Rechtbank Den Haag, 14-06-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5882, 21 _ 3971
Rechtbank Den Haag, 14-06-2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5882, 21 _ 3971
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 14 juni 2022
- Datum publicatie
- 12 augustus 2022
- Zaaknummer
- 21 _ 3971
- Relevante informatie
- Art. 66 lid 4 SW, Art. 16 lid 4 AWR, Art. 1 EVRM, Art. 56 VwEU, Art. 63 VwEU
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft in 2002 de erfenis van de erflater beneficiair aanvaard. Verweerder heeft in 2019 een navorderingsaanslag successierecht opgelegd, omdat eiseres in de aangifte erfbelasting de door haar geërfde € 1.500.000 van een buitenlandse rekening van erflater die hij aanhield in Zwitserland niet heeft aangegeven. In geschil is of artikel 66, vierde lid, van de Successiewet 1956 (SW) in strijd is met het Unierecht en of verweerder heeft voldaan aan het voortvarendheidsvereiste. De rechtbank is van oordeel dat artikel 66, vierde lid, van de SW niet in strijd is met het Unierecht, omdat verweerder de verlengde navorderingstermijn die uit dit artikel volgt niet heeft gebruikt op een wijze die verder gaat dan noodzakelijk is om het doel van het artikel te bereiken. Ook oordeelt de rechtbank dat verweerder heeft voldaan aan het voortvarendheidsvereiste nu veelvuldig contact is geweest met eiseres. Op geen enkel moment is een periode van meer dan zes maanden is te onderkennen waarin er geen contactmoment is geweest. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/3971
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiseres] , wonende te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: F. Schut),
en