Home

Rechtbank Den Haag, 08-08-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11856, SGR 21/3306

Rechtbank Den Haag, 08-08-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11856, SGR 21/3306

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
8 augustus 2023
Datum publicatie
14 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:11856
Formele relaties
Zaaknummer
SGR 21/3306

Inhoudsindicatie

Verweerder maakt niet aannemelijk dat de ANBI-status op goede gronden is ingetrokken.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 21/3306

(gemachtigde: mr. N. Idrissi),

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 2 juli 2018 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 de status van Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) van eiseres ingetrokken.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 maart 2021 het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van de ANBI-status ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2022. Namens eiseres zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] bijgestaan door de gemachtigde en mr. [naam 3] (kantoorgenoot van gemachtigde). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 4] , mr. [naam 5] , [naam 6] en drs. [naam 7] .

De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en partijen bij brieven van 22 november 2022 verzocht nadere informatie te verstrekken. Eiseres heeft dit gedaan bij brief van 3 januari 2023, verweerder bij brief van 9 februari 2023.

De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023. Namens partijen zijn daar dezelfde personen verschenen als op de eerste zitting.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is opgericht op 5 januari 1990 en heeft statutair ten doel:

“Het verwerven, ter beschikking stellen en onderhouden van gebedsruimten en activiteits- en begeleidingscentra ten behoeven van Moslims, het begeleiden en adviseren van Moslims op het gebied van intermenselijke relaties, het geven van onderwijs en het organiseren van traditionele feesten voor in Nederland wonende Moslims zoals die in de landen der herkomst worden gevierd en het verlenen van hulp en begeleiding aan personen, op religieus, maatschappelijk en cultureel gebied.”

2. Volgens haar statuten tracht eiseres haar doel te bereiken door:

a. Activiteiten te organiseren die passen in de doelstelling;

b. Beroepskrachten aan te stellen die in het kader van de doelstelling ondersteunend, stimulerend, coördinerend en waar mogelijk uitvoerend werkzaam zijn;

c. Vakkrachten aan te trekken ten behoeve van activiteiten die een specifieke deskundigheid vereisen;

d. Vrijwilligers te werven en op te leiden voor het (mede) uitvoeren van activiteiten;

e. Samen te werken met instellingen, personen en groepen die geheel of gedeeltelijk werkzaam zijn op het terrein van de stichting;

f. Het onderhouden van contacten met en het stimuleren en realiseren van communicatie tussen instanties en personen die zich op een soortgelijk terrein bewegen;

g. Alle andere wettige middelen die in de ruimste zin met het doel van de stichting verband houden.

3. De inspecteur voor de inkomstenbelasting heeft op enig moment verzocht om bij eiseres een derdenonderzoek in te stellen om te bezien of de contante giften aan eiseres die een belastingplichtige in de jaren 2006 tot en met 2014 in zijn aangiften inkomstenbelasting heeft afgetrokken, voorkomen in de administratie van eiseres. In dit verzoek is onder meer het volgende vermeld:

“Ik heb grote twijfels dat en of belanghebbende zijn giften daadwerkelijk heeft gedaan. Doordat we al in beroep zijn en daar op eens nieuwe verklaringen krijgen, kunnen we niet meer bij belanghebbende stukken opvragen. Maar ook de “slordige ?” handelswijze van de moskee roept vragen op. Hoewel belanghebbende aannemelijk moet maken dat hij de giften daadwerkelijk in 2[zwartgemaakt] betaald heeft, wil ik vanuit het derden onderzoek weten of het aannemelijk is dat de stichting de giften heeft ontvangen en ook de stukken waaruit deze conclusie getrokken wordt. Ook wil ik weten op basis van welke onderliggende administratie de verklaring door de Stichting is afgegeven en of gekeken kan worden wanneer de betreffende verklaringen volgens de computer zijn opgesteld, of ze niet ge-antidateert zijn.

Graag wil ik daarom weten hoe de moskee in de jaren 2008 – 2014 de giften van deze belastingplichtige heeft geadministreerd en vraag hierbij gelijk of er kwitanties worden uitgeschreven en maak hiervan een kopie. (…) Hoe is het in het kasboek geadministreerd. Hoe weten ze zo exact de data waarop iets ontvangen is, en dat het deze persoon betreft en niet iemand met een gelijke naam of zo. Etc etc.

(…) Wellicht is het ook verstandig dat de wijze van administreren in ieder geval aan het ANBI team gemeld wordt of dat deze betrokken worden bij het derdenonderzoek. Gezien de verklaringen vermoed ik dat de administratie niet al te zorgvuldig is bijgehouden.

(…)

Bij de zorgkosten valt op dat in het verleden (tot 20[zwartgemaakt]) hele hoge dieeten werden geclaimd. Hieraan ga ik geen aandacht meer besteden, maar ik denk dat het niet kwaad kan ook deze een keer uit te vragen.”

4. Het derdenonderzoek is op 2 maart 2016 door de heer [naam 7] van Belastingdienst Rotterdam uitgevoerd tezamen met de heer [naam 8] van het ANBI team. In de bevindingen van het derdenonderzoek staat onder meer het volgende vermeld:

“Al met al is er ernstige twijfel of de donaties zijn gegeven en als er al iets is gedoneerd klopt die niet met de administratie van [eiseres]. Overigens kan [zwartgemaakt] met zijn salaris [zwartgemaakt] doneren. Dit staat wel zo in de administratie, waardoor duidelijk getwijfeld moet worden aan de juistheid van de kasadministratie.

Als de penningmeester van [eiseres], (…), inderdaad de verklaringen heeft gemaakt voor [zwartgemaakt], betekent dit dat er wordt samengespannen en er door [eiseres] dus verklaringen worden uitgeschreven die valselijk zijn! Hier zal het bestuur van [eiseres] mee geconfronteerd moeten worden. Bij het inleidende gesprek werd al aangegeven door (…) dat het een enorme klus is om de kwitanties uit te schrijven aan de juiste persoon.”

5. Op grond van de bevindingen bij het derdenonderzoek hebben de heren [naam 7] en [naam 8] geconcludeerd dat een boekenonderzoek bij eiseres noodzakelijk en gewenst is. Daartoe hebben zij op 23 mei 2016 een verzoek ingediend bij de controleleider.

6. Vervolgens heeft de heer [naam 7] bij eiseres op 26 oktober 2016 een boekenonderzoek ingesteld. Het onderzoek is gericht op de doelstellingen van eiseres en op de aard en omvang van haar feitelijke activiteiten, haar vermogen en haar bestedingen volgens de doelstellingen. Verder is getoetst of en in hoeverre eiseres voldoet aan de overige voorwaarden en bepalingen die gelden voor de ANBI-status.

7. Als gevolg van langdurige ziekte van de heer [naam 7] is het conceptrapport over dit boekenonderzoek pas op 23 april 2018 verstuurd naar de belastingadviseur die bij de controle als contactpersoon van eiseres optrad (de heer [naam 11] ), met het verzoek om hierop te reageren. Daarbij is geen termijn gesteld. In het conceptrapport is geen standpunt ingenomen over de ANBI-status van eiseres.

8. Op 30 mei 2018 heeft verweerder per e-mail de heer [naam 11] verzocht om binnen twee weken alsnog op het conceptrapport te reageren. Omdat hierop geen inhoudelijk reactie kwam, heeft verweerder bij brief van 1 juni 2018 aan eiseres verzocht alsnog uiterlijk 13 juni 2018 te reageren. In deze brief heeft verweerder verder uiteengezet waarom eiseres volgens hem niet voldoet aan de ANBI-criteria en meegedeeld dat de ANBI status op 13 juni 2018 zal worden ingetrokken, tenzij een en ander voor die datum worden weerlegd.

9. Bij brief van 12 juni 2018, ontvangen door verweerder op 13 juni 2018, heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres meegedeeld dat het bestuur van eiseres niet op de hoogte was van het e-mail verkeer met de heer [naam 11] en gemotiveerd verzocht om alsnog op het controlerapport en het in de brief van 1 juni 2018 opgenomen standpunt over de ANBI-status te kunnen reageren en om de intrekking van de ANBI-status uit te stellen totdat er een gesprek heeft plaatsgevonden. Die verzoeken heeft verweerder afgewezen.

10. Op 13 juni 2018 heeft verweerder het definitieve controlerapport aan eiseres gezonden met daarin een aanvullende paragraaf over de intrekking van de ANBI-status van eiseres. Die aanvullende paragraaf is ondertekend door de heer [naam 7] en de heer [naam 9] van het ANBI-team.

11. Bij beschikking van 14 juni 2018 heeft verweerder de ANBI-status van eiseres met terugwerkende kracht ingetrokken vanaf de datum van toekenning op 1 januari 2008.

Geschil 12. Primair is in geschil of verweerder het onderzoek bij eiseres heeft ingesteld vanwege haar islamitische achtergrond en misbruik heeft gemaakt van zijn controlebevoegdheden.

Subsidiair is in geschil of verweerder terecht de ANBI-status van eiseres heeft ingetrokken. Daarbij is niet in geschil dat eiseres voldoet aan de zogenoemde kwalitatieve toets voor de ANBI-status, omdat zij met haar doelstelling het algemeen nut beoogt en haar feitelijke werkzaamheden rechtstreeks ten dienste van dat doel staan. Wel houdt partijen verdeeld of wordt voldaan aan de zogenoemde kwantitatieve toets1, te weten of de feitelijke werkzaamheden van eiseres daadwerkelijk voor tenminste 90% het algemeen belang dienen en of is voldaan aan de voorwaarden zoals neergelegd in de artikelen 1a en 1b van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR).

Verder is tussen partijen in geschil of verweerder alle stukken van het geding heeft overgelegd, of de uitspraak op bezwaar voldoende is gemotiveerd en of verweerder de hoorplicht heeft geschonden.

13. Eiseres stelt primair dat het boekenonderzoek uitsluitend is ingegeven door haar islamitische achtergrond, dat verweerder met het instellen van het derdenonderzoek misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheden en dat sprake is van discriminatie. Ook stelt eiseres dat haar ten onrechte geen tijd is gegund om op het controlerapport en op het voornemen de ANBI-status in te trekken te reageren. Subsidiair stelt eiseres dat zij zowel aan de kwalitatieve als aan de kwantitatieve toets voor de ANBI-status voldoet.

14. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij naar aanleiding van het verzoek van de inspecteur inkomstenbelasting het derdenonderzoek heeft kunnen en mogen instellen. Het boekenonderzoek bij eiseres is vervolgens uitsluitend ingesteld op basis van de bevindingen bij het derdenonderzoek. Van vooringenomenheid of misbruik van bevoegdheden is volgens verweerder geen sprake.

Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de zogenoemde anti-oppoteis, geen actueel beleidsplan heeft dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 1a, eerste lid, letter f, UR, niet heeft voldaan aan de publicatieplicht en dat de administratie van eiseres gebreken vertoont. Ook ontbreekt in de statuten van eiseres de liquidatiebepaling. De gebreken in de administratie zijn volgens verweerder zodanig dat de kwantitatieve toets niet kan worden aangelegd. Eiseres heeft ook overigens volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat aan de kwantitatieve toets wordt voldaan, zodat de ANBI-status terecht is ingetrokken.

De hoorplicht is volgens verweerder niet geschonden. Bij het hoorgesprek waren drie personen aanwezig, van wie alleen de heer [naam 7] betrokken was bij de voorfase. Hij was bij het hoorgesprek als informant aanwezig, mede omdat indertijd door eiseres niet is gereageerd op het conceptrapport. De heer [naam 7] heeft niet het bezwaar behandeld, de meerderheid van de personen die bij het hoorgesprek aanwezig waren, hadden geen bemoeienis met de voorfase.

Beoordeling van het geschil

Misbruik van bevoegdheden

15. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 december 20212, het volgende overwogen:

5.3 (…)

De rechtmatigheid van het besluit van de inspecteur om een aangifte te controleren wordt in beginsel niet aangetast door de manier waarop informatie over de belastingplichtige is verwerkt.

Dat kan anders zijn indien de controle van de aangifte voortvloeit uit een risicoselectie, een verwerking van persoonsgegevens in een databank of een gebruik van een databank waarin persoonsgegevens zijn opgeslagen, op basis van een criterium dat jegens de belastingplichtige leidt tot een schending van een grondrecht zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging. Indien de rechter tot de bevinding komt dat zo’n uitzonderlijke situatie aan de orde is, is het niet uitgesloten dat hij daaraan de slotsom verbindt dat de controle van de aangifte van de belastingplichtige heeft plaatsgevonden op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik van hetgeen bij die controle aan het licht is gekomen onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. In dat uitzonderlijke geval komt aan de inspecteur niet de bevoegdheid toe om de aangifte van de belastingplichtige te corrigeren naar aanleiding van die bij de controle aan het licht gekomen punten. Indien een belastingplichtige gemotiveerd stelt dat de hier bedoelde uitzonderlijke situatie zich in zijn geval heeft voorgedaan, dient de inspecteur aan de belastingplichtige en de rechter de gegevens te verstrekken die voor de beoordeling hiervan van belang kunnen zijn.

16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit arrest evenzeer te gelden voor de risicoselectie voor onderzoek naar de vraag of aan een instelling terecht de ANBI-status is toegekend. Dat betekent dat, indien die risicoselectie heeft plaatsgevonden op basis van een criterium dat jegens de instelling leidt tot een schending van een grondrecht zoals een schending van het verbod op discriminatie naar afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging, dat de rechtmatigheid van dat onderzoek zou kunnen aantasten.

17. Eiseres heeft voor haar stelling dat het boekenonderzoek is ingesteld vanwege haar islamitische achtergrond onder meer verwezen naar de volgende stukken:

-Het weekverslag van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) van 10 juli 2015 waarin onder meer het volgend is vermeld:

“(…) Uit een lopend strafrechtelijk onderzoek blijkt overigens dat de gemeenschap elkaar waarschuwt “dat giftenaftrek na 7 januari 2014 niet meer kan bij x”, we zien dan ook dat de giftenaftrek in de periode daarna zich vermoedelijk verplaatst naar een nieuwe stichting die nog niet onder de aandacht ligt bij het ANBI team.

Inmiddels zijn we gestart om bij een aantal stichtingen die veel giftenaftrek veroorzaken derden onderzoeken in te laten stellen en daarbij de kasadministratie op te vragen. (…)

In de analyse van de verdachte gevallen uit onze casusposities is ons opgevallen dat die vooral gedaan worden door mensen in een leeftijdscategorie tussen de 21 en de 65 jaar. Dit patroon wijkt af van het patroon van de gemiddelde Nederlander. Op deze populatie gaan we dus nog eens wat nader inzoomen.”

-Een memo van 30 oktober 2015 van de Teamleider Landelijk Combiteam Aanpak Facilitators waarin onder meer het volgend is vermeld:

“Via het FIOD onderzoek (…), zijn we gestuit op een mogelijk fenomeen bij de giftenaftrek. In de betreffende casus speelt dit probleem uitsluitend binnen de islamitische gemeenschap en werd door de gehoorden aangegeven dat dit een gebruikelijk patroon was.

Aan de hand van deze signalering heeft CAF een bredere analyse laten doen om te kijken of dit probleem breder speelt en zich wel of niet beperkt tot de genoemde gemeenschap.

(…) Als je de populatie die naar voren komt uit deze bredere analyse nader bestudeert, dan bevestigt dit de eerdere veronderstelling dat het daadwerkelijk probleem zich met name concentreert bij de eerder genoemde gemeenschap en niet significant ook op andere plaatsen voorkomt.”

-Het weekverslag CAF van 21 april 2017 waarin onder meer het volgende is vermeld:

“Deze week is een afstemmingsbijeenkomst geweest met het ANBI team. In deze bijeenkomst zijn alle posten die we gezamenlijk aan het aanpakken zijn de revue gepasseerd. De CAF interesse start in alle gevallen met twijfel over de aftrekbaarheid van de giften. Dat leidt vaak tot een derdenonderzoek bij de ANBI en dat leidt dan vaak weer tot een vervolgonderzoek bij de ANBI met uiteindelijk intrekking van de status.”

-Het rapport Onderzoek Query’s aan de [naam 10] van PwC waarin onder meer het volgende is vermeld:

“De handleiding bij de giftenquery beschrijft in alle jaren [2014 tot en met 2018] dat giften met in het tekstveld ‘moskeeën’ of ‘moskee als periodieke gift’ als risico op fraude moeten worden aangemerkt. (…) Uit de beschikbare documentatie blijkt dat de [naam 10] bij uitblijven van een beleidslijn alle (periodieke) giften aan moskeeën boven een drempelwaarde aanmerkt als frauderisico. Waarborgen om te voorkomen dat aangiften met een giften aan een moskee met een ANBI-status, welke aftrekbaar zijn niet worden aangemerkt als frauderisico, hebben wij niet aangetroffen in de beschikbare documentatie. Daarnaast hebben wij in de handleidingen van 2016 bij de giftenquery dat giften aan ‘kerkelijke instellingen alleen met hoofdletters in gevuld door allochtonen’ als risico op fraude moet worden aangemerkt. Evenzo constateren wij dat in 2016 in de giftenquery nationaliteitscodes zijn opgenomen, en dat de handleiding stelt dat dit “Zeker bij giften een belangrijk gegeven” is. Daarnaast bevat de lijst van instellingen waaraan giften boven een drempelwaarde altijd als fraude moeten worden aangemerkt, bij twee organisaties een voetnoot “mits niet autochtoon”.”

-Een stuk dat zich ten tijde van de inzage in het dossier van eiseres bevond waarin het volgende is vermeld:

“Omdat gebleken is dat we niet op naam van de instelling een query kunnen bouwen (die hoeft nl niet verplicht te worden ingevuld) en ook niet op nummer van de ANBI [afgedekte tekst], resteert slechts een query, waarin we zicht krijgen op de nationaliteit van de particulier. Inmiddels is ons duidelijk dat men de 2e nationaliteit uit BvR aan het weghalen is. Deels is dat al geschoond en deels nog niet (…). Omdat men het veld van de 2e nationaliteit aan het opschonen is, is ons inziens extra haast geboden bij het uitzetten van de query.

(…)

Gisteren kwam bij mij het verzoek van CAF aan BCA binnen om een query uit te voeren op etnische afkomst in verband met jullie onderzoek naar mogelijke fraude op giftenaftrek.

[afgedekte tekst]

Ik heb daarom het volgende bedacht. BI&A maakt een statistische analyse op de giften aftrek en zoekt naar anomalieën. De uitkomst rechtvaardigt andere en verdere analyse en houdt de vraagstelling objectief. [afgedekte tekst] weet ervan en zal aangeven wanneer de analyse ingepast kan worden in de reguliere werkzaamheden.”

18. Daarmee heeft eiseres haar stelling dat het boekenonderzoek is ingegeven door haar islamitische achtergrond in beginsel voldoende gemotiveerd als bedoeld in het hiervoor aangehaalde arrest. In dat kader is niet vereist dat van die stelling onomstotelijk bewijs wordt geleverd, maar wel dat er aanleiding ontstaat van verweerder te verlangen dat hij meer informatie verstrekt dan hij reeds bij het verweerschrift heeft gedaan. De rechtbank heeft daarom, mede gezien het feit dat de door verweerder in eerste instantie overgelegde stukken summier zijn, na de eerste zitting verweerder opgedragen nadere informatie te verstrekken. Tevens heeft de rechtbank daarbij eiseres verzocht haar stellingen nader te onderbouwen.

19. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zonder meer bevoegd is om in verband met een giftenaftrek in een aangifte inkomstenbelasting een derdenonderzoek in te stellen bij de organisatie waaraan die giften zouden zijn gedaan. Gezien echter de inhoud van het verzoek om een derdenonderzoek in te stellen in combinatie met de bij 17 aangehaalde citaten kan niet worden uitgesloten dat het feit dat het om giften aan een islamitische organisatie gaat, in casu een rol heeft gespeeld bij de beslissing de desbetreffende aangiften inkomstenbelasting nader te onderzoeken. Dat de grond voor het instellen van het derdenonderzoek om die reden wellicht als onzuiver zou kunnen worden beschouwd, betekent echter niet dat verweerder met het instellen van dat derdenonderzoek ten aanzien van eiseres misbruik maakt van zijn bevoegdheden.3 Met wat eiseres daarvoor heeft aangedragen, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat het derdenonderzoek verder ging dan noodzakelijk voor het beantwoorden van de vragen van de inspecteur voor de inkomstenbelasting. Ook anderszins vindt de rechtbank voor de conclusie dat dat wel het geval is, in de gedingstukken geen aanknopingspunten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding hetgeen de controlerend ambtenaren bij dat derdenonderzoek hebben vastgesteld over de administratie en de activiteiten van eiseres buiten beschouwing te laten. Op grond daarvan hebben de controlerend ambtenaren kunnen en mogen signaleren dat een nader onderzoek bij eiseres wenselijk was.

20. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of, zoals eiseres stelt, de beslissing om daadwerkelijk bij eiseres een boekenonderzoek in te stellen, is ingegeven door de islamitische achtergrond van eiseres.

21. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het ANBI-team uit verschillende bronnen signalen ontvangt over ANBI’s die reden geven tot het instellen van een boekenonderzoek bij de desbetreffende ANBI. De belastingdienst en in het bijzonder het ANBI-team, heeft – volgens verweerder –onvoldoende capaciteit om naar aanleiding van al die signalen daadwerkelijk een controle in te stellen zodat er dus een selectie plaatsvindt. Verweerder heeft desgevraagd niet inzichtelijk gemaakt wie die selectie doet en welke selectiecriteria daarbij worden gehanteerd. Weliswaar heeft de heer [naam 7] in het memo van 23 mei 2016 verwoord waarom volgens hem een onderzoek bij eiseres noodzakelijk en gewenst is, maar verweerder heeft geen verklaring kunnen geven waarom nu juist aan de controle van eiseres voorrang is gegeven.

22. Uit de stukken van het geding kan worden afgeleid dat bij de belastingdienst sprake was van een verhoogde belangstelling voor giften aan moskeeën en andere islamitische instellingen en dat dergelijke instellingen op zichzelf reeds als frauderisico worden gezien. Hoewel dat op zichzelf niet betekent dat verweerder in onderhavig geval daadwerkelijk het discriminatieverbod heeft overtreden, kan niet worden uitgesloten dat het feit dat het hier een islamitische stichting betreft (mede) reden is geweest om bij eiseres het boekenonderzoek in te stellen en aldus voor de risicoselectie bewust of onbewust een criterium is aangelegd dat jegens eiseres leidt tot schending van het discriminatieverbod.

23. Gelet daarop, in samenhang bezien met al het vorengaande, komt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder onvoldoende heeft aangedragen om te kunnen concluderen dat, anders dan eiseres gemotiveerd heeft gesteld, de islamitische achtergrond van eiseres geen rol heeft gespeeld bij de risicoselectie. In het licht van het hiervoor aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 10 december 20214, zal de rechtbank daarom voorbij gaan aan de bevindingen in het controlerapport en beoordelen of verweerder met wat hij overigens heeft aangevoerd zijn beslissing om de ANBI-status van eiseres in te trekken, voldoende heeft onderbouwd.

Intrekking ANBI-status

24. In beginsel is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij aan de vereisten voor de ANBI-status voldoet. Nu verweerder echter (kennelijk zonder enig voorbehoud) die status per 1 januari 2008 heeft toegekend, ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat en vanaf welk moment eiseres niet langer voldoet aan die eisen. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is niet in geschil dat eiseres voldoet aan de kwalitatieve eis.

25. Voor zijn stelling dat eiseres niet voldoet aan de kwantitatieve eis heeft verweerder op basis van de informatie op de website van eiseres en haar statuten aangevoerd dat eiseres geen actueel beleidsplan heeft dat voldoet aan de voorwaarden die daaraan worden gesteld in artikel 1, eerste lid, letter f UR, haar statuten geen liquidatiebepaling bevatten als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, letter h UR en eiseres niet heeft voldaan aan de publicatieplicht omdat eiseres op haar website geen financiële verantwoording heeft opgenomen.

26. In artikel 1a, eerste lid, UR (tekst 2 juli 2018, datum intrekking status) is het volgende vermeld:

1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:

(…)

f. de instelling beschikt over een actueel beleidsplan dat inzicht geeft in de door de instelling te verrichten werkzaamheden ter verwezenlijking van haar doelstelling, de wijze van werving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan;

(…)

h. uit de regelgeving van de instelling blijkt dat bij opheffing van de instelling een batig liquidatiesaldo wordt besteed ten behoeve van een algemeen nut beogende instelling met een soortgelijke doelstelling of van een buitenlandse instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt en die die een soortgelijke doelstelling heeft;

(…)

j. de instelling via internet op elektronische wijze informatie met betrekking tot haar functioneren, openbaar maakt;

In artikel 1a, zevende lid, UR staat onder meer het volgende vermeld:

7. De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, bestaat ten minste uit:

(…)

h. de balans en de staat van baten en lasten, met toelichting, van de instelling dan wel, indien het instellingen betreft die niet actief geld of goederen werven onder derden en die het aan hen ter beschikking staande vermogen of de opbrengsten daarvan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend besteden ten behoeve van hun doelstelling (zuivere vermogensfondsen) of indien het kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd betreft, de staat van baten en lasten en een overzicht van de voorgenomen bestedingen, met toelichting.

27. Op de website van eiseres staat onder meer het volgende:

“Vermogen:

De stichting verwacht het grootste deel van haar opbrengsten middels het werven van donaties, schenkingen, subsidies, erfstellingen legaten en alle andere verkrijgingen en baten.

De stichting exploiteert een Webshop en een boekhandel, maar laatste genoemde inkomsten zijn marginaal. De stichting zal mede op zoek gaan naar personen en instellingen die de stichting financieel kunnen ondersteunen. De verkregen middelen worden aangewend om enerzijds de vast lasten en anderzijds alle activiteiten binnen de stichting te financieren.

Ons actuele beleidsplan

In deze tijd waarin verschillende bewegingen met verschillende ideologieën en geloofsovertuigingen aanwezig zijn en die samenkomen of met elkaar botsen, is het van groot belang om een basis voor de dialoog te vinden met als doel om tot de juiste visie te komen bij verschillen. Dit doen we door het aanwenden van eigentijdse middelen.

Daarom wil [eiseres] ervoor zorgen om antwoord te geven op een aantal vragen en het verduidelijken van religieuze en theologische thema´s. Dit door terug te keren naar de Islamitische referenties die gestoeld zijn op de fundamenten van het juiste begrip, die bekend zijn onder de moslimgeleerden. En ook door het bouwen van bruggen van samenwerking en doelgerichte dialoog met theologische en rationele uitgangspunten. Dit gaat gepaard met het tonen van de tolerantie van de Islam en de barmhartige houding tegenover de andersdenkenden.

[Eiseres] profileert zich als het centrum van kennis en studenten en zal zich inzetten om de middelen van Dawah verder te ontwikkelen door middel van het neerzetten van geschikte programma´s om een generatie voort te brengen die vervolgens de verantwoordelijkheid voor de verkonding van de Islam op zich zal nemen, enerzijds.

Anderzijds tracht [eiseres] haar bijdrage in het maatschappelijke veld te leveren middels verschillende activiteiten te organiseren voor verschillende bevolkingsgroepen, voor meer informatie hieromtrent verwijzen van u naar onze overige websites:

[website I]

[website II]”

28. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat dit beleidsplan niet voldoet aan het bepaalde in artikel 1a UR, omdat het geen informatie bevat over de wijze van werving van inkomsten, het beheer van het vermogen van de instelling en de besteding daarvan. Weliswaar staat voorafgaand aan de tekst van het beleidsplan onder het kopje “Vermogen” vermeld waaruit eiseres haar inkomsten verwacht te verkrijgen en waaraan ze die inkomsten verwacht te besteden, maar dat zegt op zichzelf niets over wijze van werving van inkomsten en van het beheer van het vermogen. Eiseres stelt dat die informatie voldoende blijkt uit haar jaarcijfers. Zij heeft dit echter niet nader geconcretiseerd en op haar website kan hierover ook geen informatie worden aangetroffen. Nu die jaarstukken op de website ontbreken, heeft eiseres evenmin voldaan aan de publicatieplicht.

29. Uit de parlementaire geschiedenis5 blijkt echter dat indien niet wordt voldaan aan de formele eisen voor het zijn van ANBI, de ANBI-status niet direct wordt ingetrokken maar eerst een mogelijkheid tot herstel wordt geboden. Verweerder heeft pas in de brief van 1 juni 2018 meegedeeld dat en waarom hij van plan is de ANBI-status per 13 juni 2018 in te trekken. In die brief noemt hij voor wat betreft de hier van belang zijnde punten alleen de publicatieplicht. Hoewel een expliciete herstelmogelijkheid daarin niet wordt geboden, krijgt eiseres wel de gelegenheid vóór 13 juni 2018 dit schriftelijk te weerleggen. De rechtbank acht dat op zichzelf voldoende, maar door zonder duidelijke reden het verzoek van eiseres in haar brief van 13 juni 2018 om een nadere termijn af te wijzen, is die mogelijkheid materieel niet geboden. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat tussen de controle en het verzenden van het concept-controlerapport ongeveer anderhalf jaar is verstreken. Verder wordt het ontbreken van het beleidsplan door verweerder voor het eerst genoemd in de kennisgeving voorgenomen uitspraak op het bezwaarschrift, dus nadat de ANBI-status reeds was ingetrokken. Niet gebleken is dat op enig moment voorafgaand aan die intrekking hiervoor een herstelmogelijkheid is geboden. Dat op zichzelf wellicht niet is voldaan aan deze formele eisen, is dan ook onvoldoende onderbouwing voor verweerders beslissing de ANBI-status in te trekken.

30. Zoals bij 19 is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding voorbij te gaan aan de bevindingen bij het derdenonderzoek ten aanzien van eiseres. In het voorstel om een boekenonderzoek bij eiseres in te stellen staat daarover het volgende:

“Het aan ons overgelegde kasboek, overzicht giften toont op tal van punten gebreken, waardoor de feitelijke/werkelijke kas in die jaren niet hetzelfde kan zijn geweest. Ook het doornemen van de bank geeft diverse verwonderpunten.

De volgende punten zijn geconstateerd:

-Het kassaldo is in de jaren hoog (zelfs boven € 100.000), terwijl er geen reden is om zo’n hoog saldo aan te houden;

-Er zit een flink onverklaarbaar kasverschil van € 40.609 tussen 31 maart 2014 en 1 april 2014;

-Er zijn 3 geldopnames bij de bank gedaan voor totaal € 31.000, die niet in de kas zijn verantwoord;

werkt

(…)

-De meeste donaties zijn niet traceerbaar en anoniem verantwoord in de kas;

-De uitgeschreven “bekende” kwitanties zijn in de meeste gevallen ook niet traceerbaar door het ontbreken van een adres of het vermelden van een onjuist adres;

-Analyse van een aantal donaties bij particulieren geeft het beeld dat de giftenaftrek onjuist is. (…);

-Blijkbaar maakt het bestuur van [eiseres] achteraf verklaringen op, die niet overeenkomen met de giften die wij hebben kunnen traceren.

-[eiseres] heeft belaste BTW-activiteiten in de vorm van een internet boekwinkel en kantine / winkel (risico verschuiving)

-[eiseres] heeft in 2015 2 BV’s opgericht voor o.a. de aankoop van een pand waar een sportschool in is gehuisvest ((…) BV (…))

En (…) BV)”

Daaruit - dus zónder rekening te houden met de bevindingen van het daaropvolgende onderzoek bij eiseres - volgt echter niet zonder meer dat eiseres niet voldoet aan de kwantitatieve eis. Dat op zich is dus ook onvoldoende grond om de ANBI-status in te trekken.

31. Gezien het voorgaande heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij de ANBI-status op goede gronden heeft ingetrokken. Het beroep is reeds daarom gegrond. De overige gronden behoeven dus geen behandeling meer.

32. Eiseres heeft verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van immateriële schade. Het bezwaarschrift is op 28 juli 2018 door verweerder ontvangen. De rechtbank doet op 8 augustus 2023 uitspraak, zodat de bezwaar- en beroepsfase vier jaar en 11 dagen heeft geduurd. De redelijke termijn is dus overschreden met twee jaar en 11 dagen. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.500. Aangezien verweerder op 30 maart 2021 uitspraak op bezwaar heeft gedaan, is de termijnoverschrijding geheel toe te rekenen aan de bezwaarfase.

Proceskosten

33. De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank stelt de kosten voor de beroepsfase op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.684,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 296,1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, 0,5 punt voor het bijwonen van de nadere zitting met een waarde per punt van

€ 837 en een wegingsfactor 1). Andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn niet gesteld.

Beslissing

Rechtsmiddel