Home

Rechtbank Den Haag, 23-11-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18460, 22_2755 22_2756 22_2757 en 22_2758

Rechtbank Den Haag, 23-11-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18460, 22_2755 22_2756 22_2757 en 22_2758

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
23 november 2023
Datum publicatie
12 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:18460
Zaaknummer
22_2755 22_2756 22_2757 en 22_2758
Relevante informatie
Art. 52 AWR, Art. 27e AWR, Art. 67d AWR, Art. 67e AWR, Art. 6 EVRM

Inhoudsindicatie

iNiet vereiste aangifte gedaan. Eiser doet niet blijken dat belastbaar inkomen uit werk en woning te hoog is vastgesteld. Verweerder baseert zich op een beperkt aantal waarnemingen ter plaatse bij de coffeeshop van eiser en deze waarnemingen hebben relatief kort geduurd. Daarmee is geen sprake van een redelijke schatting. De rechtbank stelt het belastbaar inkomen uit werk en woning in goede justitie vast. Ook vernietigt de rechtbank de opgelegde vergrijpboetes. Verweerder heeft niet overtuigend aangetoond dat omzet is verzwegen. Beroepen gegrond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 22/2755, SGR 22/2756, SGR 22/2757 en SGR 22/2758

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 november 2023 in de zaken tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.H.M. Berndsen),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Daarbij zijn vergrijpboetes opgelegd en is belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 22 maart 2022 de (navorderings)aanslagen, de in rekening gebrachte belastingrentes en de vergrijpboetes gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de volgende zaaknummers toegekend:

SGR 22/2755

Navorderingsaanslag IB/PVV 2015

SGR 22/2756

Navorderingsaanslag IB/PVV 2016

SGR 22/2757

Aanslag IB/PVV 2017

SGR 22/2758

Aanslag IB/PVV 2018

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft voor de zitting aanvullende stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2023.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 3] en [naam 4].

Op de zitting is tevens een viertal zaken van [naam 5] ([naam 5].) behandeld.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser en [naam 5]. zijn firmanten in de v.o.f. [bedrijfsnaam] (de coffeeshop). Het winstaandeel van eiser is 50%. De coffeeshop is dagelijks geopend tussen 10:00 uur tot 22:00 uur.

2. Verweerder heeft (onder andere) in de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 bij de coffeeshop waarnemingen ter plaatse (wtp’s) verricht. Bij deze wtp’s is het volgende waargenomen en berekend:

Datum

dag-omzet

tijdstip wtp

uuromzet vóór wtp

omzet tijdens wtp

aantal klanten tijdens wtp

gem. besteding per klant tijdens wtp

30 september 2015

€ 2.353

13:50 – 14:50

€ 63,09

€ 431,50

39

€ 11,06

8 december 2015

€ 2.784

16:57 – 17:57

€ 121,21

€ 412,50

42

€ 9,82

3 juni 2016

€ 2.901

12:01 – 12:31

€ 313

€ 144,50

16

€ 9,03

7 april 2017

€ 3.080

11:17 – 11:47

€ 198

€ 175

10

€ 17,50

7 april 2017

€ 3.080

14:25 – 14:55

€ 183,73

€ 253

21

€ 12,05

5 juli 2018

€ 3.733

15:39 – 16:39

€ 146,08

€ 810,50

59

€ 13,74

3. Eiser heeft voor het jaar 2015 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 84.668.

4. Eiser heeft voor het jaar 2016 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 107.487 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.817.

5. Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2015 en 2016 aanslagen IB/PVV opgelegd conform de ingediende aangiften.

6. Eiser heeft voor het jaar 2017 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 104.255.

7. Eiser heeft voor het jaar 2018 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 123.656 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.742.

8. Op 7 januari 2020 is verweerder een boekenonderzoek gestart. In het daarvan met dagtekening 8 december 2020 opgestelde rapport is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

2.3 Administratie

2.3.1 Algemeen

Door [[naam 5].] wordt aan de hand van dagstaten een kasboek en een in-en verkoopadministratie in Excel bijgehouden. De gegevens uit de Excel bestanden, alsmede de diverse bankmutaties worden door de adviseur verwerkt in een geautomatiseerde administratie (Davilex). De inkopen van de cannabisproducten worden -in opdracht van de firmanten- gedaan door een derde persoon (hierna “beheerder”). De beheerder is niet in loondienst bij de onderneming. Over hem/haar wordt door de firmanten geen nadere informatie verstrekt. De beheerder beheert de voorraad cannabisproducten buiten de coffeeshop (stash) en zorgt voor de dagelijkse aanvullingen van de shopvoorraad cannabisproducten. De winkelvoorraad wordt genoteerd op, door [[naam 5].] handmatig bijgehouden, dagstaten. Deze voorraadstaten zijn bewaard gebleven.

(…)

3 Inkomstenbelasting

3.1

Fiscale balans

3.2.1

Liquide middelen

Het kassaldo volgens de balans is slechts een theoretisch saldo. Niet alleen omdat dagelijkse kasverschillen niet worden geboekt, maar ook vanwege een foutieve boeking. In de administratie is de omzet van 27 februari 2017 nogmaals op 28 februari 2017 geboekt, met als gevolg dat de omzet van 28 februari 2017 op de niet bestaande datum 29 februari 2017 is geboekt. In het kasboek en ook overigens in de administratie is dit niet gecorrigeerd. Daaruit blijkt dat de in- dan wel externe controle onvoldoende is en dus geen basis kan zijn voor een vereiste aangifte.

(…)

3.2.1

Voorraad cannabisproducten

De foutieve boeking op de niet bestaande datum 29 februari 2017 leidt ertoe dat ook de voorraad van cannabisproducten zoals die uit de administratie en de jaarstukken blijkt in ieder geval vanaf 1 maart 2017 niet juist kan zijn. Dat ook overigens geen correcties zijn aangebracht betekent ook dat de voorraad kennelijk nooit wordt opgenomen.

(…)

3.2

Fiscale resultatenrekening

3.2.1

Opbrengstverantwoording

In de onderneming wordt geen gebruik gemaakt van een kasregister. Voor de ontvangsten wordt gebruik gemaakt van een geldlade. Van de individuele verkooptransacties wordt dan ook niets vastgelegd. De dagelijkse omzet wordt volgens de verklaring van [[naam 5].] door hem bepaald middels de formule Beginvoorraad + Aanvullingen -/- Eindvoorraad = Omzet en gecontroleerd door telling van het kasgeld. Kasverschillen komen volgens [[naam 5].] niet vaak voor en worden door hem niet in de kasadministratie geboekt. In de onderneming kan niet worden gepind. Dat er sprake is van kasverschillen blijkt uit bijlage 1. De omzet volgens de voorraadtelling wordt door [[naam 5].] dagelijks in het kasboek geboekt. De gegevens op basis waarvan de omzet wordt berekend staan vermeld op met de hand bijgehouden kasstaten (…). De dagstaten worden bij de administratie bewaard.

Bij twaalf Waarnemingen Ter Plaatse (hierna WTP’s) gespreid in de tijd [rechtbank: in de jaren 2014 tot en met 2019] (…) zijn door de Belastingdienst steeds verschillen vastgesteld tussen de omzet volgens de voorraadtelling en de omzet volgens de kastelling (…). Het niet boeken van deze kasverschillen leidt ertoe dat het kassaldo niet kan overeenstemmen met het daadwerkelijke kassaldo.

(…)

3.2.2

Brutowinstpercentage

Uit de jaarstukken blijken de volgende brutowinstpercentages:

2015

2016

2017

2018

Omzet cannabisproducten

€ 770.046

€ 907.766

€ 972.869

€ 1.128.405

Inkoopwaarde van de omzet

€ 445.065

€ 530.671

€ 579.664

€ 666.075

Brutowinst

€ 324.981

€ 377.095

€ 393.205

€ 462.330

In % van de inkoopwaarde

73,0

71,1

67,8

69,4

De brutowinstmarges zijn significant lager dan gebruikelijk in de branche (rapport BOOM nr. 56 [Voetnoot: Bureau Ontnemingszaken Openbaar Ministerie]). Op basis van de gehanteerde verkoopprijzen mag een brutowinstmarge worden verwacht van ongeveer 85% van de inkoopwaarde. Oorzaak van de ongebruikelijk lage brutowinstmarge zijn volgens de firmanten de kosten die de beheerder van de van de voorraad cannabisproducten in rekening brengt voor zijn werkzaamheden. Die kosten zijn volgens hen begrepen in de inkoopwaarde. (…).

3.2.3

Omzet

Bij de onderneming zijn tijdens de gecontroleerde jaren, en ook in 2019 meerdere WTP’s ingesteld Bij het merendeel van die waarnemingen werd gedurende een periode het aantal klanten geteld en de gemiddelde besteding per klant bepaald.

Uit het overzicht van de WTP’s (…), blijkt dat de berekende uuromzet tijdens de gecontroleerde jaren, zoals die tijdens klantentellingen door medewerkers van de Belastingdienst werd geregistreerd, steeds significant hoger is dan de gemiddelde omzet per uur zoals die uit de administratie blijkt. Daarnaast is de uuromzet zoals die tijdens de metingen door de medewerkers van de Belastingdienst zijn geregistreerd, steeds significant hoger dan de omzetten die gemiddeld per uur voorafgaand aan de WTP’s en daarna door de belastingplichtige worden verantwoord. Het is onwaarschijnlijk dat de omzet geregistreerd door de medewerkers van de Belastingdienst tijdens WTP’s altijd hoger is dan in de uren waarin geen medewerkers van de Belastingdienst aanwezig zijn. Enige uitzondering op het bovenstaande is de WTP die op 3 juni 2016 werd ingesteld. Tijdens die WTP is echter door de medewerkers van de Belastingdienst vastgesteld dat klanten werden “afgevangen”, als gevolg waarvan de onderneming tijdens die WTP door minder klanten werd bezocht.

(…)

De vergelijking van de tijdens de verschillende WTP’s verzamelde gegevens met de gegevens uit de administratie en de geconstateerde materiële gebreken in de administratie leidt bij de Belastingdienst tot twijfel over de volledigheid van de aangegeven omzet.

Die verschillen zijn besproken tijdens het telefonisch eindgesprek op 22 oktober 2020 met de adviseur en [[naam 5].] Volgens [[naam 5].] werden de WTP’s ingesteld rond de gebedstijden van de nabijgelegen moskee. De drukte die dat met zich meebrengt zou de hogere omzetten tijdens de WTP’s verklaren. Van het “afvangen” van klanten is volgens [[naam 5].] nooit sprake geweest. Wel werden volgens hem klanten die overlast veroorzaakten daarop aangesproken.

De verklaring voor de verschillen kon door mij niet worden getoetst. (…) In zijn e-mailbericht van 16 november 2020 laat de advocaat mij weten het, gezien mijn eerdere opstelling inzake concept rapporten (?), als zinloos te beschouwen om daarop in te gaan. Een nadere onderbouwing van de verklaring voor de verschillen die uit de WTP’s blijken is daarom achterwege gebleven.

3.3

Inkopen cannabisproducten

(…)

De inkopen van de cannabisproducten worden volgens de firmanten, om veiligheidsredenen en ook om te voorkomen dat het 500 grams criterium wordt overschreden, gedaan door een derde persoon (hierna “beheerder”). (…) De inkopen worden genoteerd op inkoopstaten (…) die vervolgens door [[naam 5].] wordt verwerkt in een Excel bestand waarin de voorraad per product wordt bijgehouden.

(…)

De kosten die de beheerder berekent zijn begrepen in de inkoopwaarde van de diverse producten. Dat leidt ertoe dat de inkoopprijzen hoger zijn dan gebruikelijk is in de branche. De hogere inkoopprijzen leiden tot lagere brutowinstmarges ten opzichte van de marges die in de branche gebruikelijk zijn.

De extra inkoopkosten zijn door belastingplichtigen desgevraagd als volgt gespecificeerd.

Voor 2015 is de beheerkosten per gram/stuks 0,20 euro centen

Voor 2016 is de beheerkosten per gram/stuks 0,21 euro centen

Voor 2017 is de beheerkosten per gram/stuks 0,22 euro centen

Voor 2018 is de beheerkosten per gram/stuks 0,23 euro centen

De bewijslast voor zakelijke uitgaven ligt bij de ondernemer. (…) Het volstaan met het verstrekken van door de beheerder gehanteerde prijzen is daarvoor onvoldoende.

(…)

Op basis van de in de onderneming gehanteerde verkoopprijzen mag een brutowinstpercentage worden verwacht dat gebruikelijk is in de branche. Belastingplichtigen erkennen dat die marge in hun onderneming lager is. Men heeft onvoldoende gegevens verstrekt op basis waarvan ik de “extra” inkoopkosten kan toetsen. Daarom zijn de volgens de firmanten in de inkoopprijs begrepen beheerderskosten niet aannemelijk gemaakt. Voor de winstcorrecties die dit tot gevolg heeft sluit ik aan bij voor de branche gebruikelijke marges.(…)

3.4

Conclusie

(…)

Op basis van de, vóór en tijdens het onderzoek bij waarnemingen ter plaatse vastgestelde feiten, het aantal bezoekers, de gemiddelde verkoopopbrengst per bezoeker en de onaannemelijk lage verantwoorde opbrengsten, stel ik mij op het standpunt dat de omzet van de cannabisproducten niet volledig werd verantwoord. Hoe groot de verschillen tussen de verantwoorde omzet en de werkelijk behaalde omzet zijn geweest, is onduidelijk gebleven, maar op basis van de tijdens WTP’s verzamelde gegevens is het aannemelijk dat 1/3 van de werkelijk behaalde omzet niet werd verantwoord. Daarom wordt de aangegeven omzet/winst gecorrigeerd met 50% van de aangegeven omzet. De correcties leiden ertoe dat de brutowinstpercentages die daar uit volgen acceptabel zijn.

De correcties kunnen als volgt worden gespecificeerd:

2015

2016

2017

2018

Omzet volgens administratie

€ 770.046

€ 907.766

€ 972.869

€ 1.128.405

Gecorrigeerde omzet

€ 1.155.069

€ 1.361.649

€ 1.459.304

€ 1.692.608

Inkoopwaarde

€ 635.288

€ 748.907

€ 802.617

€ 930.934

Brutowinst

€ 519.781

€ 612.742

€ 656.687

€ 761.673

Brutowinstmarge na correctie

82

82

82

82

Winstcorrectie

€ 194.800

€ 235.647

€ 263.482

€ 299.343

(…)

Per firmant

2015

2016

2017

2018

Winstcorrectie

€ 97.400

€ 117.824

€ 131.741

€ 149.672

af: MKB-vrijstelling 14%

€ 13.636

€ 16.495

€ 18.444

€ 20.954

Belaste winstcorrectie

€ 83.764

€ 101.328

€ 113.297

€ 128.718

(…)

6 Overzicht correcties

6.1

Inkomstenbelasting

[naam en referentienummer eiser]

2015

2016

2017

2018

Aangegeven verzamelinkomen

€ 84.668

€ 112.304

€ 109.599

€ 128.398

Correctie hoofdstuk 3.4

€ 83.764

€ 101.328

€ 113.297

€ 128.718

Gecorrigeerd verzamelinkomen

€ 168.432

€ 213.632

€ 222.896

€ 257.116

6.2

Boete

(….). Er is sprake van (voorwaardelijke)opzet en daarom worden bij de (navorderings)aanslagen vergrijpboeten opgelegd van 50% van de over de correcties verschuldigde belasting. Op basis van de hieronder vermelde onvolkomenheden in de administratie werden de aangiften over de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 gedaan. Hierdoor nam de belastingplichtige bewust het risico dat deze aangiften onjuist of onvolledig zouden worden ingevuld.

De reden waarom ik van mening ben dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet zijn:

- Op de niet bestaande datum 29 februari 2017 is omzet geboekt en zijn de winkelvoorraden gemuteerd. Als gevolg hiervan staat vast dat de kasadministratie en de voorraadadministratie geen weergave zijn van de werkelijke gang van zaken in de onderneming;

- Kasverschillen worden niet geboekt; het (dagelijks) kassaldo is derhalve een theoretisch saldo;

- De verantwoorde omzet tijdens de gecontroleerde jaren is significant lager dan mag worden verwacht op basis van de bij WTP’s verzamelde gegevens;

- De brutowinstpercentages zijn significant lager dan gebruikelijk is in de branche. De verklaring hiervoor is niet aannemelijk;

- Uit de Chi-kwadraat toets blijkt dat de waarschijnlijkheid dat de geboekte dagomzetten door toeval zijn ontstaan vrijwel nihil is.“

9. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2015 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 168.432. Daarbij is € 7.555 aan belastingrente in rekening gebracht. De opgelegde vergrijpboete bedraagt € 21.779.

10. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 208.815 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.817. Daarbij is € 7.190 aan belastingrente in rekening gebracht. De opgelegde vergrijpboete bedraagt € 26.345.

11. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 217.552 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.344. Daarbij is € 982 aan belastingrente in rekening gebracht. De opgelegde vergrijpboete bedraagt € 29.457.

12. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2018 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 252.374 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.742. Daarbij is € 201 belastingrente in rekening gebracht. De opgelegde vergrijpboete bedraagt € 34.735.

13. Bij de bestreden uitspraken op bezwaar zijn de (navorderings)aanslagen en de boetes gehandhaafd.

Geschil

14. In geschil is of het belastbaar inkomen uit werk en woning voor de jaren 2015 tot en met 2018 juist is vastgesteld. Daarnaast is in geschil of de boetes terecht en naar juiste bedragen zijn opgelegd.

15. Eiser stelt dat de (navorderings)aanslagen en de boetes moeten worden vernietigd, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Er is geen sprake van verzwegen omzet. Volgens verweerder daarentegen is de vereiste aangifte niet gedaan en zijn de correcties terecht en de vergrijpboetes passend en geboden.

Beoordeling van het geschil

16. De gemachtigde heeft in onderhavige zaken op 4 oktober 2023 (geanonimiseerde) uitspraken op de bezwaren van andere cliënten aan de rechtbank toegestuurd, maar geen conclusie aan deze stukken verbonden. Deze stukken op zich leiden niet tot een gegrond beroep.

De (navorderings)aanslagen

17. Op grond van artikel 52, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), zijn administratieplichtigen gehouden van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Op grond van artikel 52, zesde lid, van de Awr dient de administratie zodanig te worden bewaard, dat controle daarvan door de inspecteur binnen een redelijke termijn mogelijk is. Daartoe verleent de administratieplichtige de benodigde medewerking met inbegrip van het verschaffen van het benodigde inzicht in de opzet en de werking van de administratie.

18. Binnen de onderneming van eiser geschieden alle betalingen contant, wordt geen gebruik gemaakt van een kassasysteem en ontbreekt een inkoopadministratie. Dat dit laatste inherent is aan de aard van de onderneming en er geen wettelijke verplichting bestaat om met een groepenkassa te werken, ontslaat eiser niet van de verplichting om een controleerbare administratie te voeren. Ook indien eiser wordt gevolgd in zijn stelling dat de omzet is bepaald aan de hand van kastellingen en niet –zoals in het controlerapport is opgetekend– aan de hand van de voorraad, is controle van de administratie niet mogelijk. Dit wordt bevestigd door de onduidelijkheid omtrent de afwikkeling van de foutieve boeking op de niet bestaande datum 29 februari 2017 en de ruimte tussen enerzijds de dagstaten en anderzijds de bevindingen bij de wtp’s. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de administratie van eiser reeds daarom niet aan de voorwaarden zoals die volgen uit artikel 52 van de Awr. Hetgeen eiser heeft aangevoerd tegen de door verweerder uitgevoerde chi-kwadraattoets en de Wet van Benford behoeft geen behandeling.

19. Op grond van artikel 27e, eerste lid, van de Awr wordt een beroep ongegrond verklaard indien de vereiste aangifte niet is gedaan, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (omkering en verzwaring van de bewijslast). Een belastingplichtige heeft niet de vereiste aangifte gedaan indien sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting zowel absoluut als relatief bezien aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Dat de vereiste aangifte niet is gedaan, dient verweerder volgens de regels van normale bewijslastverdeling aannemelijk te maken.1

20. Verweerder heeft gewezen op de relatief grote omvang van de omzet die is behaald gedurende de wtp’s. De rechtbank zal de bevindingen van de wtp van 3 juni 2016 buiten beschouwing laten nu aan de betrouwbaarheid van deze gegevens getwijfeld kan worden. Door verweerder is in het controlerapport aangegeven dat tijdens die wtp klanten zijn “afgevangen”. Hierdoor kan niet met zekerheid worden vastgesteld of het juiste aantal (kopende) klanten is waargenomen. Uit de bevindingen van de overige wtp’s volgt dat tijdens die wtp’s gemiddeld veel meer omzet werd behaald dan in de voorafgaande uren en dat telkens een bovengemiddeld deel van de dagomzet is behaald tijdens de wtp’s. Eiser heeft daar geen aannemelijke verklaring voor gegeven. Deze omstandigheid in samenhang bezien met de onvolkomenheden in en de oncontroleerbaarheid van de administratie, rechtvaardigen de conclusie dat de volgens de aangiften voor onderhavige jaren verschuldigde belasting zowel absoluut als relatief bezien aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Eiser moet zich hier bewust van zijn geweest. Omdat de vereiste aangiften niet zijn gedaan, is het aan eiser om te doen blijken dat het belastbaar inkomen uit werk en woning naar een te hoog bedrag is vastgesteld.

21. Zoals hiervoor is overwogen voldoet de administratie niet en kan zij niet dienen als grondslag voor de winstberekening. Eiser heeft geen ander bewijs geleverd om te onderbouwen dat het belastbaar inkomen uit werk en woning te hoog is vastgesteld. Hij is er dan ook niet in geslaagd om te doen blijken dat het belastbaar inkomen uit werk en woning over de onderhavige jaren naar een te hoog bedrag is vastgesteld.

22. Ook indien sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast moeten de correcties berusten op een redelijke schatting. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat zijn schatting in het controlerapport eerder te laag is dan te hoog, indien uitgegaan wordt van een gemiddeld aantal klanten per uur van 41 en een gemiddelde besteding per klant van € 12,20. Verweerder heeft de gemiddelde opbrengst per uur zodoende berekend op € 500,20 en de weekomzet op ruim € 40.000. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een redelijke schatting. De beperkte duur van de wtp’s (maximaal een uur per dag), alsook het beperkt aantal wtp’s waarbij het aantal klanten en de besteding per klant zijn bijgehouden (6 in de onderhavige 4 jaren) maakt dat daaruit in de onderhavige zaak te weinig feitelijke gegevens gedestilleerd kunnen worden om alleen daarop de schatting te baseren. Nog daargelaten dat de rechtbank de bevindingen van de wtp van 3 juni 2016 niet bruikbaar acht. Dat verweerder zijn schatting alleen baseert op de uitkomsten van de wtp’s, alsook het gegeven dat in de onderhavige jaren niet meer feitelijke gegevens bekend waren (vanwege het beperkte aantal wtp’s) vindt zijn oorsprong in keuzes die door verweerder zijn gemaakt en derhalve eiser niet kunnen worden tegengeworpen.

23. Nu eiser niet heeft doen blijken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn en de schatting van verweerder niet redelijk is, zal de rechtbank de wintscorrectie (per firmant) in verband met de aan eiser toe te rekenen met de coffeeshop behaalde winst uit onderneming (vóór toepassing ondernemersaftrek en MKB-winstvrijstelling) in goede justitie vaststellen op de volgende bedragen: € 80.000 (2015), € 80.000 (2016), € 100.000 (2017) en € 90.000 (2018). Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de gemiddeld vastgestelde omzet per uur vóór de wtp’s en de gemiddeld waargenomen en berekende omzet per uur tijdens de wtp’s, alsmede met de door eiser in de onderhavige jaren aangegeven omzetstijgingen en de uit de aangiften van eiser af te leiden brutowinstpercentages.

24. De rechtbank ziet geen aanleiding voor verdere vermindering van de (navorderings)aanslagen. Aan eisers stelling dat de zaken door het team “externe overheidssamenwerking” (EOS) zijn behandeld en niet door team MKB, ziet de rechtbank geen aanleiding een gevolg te verbinden. Daarnaast is niet aannemelijk gemaakt dat onderhavige correcties het gevolg zijn van registratie in de Fraude Signalering Voorziening (FSV), zo van dergelijke registratie al sprake is.

Vergrijpboetes

25. De bij uitspraak op bezwaar gematigde vergrijpboetes zijn aan eiser opgelegd op grond van artikel 67d, dan wel 67e van de Awr. Op grond van artikel 67d van de Awr kan aan een belastingplichtige een vergrijpboete worden opgelegd indien het aan diens opzet te wijten is dat aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan. Op grond van artikel 67e van de Awr kan aan een belastingplichtige een vergrijpboete worden opgelegd indien het aan diens opzet of grove schuld is te wijten dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Verweerder beroept zich in onderhavige zaken op opzet.

26. In zijn arrest van 8 april 20222 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij de beantwoording van de vraag of het bewijs met betrekking tot een bestanddeel van een beboetbaar feit is geleverd de waarborgen in acht dienen te worden genomen die de belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het EVRM. Die waarborgen brengen onder meer mee dat de bewijslast op de inspecteur rust en dat de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van die twijfel moet worden gegund. Dit betekent dat de aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. Deze maatstaf stemt overeen met de in fiscale wetgeving voorkomende formulering “doen blijken”, die inhoudt dat de desbetreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten worden aangetoond.

27. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in zijn bewijslast is geslaagd. Zoals uit het hiervoor opgenomen arrest volgt, rust op verweerder een zwaardere bewijslast voor een boete dan voor een (navorderings)aanslag. Verweerder heeft niet overtuigend aangetoond dat eiser omzet heeft verzwegen. Dat het aannemelijk is gemaakt, is voor een vergrijpboete niet voldoende. De rechtbank zal de vergrijpboetes om die reden vernietigen.

Belastingrente

28. Eiser heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd die verband houden met belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken. Wel dient de belastingrente overeenkomstig de vermindering van de (navorderings)aanslagen te worden verminderd.

29. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

30. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kostenvergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in onderhavige zaken en de op dezelfde zitting behandelde zaken van [naam 5]. tezamen vast op € 2.955 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en factor 1,5 omdat sprake is van 4 of meer samenhangende zaken). Daarvan wordt 50%, ofwel € 1.477,50, toegerekend aan de zaken van eiser.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- draagt verweerder op de (navorderings)aanslagen te verminderen overeenkomstig hetgeen is bepaald in overweging 23 en de belastingrente dienovereenkomstig te verminderen;

- vernietigt de boetebeschikkingen;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.477,50

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, voorzitter, en mr. S.E. Postema en mr. E.J.W. Heithuis, leden, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).

Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.

Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.

Verder vermeldt u ten minste het volgende:

[naam 5]. de naam en het adres van de indiener;

b. de datum van verzending;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).