Rechtbank Den Haag, 29-02-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11047, AWB - 22 _ 6788
Rechtbank Den Haag, 29-02-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11047, AWB - 22 _ 6788
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak
- 29 februari 2024
- Datum publicatie
- 17 juli 2024
- Zaaknummer
- AWB - 22 _ 6788
- Relevante informatie
- Art. 10 Wet LB, Art. 31a lid 2 onderdeel a Wet LB, Art. 67f AWR
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat terecht reiskostenvergoedingen onbelast zijn verstrekt. De vergrijpboetes ivm grove schuld zijn terecht opgelegd. De rechtbank matigt wel de boetes met 15% ivm overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 22/6788, SGR 22/7418, SGR 22/7421 en SGR 22/7422
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres over de tijdvakken 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015, 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 en 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 naheffingsaanslagen loonheffingen ten bedrage van € 12.999 (2015), € 25.614 (2016), € 128.786 (2017) en € 353.371 (2018) opgelegd. Bij de naheffingsaanslagen zijn vergrijpboetes van € 3.249 (2015), € 6.403 (2016), € 32.196 (2017) en € 88.342 (2018) opgelegd. Tevens is bij de naheffingsaanslagen bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (rentebeschikkingen).
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 14 september 2022 de naheffingsaanslagen, de vergrijpboetes en de rentebeschikkingen verminderd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft daarbij de volgende zaaknummers toegekend:
- SGR 22/6788: 2015;
- SGR 22/7418: 2016;
- SGR 22/7421: 2017;
- SGR 22/7422: 2018.
De rechtbank heeft ter zake van de onderhavige beroepen in de zaak SGR 22/6788 een bedrag van € 365 aan griffierecht van eiseres geheven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 17 januari 2024 heeft advocaat mr. K. Tülü (A) zich teruggetrokken als gemachtigde van eiseres. Daarbij heeft A om uitstel van de zitting verzocht. Op de beslissing op dat verzoek wordt hierna onder 11. ingegaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2024.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en
mr. drs. [naam 2] . Namens eiseres is niemand verschenen.
Overwegingen
Feiten
1. De ondernemingsactiviteiten van eiseres bestaan uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten en het verlenen van diensten op het terrein van arbeidsbemiddeling voor de technische sector. [naam 3] (dga) was in de onderhavige tijdvakken de directeur-grootaandeelhouder van eiseres.
2. Eiseres had in de onderhavige tijdvakken het volgende aantal werknemers in dienst: 58 (2015), 51 (2016), 123 (2017) en 192 (2018). De werknemers zijn vooral werkzaam in de regio Rotterdam (waaronder Botlek en Europoort), Zeeuws-Vlaanderen (waaronder Hoek en Sluiskil) en deels in België (waaronder Antwerpen en Zwijndrecht).
3. Eiseres heeft in de onderhavige tijdvakken onbelaste reiskostenvergoedingen aan haar werknemers uitbetaald, te weten:
- in 2015: € 27.549 aan 34 werknemers;
- in 2016: € 56.070 aan 39 werknemers;
- in 2017: € 205.238 aan 106 werknemers;
- in 2018: € 567.733 aan 185 werknemers.
4. In 2019 heeft verweerder bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aangiften loonheffingen over de tijdvakken 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2019, waarbij verweerder het jaar 2018 als basisjaar heeft genomen. Aan 8 gecontroleerde werknemers is in 2018 in totaal € 104.222,36 aan reiskostenvergoeding uitbetaald. Hiervan heeft verweerder € 79.652,87 als bovenmatig aangemerkt. Aan 34 werknemers is in 2018 € 59.685,75 aan reiskostenvergoeding uitbetaald. Hiervan heeft verweerder € 10.788,18 als bovenmatig aangemerkt. Verweerder heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek geconcludeerd dat eiseres in de jaren 2015 tot en met 2018 bovenmatige reiskostenvergoedingen heeft uitbetaald en dat eiseres in de jaren 2017 en 2018 ten onrechte een bijtelling privégebruik auto van een aan haar werknemers ter beschikking gestelde auto achterwege heeft gelaten. Verweerder heeft daarbij de bovenmatigheid van de reiskostenvergoedingen vastgesteld op 55% voor de jaren 2017 en 2018 en 40% voor de jaren 2015 en 2016. Van de bevindingen van het onderzoek is op 27 mei 2020 een controlerapport opgesteld.
5. Naar aanleiding van voormeld boekenonderzoek zijn met dagtekening 30 juli 2021 de onderhavige naheffingsaanslagen, vergrijpboetes en rentebeschikkingen opgelegd. Verweerder heeft daarbij de bovenmatige reiskostenvergoedingen op € 11.026 (2015),
€ 22.438 (2016), € 112.907 (2017) en € 312.308 (2018) berekend. Verweerder heeft voormelde bedragen als nettoloon aangemerkt en de nageheven loonheffingen berekend naar het gebruteerde tabeltarief. De naheffingen en vergrijpboetes (25% van de verschuldigde belasting) bedragen als volgt:
2015201620172018
Naheffingen € 12.999 € 25.614 € 128.786 € 353.371
Vergrijpboetes € 3.249 € 6.403 € 32.196 € 88.342.
6. Verweerder heeft blijkens de motivering van de uitspraken op bezwaar de berekeningen en overzichten uit het boekenonderzoek nogmaals beoordeeld, waarna hij de bovenmatigheid van de reiskostenvergoedingen heeft vastgesteld op 45% voor de jaren 2017 en 2018 en 30% voor de jaren 2015 en 2016. Verweerder heeft de bovenmatige reiskostenvergoedingen vervolgens berekend op € 8.265 (2015), € 16.821 (2016), € 92.357 (2017) en € 255.480 (2018). Verweerder heeft deze bedragen aan bovenmatige reiskostenvergoedingen als eindheffingsloon in de zin van de werkkostenregeling (WKR) aangemerkt. Verweerder heeft de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes als volgt verminderd: