Home

Gerechtshof Den Haag, 24-07-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1256, BK-23/892

Gerechtshof Den Haag, 24-07-2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1256, BK-23/892

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
24 juli 2024
Datum publicatie
24 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1256
Formele relaties
Zaaknummer
BK-23/892
Relevante informatie
Art. 6.33 Wet IB 2001, Art. 5b AWR, Art. 2 AWR, Art. 52 AWR

Inhoudsindicatie

Art. 8:42 Awb. Art. 5b AWR. Art. 1a en art 1b UR AWR. Art. 52 AWR. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Uitworpredenen. Geen onrechtmatige risico-selectie van degene die giftenaftrek claimde en reden was om bij belanghebbende derdenonderzoek in te stellen. ANBI-onderzoek bij belanghebbende direct gevolg van uitkomst derdenonderzoek. Geen onrechtmatige selectie voor derdenonderzoek en ANBI-onderzoek. Rapport ANBI-onderzoek blijft niet buiten beschouwing.

ANBI-beschikking ten onrechte ingetrokken met terugwerkende kracht tot 2008. Liquidatiebepaling voldoet aan art. 1b UR AWR. Gebreken in administratie. Kwitanties niet volledig ingevuld. Terugbetalingsverplichtingen leningen. Kasverschillen 2010 tot en met 2014. Belanghebbende voldoet aan 90%-criterium.

Uitspraak

Team Belastingrecht

meervoudige kamer

nummer BK-23/892

in het geding tussen:

(gemachtigde: N. Idrissi),

en

(vertegenwoordigers: […] en […] )

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 8 augustus 2023, nummer SGR 21/3306.

Procesverloop

1.1.

De Inspecteur heeft belanghebbende bij beschikking met ingang van 1 januari 2008 aangemerkt als algemeen nut beogende instelling (ANBI) als bedoeld in artikel 6.33, lid 1, letter b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (thans artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Bij intrekkingsbeschikking van 2 juli 2018 heeft de Inspecteur beslist dat belanghebbende, eveneens met ingang van 1 januari 2008, niet als ANBI wordt aangemerkt.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de intrekkingsbeschikking afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Er is een griffierecht geheven van € 360. De Rechtbank heeft beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:

“De Rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- herroept de intrekkingsbeschikking;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.684,50;

- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 2.500;

- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 360 aan haar te vergoeden.”

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft op 17 april 2024 nadere stukken ingediend.

1.5.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van 1 mei 2024. Partijen zijn verschenen. De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Statuten en beleidsplan

2.1.1.

Belanghebbende is opgericht op [datum] 1990 en heeft volgens haar statuten tot doel (de laatste akte na statutenwijziging is van 11 juni 1998):

“Het verwerven, ter beschikking stellen en onderhouden van gebedsruimten en activiteits- en begeleidingscentra ten behoeven van Moslims, het begeleiden en adviseren van Moslims op het gebied van intermenselijke relaties, het geven van onderwijs en het organiseren van traditionele feesten voor in Nederland wonende Moslims zoals die in de landen der herkomst worden gevierd en het verlenen van hulp en begeleiding aan personen, op religieus, maatschappelijk en cultureel gebied.”

2.1.2.

Belanghebbende tracht dit doel te bereiken door:

“a. Activiteiten te organiseren die passen in de doelstelling;

b. Beroepskrachten aan te stellen die in het kader van de doelstelling ondersteunend, stimulerend, coördinerend en waar mogelijk uitvoerend werkzaam zijn;

c. Vakkrachten aan te trekken ten behoeve van activiteiten die een specifieke deskundigheid vereisen;

d. Vrijwilligers te werven en op te leiden voor het (mede) uitvoeren van activiteiten;

e. Samen te werken met instellingen, personen en groepen die geheel of gedeeltelijk werkzaam zijn op het terrein van de stichting;

f. Het onderhouden van contacten met en het stimuleren en realiseren van communicatie tussen instanties en personen die zich op een soortgelijk terrein bewegen;

g. Alle andere wettige middelen die in de ruimste zin met het doel van de stichting verband houden.”

2.1.3.

In artikel 11, lid 6, van de statuten van 11 juni 1998 is over liquidatie bepaald:

“In het besluit tot opheffing van de stichting dient te worden bepaald op welke wijze een eventueel batig saldo van de stichting zal moeten worden besteed. Het batig saldo dient zoveel mogelijk te worden besteed overeenkomstig het doel van de stichting.”

2.2.

In 2015 heeft belanghebbende de volgende ondernemingen opgericht:

- [A B.V.] , opgericht [datum] 2015; belanghebbende is 100% aandeelhouder;

- [B B.V.] .

Derdenonderzoek bij belanghebbende

2.3.1.

De inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren (inspecteur inkomstenbelasting) heeft in verband met een bij hem lopende beroepsprocedure van een belastingplichtige verzocht om “liefst voor half februari 2015” bij belanghebbende een derdenonderzoek in te stellen om te bezien of in de administratie van belanghebbende contante giften voorkomen van de betreffende belastingplichtige.

2.3.2.

De Inspecteur heeft uitgezocht wat de reden is waarom een of meer aangiften inkomstenbelasting van deze belastingplichtige zijn uitgeworpen voor onderzoek.

Bijlage 31 bij het nader stuk voor de zitting van het Hof bevat hierover het volgende relaas:

“• De aangifte IH betrof een aangifte over het belastingjaar 2012. De aangifte is ingediend op 1 maart 2013 en is gewogen door de selectiemodule in ABS op 28 mei 2013. De aangifte bevat een gift van EUR 3.500 met omschrijving ' [belanghebbende] '. Deze gift is opgevoerd als gift aan een culturele ANBI. Daardoor is een hogere giftenaftrek van toepassing dan bij een gift aan een niet-culturele ANBI.

• Bij de weging wordt door de selectiemodule in ABS bepaald of de aangifte uitgeworpen wordt om voor behandeling in het toezicht in aanmerking te komen.

• Een aangifte wordt door de selectiemodule in ABS uitgeworpen als deze voldoet aan een of meer van de selectieregels die ingevoerd zijn in deze selectiemodule, en/of indien er een AKI 'uitworp gewenst' voor de aangifte opgevoerd is (vóór het moment van wegen door de selectiemodule in ABS).

• Voor deze aangifte was dit beide het geval: er was een uitworpbewering H057 als gevolg van een selectieregel, en er was een uitworpbewering H901 als gevolg van een voorafgaand aan de weging opgevoerde AKI 'uitworp gewenst'.

• De uitworpbewering H057 heeft als omschrijving 'beoordeel aftrek giften'. De selectieregel daarvoor voor het belastingjaar 2012 luidde: Saldo aftrekbare giften aangever (na verdeling) > 0 EN Saldo aftrekbare giften aangever van belastingplichtige en evt fiscaal partner samen > parameter (grensbedrag) DAN uitworp. Dit is dus een uitworp op objectieve gronden, de aard van de begunstigde van de in aftrek opgevoerde gift speelt hier geen rol.

• Voor de selectie voor toezicht is deze uitworpbewering H057 niet doorslaggevend geweest: van de 25.000 aangiften IH over 2012 met deze uitworpbewering zijn er 22.700 'doorgeselecteerd': dat wil zeggen dat op een later moment gelet op de beschikbare capaciteit voor toezicht, bepaald is deze aangiften toch niet te onderwerpen aan handmatig toezicht.

• Deze aangifte is niet doorgeselecteerd (waarschijnlijk) omdat er ook een uitworpbewering H901 'afwijkende behandeling gewenst, reden: risico giften 2012, categorie 1' aanwezig was. Een aangifte met de uitworpbewering H901 wordt in de regel niet doorgeselecteerd en wordt daardoor bijna altijd aan toezicht onderworpen.

• De uitworpbewering H901 wordt gegenereerd als er bij een aangifte, voor het moment van wegen door de selectiemodule in ABS, een AKI 'uitworp gewenst' is opgevoerd.

• Uit een mail van 18 april 2013 blijkt dat (een medewerker van) het VTA[l]-fraudeteam opdracht geeft tot het opvoeren van de AKI 'uitworp gewenst' met de omschrijving 'risico giften 2012, categorie 1' voor deze aangifte IH. Het VTA-fraudeteam was een team dat betrokken was bij de detectie en selectie aan de poort. Het BSN van de betrokken belastingplichtige staat samen met dat van ca. 4.352 anderen in het bestand van aangiften waarvoor de AKI 'uitworp gewenst' met de omschrijving 'risico giften 2012, categorie 1' opgevoerd moest worden.

• Uit een kwa opzet identieke mail van 23 april 2013 van dezelfde collega uit het VTAfraudeteam blijkt dat 'risico giften, categorie 1' aangiften betreft waar het risico bestaat dat in aftrek opgevoerde giften ten onrechte in de rubriek culturele giften opgevoerd zijn, en die daarom geselecteerd zijn om in het toezicht behandeld te worden.

• Als dus de vraag gesteld wordt of deze aangifte voor toezicht geselecteerd is omdat deze een gift aan een moskee bevatte, is het antwoord: nee. De aangifte is geselecteerd omdat er ten onrechte een gift als gift aan een culturele ANBI was opgevoerd.

Verder:

• Welke ANBI's de status van culturele ANBI hebben is zichtbaar in het ANBI-register. De verruimde aftrekmogelijkheid voor giften aan culturele ANBI's bestond vanaf 1 januari 2012.

• Voor analyses uitgevoerd in kalenderjaar 2013 is geen 'handleiding voor de analisten aan de poort' beschikbaar. De teksten uit de handleidingen waarop PwC wijst in zijn rapport (waaronder 'giften aan moskeeën' aanmerken als risico) komen voor in de handleidingen voor 2014 en later.

[1] Voorlopige Teruggaven en Aanslagbelastingen”

De in het relaas genoemde e-mailberichten heeft de Inspecteur bij het nader stuk gevoegd.

2.3.3.

Het in 2.3.1 genoemde verzoek van de inspecteur inkomstenbelasting om een derdenonderzoek bij belanghebbende in te stellen bevat het volgende:

“Ik heb grote twijfels dat en of [Hof: de betreffende belastingplichtige] zijn giften daadwerkelijk heeft gedaan. Doordat we al in beroep zijn en daar op eens nieuwe verklaringen krijgen, kunnen we niet meer bij belanghebbende stukken opvragen. Maar ook de “slordige ?” handelswijze van de moskee roept vragen op. Hoewel belanghebbende aannemelijk moet maken dat hij de giften daadwerkelijk in 2[zwartgemaakt] betaald heeft, wil ik vanuit het derden onderzoek weten of het aannemelijk is dat de stichting de giften heeft ontvangen en ook de stukken waaruit deze conclusie getrokken wordt. Ook wil ik weten op basis van welke onderliggende administratie de verklaring door de Stichting is afgegeven en of gekeken kan worden wanneer de betreffende verklaringen volgens de computer zijn opgesteld, of ze niet geantidateert zijn.

Graag wil ik daarom weten hoe de moskee in de jaren 2008 – 2014 de giften van deze belastingplichtige heeft geadministreerd en vraag hierbij gelijk of er kwitanties worden uitgeschreven en maak hiervan een kopie. (…) Hoe is het in het kasboek geadministreerd. Hoe weten ze zo exact de data waarop iets ontvangen is, en dat het deze persoon betreft en niet iemand met een gelijke naam of zo. Etc etc.

(…) Wellicht is het ook verstandig dat de wijze van administreren in ieder geval aan het ANBI team gemeld wordt of dat deze betrokken worden bij het derdenonderzoek. Gezien de verklaringen vermoed ik dat de administratie niet al te zorgvuldig is bijgehouden.

(…)”

2.3.4.

Het derdenonderzoek is bij brief van 19 januari 2016 aangekondigd aan de penningmeester van belanghebbende door een controlemedewerker van de Belastingdienst kantoor Rotterdam. Deze brief houdt in:

“(…) Op grond van de artikelen 47 tot en met 49 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bent u gehouden desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken voor zover het aangelegenheden van derden betreft. Op grond van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn administratieplichtigen gehouden de tot de administratie behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers te bewaren. U heeft dus de bewaarplicht betreffende de hiervoor genoemde rechtspersoon.

Om het derdenonderzoek te bespoedigen is het nodig dat ik over de volledige administratie van de vereniging kan beschikken. Ik verzoek u dan ook ervoor te zorgen dat de hele administratie van de jaren 2011 tot en met heden op het bezoekadres aanwezig is.

In het bijzonder vestig ik uw aandacht op de hierna opgesomde bescheiden.

- de jaarstukken met bijlagen (evt. rapport accountant), indien van toepassing;

- het grootboek, de kolommenbalansen, inclusief de voorafgaande journaalposten, en de aansluiting met de jaarstukken (brugstaten), indien van toepassing;

- bankbescheiden;

- kasadministratie (inclusief de geautomatiseerde kasadministratie);

- donatieboek en /of registratielijst/-gegevens giften;

- kwitantie-/bonnenboekje(s);”

Het briefhoofd vermeldt “Mkb Mi Sfo Team 01 Rotterdam” (dit betekent midden– en kleinbedrijf special fraude en overheidssamenwerking team 01 Rotterdam).

2.3.5.

Het derdenonderzoek is op 2 maart 2016 uitgevoerd bij de toenmalige adviseur van belanghebbende door twee controlemedewerkers van Belastingdienst/Rijnmond. Voorafgaand aan het onderzoek is op 29 februari 2016 door een van hen aan de adviseur verzocht:

“Ik weet niet of u beschikt over een auditfile over de jaren 2012-15 of dat er digitale kasboeken e.d. aanwezig zijn. Om het onderzoek vlot te laten verlopen zou het prettig zijn om deze vooraf te hebben. Uiteraard zullen de bestanden na onze controle weer worden verwijderd uit onze administratie, omdat we niet direct voor [belanghebbende] komen maar voor derden. (…).”

2.3.6.

De controlemedewerkers hebben op 23 mei 2016, voor zover hier van belang, de volgende bevindingen vermeld:

“In de administratie komen we alleen een gift tegen d.d. [zwartgemaakt] En dat is vreemd. In de aangifte geeft hij [zwartgemaakt op en in de pleitnota van de advocaat tegen het afwijzen van de donatie 20[zwartgemaakt] geeft hij aan dat in [zwartgemaakt] is gedoneerd!

In 20[zwartgemaakt] zou de gift op [zwartgemaakt] zijn gegeven aan [belanghebbende] . Deze gift staat niet in de administratie. Er is zelfs op [zwartgemaakt] geen gift ontvangen. Dan is het verder vreemd dat er pas op [zwartgemaakt] een verklaring wordt gegeven door het bestuur dat er in 20[zwartgemaakt] een donatie is gedaan.

Als je de brief [zwartgemaakt] ziet vallen een aantal zaken op:

-Het is een ontvangstbewijs in de vorm van een brief. Waarom is geen kwitantie uitgeschreven zoals gebruikelijk is.

-De donatie zou zijn geregistreerd als [zwartgemaakt]. Die registratie bestaat helemaal niet.

Zoals uit de kwitanties blijkt is er op de kwitantie geen uniek nummer. Op de lijsten met donaties [zwartgemaakt] die wij hebben ontvangen staat een serienummer en een codenummer kwitantie boekje. Dit is dus bijvoorbeeld [zwartgemaakt]. Op lijst bij serienummer [zwartgemaakt]| staat een donatie van [zwartgemaakt] door [zwartgemaakt].

- Op veel kwitanties die worden uitgeschreven ten behoeve van de Ramadan staat een code [zwartgemaakt]. Dat komt niet overeen met de registratie in de brief.

- De stempel op de brief komt niet overeen met de stempel die wordt gebruikt door [belanghebbende] .

[zwartgemaakt]| hebben we de beide stempels gefotografeerd. De afwijking is duidelijk.

-De handtekening onder de brief lijkt wel van de heer [C] , want er zijn soortgelijke handtekeningen aangetroffen onder uitgeschreven kwitanties.

Al met al is er ernstige twijfel of de donaties zijn gegeven en als er al iets is gedoneerd klopt dit niet met de administratie van [belanghebbende] . Overigens kan [zwartgemaakt] met zijn salaris doneren. Dit staat wel zo in de administratie, waardoor duidelijk getwijfeld moet worden aan de juistheid van de kasadministratie.

Als de penningmeester van [belanghebbende] , de heer [C] , inderdaad de verklaringen heeft gemaakt voor [zwartgemaakt] betekent dit dat er wordt samengespannen en er door [belanghebbende] dus verklaringen worden uitgeschreven die valselijk zijn! Hier zal het bestuur van [belanghebbende] mee geconfronteerd moeten worden. Bij het inleidende gesprek werd al aangegeven door de heer [D] dat het een enorme klus is om de kwitanties uit te schrijven aan de juiste persoon.”

2.3.7.

Op 23 mei 2016 hebben de controlemedewerkers een verzoek gedaan bij de controleleider om bij belanghebbende een onderzoek naar de ANBI-status (ANBI-onderzoek) in te stellen. In het verzoek zijn de volgende bevindingen van het derdenonderzoek vermeld:

“Inleiding

Naar aanleiding van een verzoek vanuit PDB heeft er op 2 maart 2016 een derdenonderzoek plaatsgevonden. De heren [E] en [F] hebben het onderzoek uitgevoerd. Met de aan ons overgelegde boekhouding alsmede de verklaringen van een bestuurslid van de Stichting, trekken wij de conclusie dat een onderzoek naar de ANBI-status noodzakelijk en gewenst is.

Conclusies / verwonderpunten

Aanbevelingen

“Vermogen:

"4.2.1. Aankoop pand en verbouwingen

“4.1 Algemeen

“4.2.3 Kas

”4.2.4 Bank

“4.2.5 Leningen (kortlopende schulden)

4 2.5.1 Algemeen

4 2.5.2 Verloop

4 2.5.3 Overeenkomsten

“4.2.5.3.12 Conclusie

“4.2.6 Donaties / giften

4 2.6.1 Algemeen

4 2.6.3 Kwitanties

“5.3.1 Beheerkosten / bestedingen

“Beoordeling Algemeen Nut

Beheerkosten / bestedingen

Beschikkingsmacht

Inrichting van de administratie

Voorlopige conclusie

Slotopmerkingen

“8 Slotopmerkingen

Oordeel van de Rechtbank

“Vermogen:

Ons actuele beleidsplan

(…)

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

Beoordeling van het hoger beroep

Proceskosten en griffierecht

Beslissing