Rechtbank Den Haag, 03-10-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19116, AWB - 22 _ 7140
Rechtbank Den Haag, 03-10-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19116, AWB - 22 _ 7140
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 3 oktober 2023
- Datum publicatie
- 13 februari 2024
- Zaaknummer
- AWB - 22 _ 7140
- Relevante informatie
- Art. 1 Wet OB 1968, Art. 11 lid 1 onderdeel e Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Eiseres is een vereniging van liefhebbers van terreinvoertuigen. Haar leden betalen jaarlijks contributie. In geschil is of die contributie belastbaar is. De rechtbank oordeelt dat er een te ver verwijderd verband is tussen de contributies en de door eiseres georganiseerde activiteiten. De contributie is daarom niet belastbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/7140
[eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: R.A. Alblas),
en
Procesverloop
Eiseres heeft op 12 april 2021 voor het eerste kwartaal van 2021 op aangifte een bedrag van € 936 aan omzetbelasting voldaan.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 juni 2022 het bezwaar tegen de voldoening op aangifte afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2023.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen. Namens verweerder is [naam] verschenen.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is een vereniging van liefhebbers van terreinvoertuigen.
2. In artikel 3 van haar statuten is het volgende opgenomen:
“ 1. De vereniging heeft ten doel:
a. te bevorderen dat de leden een terreinvoertuig kunnen benutten in alle, met name rekreatieve omstandigheden, waarvoor deze voertuigen zijn gebouwd;
b. in aktiviteiten van de vereniging wordt het snelheids- en /of wedstrijdelement expliciet uitgesloten;
c. het verrichten van al hetgeen binnen het doel met het bovenstaande rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn;
alles opgevat in de meest uitgebreide zin.
2. De vereniging tracht het doel ondermeer te bereiken door:
a. het organiseren van bijeenkomsten;
b. het (doen) organiseren van terreinritten en tochten;
c. het geven van (technische) informatie;
d. het geven van (technische) adviezen;
e. het uitgeven van een verenigingsorgaan;
f. het onderhouden van contacten met binnen- en buitenlandse gelijkgerichte verenigingen;
g. het onderhouden van contacten met (overheids-)instanties voor zover tot het doel strekkend;
h. andere wettige middelen.”
3. Eiseres organiseert evenementen, waarvan één keer per jaar een meerdaags evenement inclusief kamperen, waaraan zowel leden als niet-leden kunnen deelnemen. Tijdens zo’n evenement kunnen de deelnemers met een terreinvoertuig rijden op een parcours met hindernissen. Deze hindernissen worden veelal door eiseres gecreëerd.
4. Leden betalen eenmalig inschrijfgeld en een jaarlijks bedrag aan contributie (in 2021 was dat € 110). Voor dit bedrag ontvangen de leden per e-mail een nieuwsbrief waarin het eerstvolgende evenement wordt aangekondigd en zij ontvangen een lidmaatschapspas en een jaarsticker voor op de voorruit van hun terreinwagen om deel te kunnen nemen aan de evenementen. Niet-leden betalen per evenement een entreegeld (in 2021 was dat € 40).
5. In het kader van de beoordeling van de belastingplicht heeft verweerder een informatieformulier aan eiseres toegestuurd. Eiseres heeft dit formulier ingevuld en tezamen met een kopie van de winst- en verliesrekening 2018 geretourneerd.
6. Bij brief van 3 april 2020 heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij belastingplichtig is voor de omzetbelasting. Eiseres dient daarom met ingang van 1 januari 2021 aangifte te doen voor de omzetbelasting.
Geschil
7. Tussen partijen is in geschil of de contributie belastbaar is. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is tussen partijen ook in geschil of de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter e, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) van toepassing is.
8. Niet in geschil is dat eiseres voor wat betreft de deelname van niet-leden aan evenementen als ondernemer voor de omzetbelasting is aan te merken en dat de bedragen die zij ontvangt van niet-leden als vergoedingen voor door haar aan deze niet-leden verrichte prestaties zijn aan te merken.
9. Eiseres stelt dat de contributie niet belastbaar is. Zij voert daartoe aan dat er geen rechtstreeks verband is tussen haar activiteiten en de contributie. Zij beroept zich hierbij mede op de uitspraak van deze rechtbank van 11 augustus 2022.1 Volgens eiseres is sprake van een vergelijkbaar geval. Indien de rechtbank oordeelt dat de contributie wel belastbaar is, stelt eiseres subsidiair dat terreinrijden een sport is in de zin van artikel 11, eerste lid, letter e, van de Wet OB. De vrijstelling is daarom van toepassing.
10. Verweerder stelt dat er wel een rechtstreeks verband is tussen de contributie en de activiteiten van eiseres. Het geval van eiseres is niet vergelijkbaar met het geval dat aan de orde was in de door eiseres aangehaalde uitspraak. In laatstgenoemd geval organiseerden de leden de activiteiten en was de vereniging in feite een kostenverdeelplaats, zoals ook Hof Den Haag in zijn uitspraak van 20 april 20232 heeft overwogen. Hier is dat is niet het geval. De contributie is daarom belastbaar. Het terreinrijden is ook niet aan te merken als een sport in de zin van artikel 11, eerste lid, letter e, van de Wet OB. De vrijstelling is daarom niet van toepassing.
Beoordeling van het geschil
11. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet OB wordt omzetbelasting geheven ter zake van leveringen van goederen en diensten die in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer onder bezwarende titel worden verricht.
12. Van een prestatie onder bezwarende titel als hiervoor bedoeld, is sprake wanneer tussen de verrichter en de ontvanger van een dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst (Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 mei 2016, ECLI:EU:C:2016:334, Gemeente Borsele, overweging 24). Met andere woorden, er moet een rechtstreeks verband zijn tussen het geleverde goed of de verrichte dienst en de ontvangen tegenwaarde.
13. Het is aan verweerder, die stelt dat de contributie belastbaar is, om aannemelijk te maken dat er een rechtstreeks verband is tussen de betaling van de contributie en de activiteiten van eiseres.
14. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat de leden door betaling van de contributie het recht krijgen om deel te nemen aan alle evenementen die eiseres organiseert. Of het lid daadwerkelijk deelneemt aan een evenement is daarbij niet relevant. Op de website van eiseres wordt vermeld dat er elf evenementen per jaar worden georganiseerd. Verweerder verbindt daaraan de conclusie dat er dus een ondergrens is aan het aantal te organiseren evenementen en dat ten minste een aantal evenementen per jaar zal moeten worden georganiseerd. Als eiseres geen evenementen zou organiseren, zou haar voortbestaan in het geding komen. Anders dan in de zaak waar eiseres naar verwijst3, zijn het hier niet de leden die gehouden zijn de evenementen te organiseren. In die zaak was dus geen afdwingbare verplichting vanuit de verenigingskant. Ook uit het feit dat het bedrag dat een niet-lid heeft betaald voor een evenement wordt verrekend met diens contributie als diegene alsnog lid wordt, blijkt volgens verweerder het rechtstreekse verband tussen de contributie en de activiteiten van eiseres.
15. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Op de website van eiseres wordt weliswaar vermeld dat er jaarlijks elf evenementen plaatsvinden. Echter, ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat het ook minder evenementen kunnen zijn. Aldus staat niet vast dat ook alle elf evenementen worden georganiseerd. Verder heeft verweerder tegenover de weerspreking door eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de leden het organiseren van de evenementen kunnen afdwingen. Dat een lid kan dreigen om zijn lidmaatschap op te zeggen als er niet elf evenementen per jaar worden georganiseerd, maakt dat niet anders. Als een evenement niet doorgaat, heeft dat ook geen gevolgen voor de contributie. Ook al zouden de leden de contributies betalen opdat zij aan de evenementen deel kunnen nemen, dan nog heeft te gelden dat de evenementen niet worden georganiseerd met het oog op het verkrijgen van de contributies. Gelet hierop is er een te ver verwijderd verband tussen de contributie en de evenementen van eiseres. De contributie is daarom niet belastbaar.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard. De stelling van eiseres dat de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter e, van de Wet OB behoeft dan geen behandeling meer.
Proceskosten
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 35,80 aan reiskosten voor het bijwonen van de zitting (€ 17,90 enkele reis per openbaar vervoer).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat eiseres recht heeft op teruggaaf van de omzetbelasting die zij heeft
voldaan ter zake van de contributie;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 35,80;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, voorzitter, en mr. G.J. Ebbeling en mr. A.J. van Doesum, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: