Home

Rechtbank Den Haag, 05-06-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17391, SGR - 20 _ 5816

Rechtbank Den Haag, 05-06-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:17391, SGR - 20 _ 5816

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
5 juni 2023
Datum publicatie
15 november 2023
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:17391
Zaaknummer
SGR - 20 _ 5816
Relevante informatie
Art. 10ed Uitv besl LB, Art. 10ei Uitv besl LB

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Beroep gegrond: formele rechtskracht beschikking staat niet in de weg aan afgeven nieuwe beschikking met juiste einddatum 30%-bewijsregel.

Uitspraak

Team belastingrecht

zaaknummer: SGR 20/5816

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 10 januari 2020 het verzoek van eiseres om toepassing van de 30%-bewijsregel afgewezen.

Eiseres heeft een bezwaarschrift ingediend.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 juli 2020 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 25 februari 2022 heeft de rechtbank verweerder een vraag gesteld met het verzoek deze schriftelijk te beantwoorden.

Bij brief van 9 maart 2022 heeft verweerder voornoemde vraag beantwoord.

De rechtbank heeft, nadat partijen daarover zijn geïnformeerd en vervolgens niet hebben aangegeven het noodzakelijk te achten op een zitting te worden gehoord, bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Bij beschikking van 28 augustus 2014 is aan eiseres voor haar werkzaamheden voor [bedrijfsnaam 1] B.V. de 30%-bewijsregel (de bewijsregel) toegekend voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 augustus 2020.

2. Per 1 juli 2018 is eiseres in dienst getreden bij [bedrijfsnaam 2] B.V. Voor haar werkzaamheden voor deze werkgever is bij beschikking van 16 januari 2019 de bewijsregel toegekend voor de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 mei 2019. Eiseres heeft tegen deze beschikking geen bezwaar gemaakt.

3. Met ingang van 1 juli 2019 is eiseres in dienst getreden bij [bedrijfsnaam 3] . Voor haar dienstbetrekking met [bedrijfsnaam 3] heeft eiseres op 16 augustus 2019 om toepassing van de bewijsregel verzocht. Bij brief van 10 januari 2020 heeft verweerder dit verzoek afgewezen, omdat geen looptijd voor toepassing van de bewijsregel meer resteert.

Geschil

4. In geschil is of verweerder het verzoek om toepassing van de bewijsregel terecht heeft afgewezen.

5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het verzoek ten onrechte is afgewezen. De bewijsregel is bij beschikking van 28 augustus 2014 toegekend tot 31 augustus 2020. De in de beschikking van 16 januari 2019 genoemde einddatum van 31 mei 2019 berust dan ook op een vergissing van verweerder.

6. Verweerder stelt zich op het verzoek terecht is afgewezen. Nu de beschikking van 28 augustus 2014 onherroepelijk vaststaat, heeft deze formele rechtskracht gekregen. Het antwoord op de vraag of de in de beschikking genoemde einddatum juist is, is dan ook niet relevant. In antwoord op een vraag van de rechtbank heeft verweerder de rechtbank bij brief van 9 maart 2022 bericht dat er geen aanwijsbare reden is waarom de einddatum van de looptijd van de bewijsregel op 31 mei 2019 is vastgesteld. Aan de hand van het verzoek had de einddatum op 31 augustus 2020 moeten worden vastgesteld, aldus verweerder.

Beoordeling van het geschil

7. Op grond van artikel 10ed, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 blijft, indien een ingekomen werknemer tijdens de looptijd van de bewijsregel een andere inhoudingsplichtige krijgt, op gezamenlijk verzoek van de werknemer en de nieuwe inhoudingsplichtige de bewijsregel gedurende de resterende looptijd van toepassing.

8. Artikel 10ei, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 bepaalt dat een verzoek om toepassing of voortgezette toepassing van de bewijsregel wordt gedaan aan de inspecteur die daarop beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking.

9. De rechtbank overweegt dat de bewijsregel bij beschikking van 16 januari 2019 aan eiseres voor haar dienstverband met [bedrijfsnaam 2] B.V. is toegekend voor de periode van 1 juli 2018 tot en met 31 mei 2019. Vaststaat dat eiseres tegen deze beschikking geen bezwaar gemaakt heeft zodat deze, en daarmee ook de daarin genoemde einddatum voor toepassing van de bewijsregel, onherroepelijk vaststaat en de beschikking formele rechtskracht heeft gekregen.

In het onderhavige geval is, zo volgt uit de brief van verweerder van 9 maart 2022, bij de afwijzing van de aanvraag van 16 augustus 2019 echter van een evident onjuiste einddatum van de looptijd van de bewijsregel uitgegaan. Dat betekent dat tussen partijen niet in geschil is dat, indien van de juiste gegevens wordt uitgegaan, de einddatum van de looptijd 31 augustus 2020 is. In een dergelijk geval van een voor beide partijen evidente onjuistheid staat de formele rechtskracht van de beschikking van 16 januari 2019 niet in de weg aan het afgeven van een nieuwe beschikking met de juiste einddatum, te weten 31 augustus 2020.

10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient de 30%-bewijsregel van eiseres voor haar dienstverband bij [bedrijfsnaam 3] van 1 juli 2019 tot en met 31 augustus 2020 te worden toegepast.

Proceskosten

11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vernietigt het primaire besluit;

-

bepaalt dat het verzoek van 16 augustus 2019 dient te worden toegewezen zodat de 30%-bewijsregel geldt van 1 juli 2019 tot en met 31 augustus 2020;

-

draagt verweerder op het griffierecht van € 48 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van

mr. R. Vijverberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.

De griffier is verhinderdde uitspraak te ondertekenen.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel