Home

Rechtbank Den Haag, 06-07-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11475, SGR 21/2967 en SGR 21/2969

Rechtbank Den Haag, 06-07-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11475, SGR 21/2967 en SGR 21/2969

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
6 juli 2023
Datum publicatie
3 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:11475
Zaaknummer
SGR 21/2967 en SGR 21/2969
Relevante informatie
Art. 3.90 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Eiseres verzorgde de opvang van de kinderen van haar dochter (de dochter). Voor haar werkzaamheden ontving eiseres (via een gastouderbureau) een vergoeding bestaande uit (een deel van) de door de dochter ontvangen kinderopvangtoeslag. In 2015 heeft de RvS geoordeeld dat de dochter geen aanspraak had op kinderopvangtoeslag, omdat de dochter begin 2015 het laatste deel van de nog niet betaalde kosten niet had betaald. De dochter heeft vervolgens in 2018 een bedrag van € 8.000 aan kinderopvangtoeslag terugbetaald aan de Belastingdienst welk bedrag zij voorafgaand aan de terugbetaling heeft ontvangen van eiseres. Op grond van de feiten en omstandigheden zoals die voorliggen in deze zaak, komt de rechtbank in dit specifieke geval tot het oordeel dat eiseres het door haar aan de dochter terugbetaalde bedrag van € 8.000 terecht als negatieve inkomsten (negatief resultaat uit overige werkzaamheden) heeft opgenomen in haar aangifte IB/PVV 2018.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 21/2967 en SGR 21/2969

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

[eiser], wonende te [woonplaats], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

Zitting

Beslissing

Overwegingen

Rechtsmiddel