Home

Rechtbank Den Haag, 05-10-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19834, AWB - 22 _ 4378

Rechtbank Den Haag, 05-10-2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19834, AWB - 22 _ 4378

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
5 oktober 2023
Datum publicatie
2 april 2024
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2023:19834
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4378
Relevante informatie
Art. 3.96 Wet IB 2001, Art. 2 Wet LB, Art. 16 AWR, Art. 25 AWR, Art. 27e AWR, Art. 55 AWR, Art. 67d AWR, Art. 67e AWR

Inhoudsindicatie

Er is voor 2018 sprake van een voor navordering te rechtvaardigen nieuw feit. Vereiste aangiften niet gedaan. Er is sprake van een redelijke schatting. Er is geen sprake van een partiële omkering van de bewijslast. De vergrijpboeten worden gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Eiser heeft recht op een vergoeding van € 500 wegens immateriële schade. Beroepen ongegrond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht

zaaknummers: SGR 22/4378 en SGR 22/4379

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaken tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.R.R. Oevering),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) (de navorderingsaanslag) en voor het jaar 2019 een aanslag IB/PVV (de aanslag) opgelegd. Bij de navorderingsaanslag en aanslag is belastingrente in rekening gebracht en zijn vergrijpboeten opgelegd.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 8 juni 2022 de navorderingsaanslag, de aanslag, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2023.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is werkzaam geweest bij de Stichting [naam stichting] (de Stichting). De Stichting is opgericht op 12 maart 2015. De activiteiten van de Stichting bestonden uit het bieden van psychosociale intensieve therapeutische hulpverlening.

2. In 2020 is een strafrechtelijk onderzoek gestart tegen eiser en de Stichting. Op 29 januari 2020 heeft verweerder op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) verzocht om informatie bij de Officier van Justitie. De Officier van Justitie heeft op 13 februari 2020 toestemming verleend voor het verstrekken van de informatie.

3. Op 24 februari 2020 is gestart met een boekenonderzoek bij de Stichting (het boekenonderzoek). Bij brief van 15 juli 2020 heeft verweerder eiser geïnformeerd over de voorlopige conclusies naar aanleiding van het boekenonderzoek. Voor zover van belang, is in deze brief het volgende opgenomen:

“Vrijwilligers

Uit de administratie blijkt dat de Stichting in de controlejaren gebruik maakte van diverse vrijwilligers, waaronder [eiser]. [Eiser] ontving voor zijn werkzaamheden een vrijwilligersvergoeding.

Uit de bescheiden blijkt echter een ander beeld van de werkzaamheden die door [eiser] worden verricht.

(…)

In de administratie van de Stichting heb ik de volgende bescheiden waargenomen:

- in de jaren 2018 en 2019 is veel mailverkeer aangetroffen tussen [eiser] en [de voormalig belastingadviseur]. Hierbij kwamen diverse onderwerpen aan de orde, zoals de jaarrekeningen van de Stichting, privégebruik auto in relatie tot de uitkering van [eiser], de vrijwilligers-vergoedingen, het bijhouden van de administratie van de Stichting (…), de onderbouwing van diverse facturen/ kosten (…);

- een opdrachtbevestiging in 2018 aan [de voormalig belastingadviseur] over zijn werkzaamheden voor de Stichting. Deze is ondertekend door [eiser] (i.o.);

- een orderformulier van Leaseplan (... ) betreffende een [auto]. Volgens dit formulier is de Stichting de lessee en wordt [eiser] als contactpersoon genoemd;

- mevrouw [S.] schenkt, middels een akte van schenking, in 2018 een contant bedrag van € 700 aan de [Stichting]. Volgens deze akte wordt de Stichting vertegenwoordigd door [eiser];

- in 2018 en 2019 zijn er bestuursvergaderingen van de Stichting waarbij 43 onderwerpen worden besproken. Bij 37 gevallen is [eiser] bij de uitvoering betrokken;

- een evaluatieformulier tussen cliënt (…), de moeder van cliënt en de Stichting. Namens de Stichting wordt het formulier door [eiser] ondertekend;

- een financiële productieverantwoording WMO op totaalniveau 2018, welke door [eiser] (io) is ondertekend;

- een formulier Administratie & Producten- en Dienstencatalogus (…). Als contactpersoon van de Stichting staat vermeld directeur/ eigenaar: manager [eiser];

- een bescheid welke door de Stichting is verzonden (2019) aan de gemeente (…) (…) en is ondertekend door [eiser] (i.o.)

- een aangiftebrief OB 2018 welke bij het onderdeel “Akkoordverklaring” door [eiser] is ondertekend;

- [eiser] ondertekent zijn mails met Psychosociale hulpverlener, Kwaliteitsmedewerker, Registertherapeut (RBCZ) met telefoonnummer (…) (welke toebehoort aan de Stichting).

Processen-verbaal

Medewerkers van de gemeente (…) hebben diverse mensen gehoord i.v.m. hun onderzoek naar de Stichting. De verklaringen van deze getuigen zijn in Processen-verbaal opgenomen. Daaruit blijkt het volgende:

- diverse ouders van cliënten verklaren o.a. dat zij afspraken hadden met [eiser] i.v.m. de zorgverlening aan hun kinderen. Zij hadden een intakegesprek met hem. Daarbij vulde [eiser] het formulier Model-overeenkomst in. Hij verleende (alleen) zorg aan hun kinderen en begeleidde hen. Volgens de ouders was [eiser] directeur en eigenaar van de Stichting;

- diverse zorgverleners die voor de Stichting hebben gewerkt, verklaren o.a. dat [eiser] de algehele leiding bij de Stichting had, dat hij de werkzaamheden controleerde, hieraan sturing gaf en dat hij het aantal te verlenen uren aan zorg bepaalde. Sommige kregen opdracht een door hem bepaald aantal uren aan zorg te verlenen. Er hoefde geen urenregistratie te worden bijgehouden, omdat de toegewezen uren door [eiser] werden gedeclareerd. Hij was de contactpersoon, leidinggevende en directie van de Stichting.

[Eiser] voerde sollicitatiegesprekken en ondertekende de contracten. Hij gaf instructies voor uit te voeren werkzaamheden.

Verklaring bestuur

De werkzaamheden die [eiser] volgens het bestuur uitvoert, zijn:

- de inrichting van de organisatie ondersteunen, eventueel met inhuur van derden, en de digitale administratie. Dit gebeurt in nauw vrijwel dagelijks overleg met de heer [B.] (bestuurder);

- het namens de heer [B] door [eiser] ondertekenen van bescheiden mbt de begeleiding van cliënten door medewerkers;

- incidentele bestedingen worden, na overleg met de heer [B], door [eiser] uitgevoerd;

- indien geen volmacht nodig is, is de tekenbevoegdheid gedelegeerd aan [eiser], na overleg met de heer [B];

- het onderhouden van eventuele en incidentele contacten met zorginstellingen en gemeente;

- het betalen voor kantoorartikelen en dagelijkse uitgaven gebeurt door [eiser];

- het maandelijks voeren van overleg over de organisatorische ontwikkelingen waarbij [eiser] is betrokken;

- [eiser] helpt kinderen en gezinnen met de opvoedsituatie;

- [eiser] werkt mee om derden in te huren om het werk van de Stichting in te richten en uit te voeren;

- alle contacten, voor zover van belang, worden door [eiser] verricht, in nauw overleg met de bestuurssecretaris. Bedragen, gemoeid met kosten van de bedrijfsvoering, werden in nauw overleg met de bestuurssecretaris, door [eiser] afgehandeld.

In september 2019 is op de jaarvergadering de machtiging van het bestuur aan [eiser] in een document geformaliseerd.

Daarin is o.a. opgenomen dat [eiser] is benoemd tot medewerker kwaliteit en bevoegd om uit het actieplan voortvloeiende besluiten zelfstandig, met medeweten van de bestuurssecretaris, te nemen. Verder is hij bevoegd tot het doen van alle uit het werkplan, en anders in overleg met de bestuurssecretaris, voortvloeiende bestedingen tot een maximum van € 10.000 per opdracht.

(…)

Vergoedingen

Uit de administratie van de Stichting blijkt dat [eiser] beschikt over een bankpas, met volgnummer 6, van de bankrekening van de Stichting en over een creditcard van de Stichting.

Tevens is gebleken dat [eiser] een volmacht had om deze bankpas en creditcard te mogen gebruiken.

Opmerkingen:

● Uit de bankbescheiden van de Stichting blijkt dat in de controlejaren 2018 en 2019 diverse vergoedingen aan [eiser] zijn uitgekeerd (met een enkele terugboeking). Het gaat hier o.a. om vrijwilligersvergoedingen.

Tevens blijkt dat er in die jaren diverse bedragen op de bankrekening van [eiser] zijn overgeboekt. Bij meerdere overboekingen staat geen omschrijving; bij sommige overboekingen staat wel een omschrijving.

Totaal bedrag dat in 2018 aan [eiser] is toegekomen, bedraagt:

€ 16.307; in 2019 bedraagt dit bedrag: € 1.093.

● In 2018 worden er met bankpasnr 6 diverse betalingen in Amerikaanse dollars en Engelse Ponden gedaan; totaal: € 1.112.

● In de periode tot en met juli 2018 gebruikte [eiser] zijn eigen auto, waarvoor hij een vergoeding ontving; in deze periode wordt met bankpasnr 6 ook voor benzine betaald. Wanneer de Stichting een (kilometer)vergoeding betaalt voor het gebruik van de eigen auto van een medewerker, kan niet tevens de brandstof voor deze auto ook door de Stichting worden betaald. In deze vergoeding zit de brandstof namelijk verdisconteerd. Totale brandstof t/m juli 2018: € 1.094.

● In dezelfde jaren zijn er met bankpasnr 6 vele betalingen gedaan, o.a. aan verschillende supermarkten (in Breda/ Den Haag), aan diverse restaurants (in Breda/ Den Haag), aan Gall & Gall, aan het Brouwhuis Breda, aan de Bijenkorf, Hudson Bay, BCC, Media Markt, enz.

In 2018 bedroegen deze betalingen: € 13.543; in 2019: € 15.627.

● In 2018 en 2019 worden er met bankpasnr 6 en de creditcard meerdere contante opnames gedaan. Ook worden er met de creditcard betalingen gedaan.

In 2018 bedroeg dit totale bedrag: € 14.518; in 2019: € 3.897.

● In 2018 neemt [eiser] een contant bedrag van totaal € 700 in ontvangst, welke betrekking heeft op een schenking aan de Stichting. Dit bedrag wordt niet gestort op de bankrekening van de Stichting.

● Ik heb diverse bescheiden (o.a. mailverkeer) ingezien, welke in het bezit waren van de gemeente Breda. In diverse mails tussen de toenmalige adviseur, […], en [eiser] blijkt dat [de toenmalig adviseur] vraagt naar onderbouwing van uitgaven die door [eiser] zijn gedaan. De verklaringen van [eiser] zijn naar de mening van de [toenmalig adviseur] vaak onvoldoende. De [toenmalig adviseur] verwacht zelfs mogelijk vragen van c.q. een onderzoek door de Belastingdienst, waarbij uitgaven mogelijk als loon voor [eiser] kan worden aangemerkt. Ook is hij van mening dat de manier waarop bonnen, facturen , e.d. zijn opgeborgen in ordners, mappen, e.d. onvoldoende is.

(...)

Vervoermiddelen

(...)

Kenteken [kenteken]

(...)

Voorlopige conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat diverse gereden kilometers vooralsnog niet als zakelijk worden aangemerkt (...).

Het aantal kilometers die ik niet als zakelijk beschouw, bedraagt 1.203 kilometers en heeft slechts betrekking op gedeeltes van de gecontroleerde maanden januari t/m april 2019. Aangezien deze korte periode al veel vragen oproept t.a.v. de zakelijk gereden kilometers ga ik ervan uit dat bij een controle van het gehele jaar 2019 het aantal niet zakelijk gereden kilometers zal toenemen. Volgens de ontvangen kilometeradministratie is de registratie eerst begonnen op 11 december 2018.

Tot slot blijkt dat de gereden kilometers volgens de opgave van [eiser] niet overeenkomt met de kilometers volgens de administratie.

Mijn voorlopige conclusie is, dat er voor dit vervoermiddel een bijtelling voor privégebruik auto moet plaatsvinden.”

2018

4. Eiser heeft op 26 juli 2019 zijn aangifte IB/PVV 2018 ingediend, naar een verzamelinkomen van € 26.256, bestaande uit een ontvangen uitkering van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van € 29.468 minus een negatief saldo inkomsten uit eigen woning van € 3.212.

5. Met dagtekening 12 september 2019 heeft verweerder de definitieve aanslag IB/PVV 2018 aan eiser opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte.

6. Op 13 november 2020 is de kennisgeving voor het opleggen van de navorderingsaanslag met vergrijpboete van 50% verzonden.

7. Op 14 april 2021 heeft verweerder de navorderingsaanslag opgelegd naar een verzamelinkomen van € 63.247, bestaande uit:

Uitkering UWV

€ 29.468

Loon uit dienstbetrekking, bestaande uit:

Ontvangen vrijwilligersvergoeding

€ 1.300

Overboekingen naar rekening eiser vanuit de Stichting

€ 4.670

Betalingen in Amerikaanse dollars

€ 1.112

Betalingen in verband met brandstof tot en met juli 2018

€ 1.094

Diverse betalingen (o.a. restaurants, Gall&Gall, Brouwhuis)

€ 13.535

Contante opnamen en creditcard

€ 14.518

Bijtelling privégebruik auto

€ 762

€ 36.991

Saldo inkomsten uit eigen woning

- € 3.212

Inkomen box 1

€ 63.247

Bij de navorderingsaanslag heeft verweerder een vergrijpboete opgelegd van € 6.866 (50% van de correctie) en is belastingrente in rekening gebracht van € 891.

2019

8. Eiser heeft op 18 oktober 2020 zijn aangifte IB/PVV 2019 ingediend. Op 27 januari 2021 heeft eiser een herziene aangifte ingediend naar een verzamelinkomen van € 27.854, bestaande uit een ontvangen uitkering van het UWV van € 30.920 minus een negatief saldo inkomsten uit eigen woning van € 3.066.

9. Op 17 april 2021 heeft verweerder de aanslag opgelegd, waarbij is afgeweken van de aangifte. De aanslag is opgelegd naar een verzamelinkomen van € 57.620, bestaande uit:

Uitkering UWV

€ 30.920

Loon uit dienstbetrekking, bestaande uit:

Ontvangen vrijwilligersvergoeding

€ 375

Overboekingen naar rekening eiser vanuit de Stichting

€ 718

Diverse betalingen (o.a. restaurants, Gall&Gall, Brouwhuis)

€ 15.627

Contante opnamen en creditcard

€ 3.897

Bijtelling privégebruik auto

€ 9.149

€ 29.766

Saldo inkomsten uit eigen woning

- € 3.066

Inkomen box 1

€ 57.620

Bij de aanslag heeft verweerder een vergrijpboete opgelegd van € 4.736 (50% van de correctie) en is belastingrente in rekening gebracht van € 251.

Geschil 10.In geschil is of de navorderingsaanslag, de aanslag, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.