eigen woning onherroepelijk vaststaan wijs ik uw verzoek op dit punt af.”
7. Met dagtekening 26 mei 2020 legt verweerder aan eiseres voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.478 (€ 38.899 -/- € 14.421 wegens verliesverrekening). Daarbij is het saldo belastbare inkomsten uit eigen woning van eiseres en de partner buiten aanmerking gebleven. De nog te verrekenen verliezen zijn vastgesteld op € 0.
8. Met dagtekening 13 juni 2020 legt verweerder aan eiseres voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag IB/PVV op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.958. Daarbij is het saldo belastbare inkomsten uit eigen woning van eiseres en de partner buiten aanmerking gebleven.