Rechtbank Gelderland, 27-03-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:2008, AWB-13_5050
Rechtbank Gelderland, 27-03-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:2008, AWB-13_5050
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 27 maart 2014
- Datum publicatie
- 27 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:2008
- Zaaknummer
- AWB-13_5050
Inhoudsindicatie
Toepassing HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6822. Bezwaren gericht tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen worden voor de Awb en het Bpb aangemerkt als één bezwaar.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 13/5050
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en
Procesverloop
Verweerder heeft krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) bij in één geschrift vervatte beschikkingen de waarde van de volgende onroerende zaken per waardepeildatum 1 januari 2012, vastgesteld voor het kalenderjaar 2013:
[A-straat 1] |
€ 202.000 |
[A-straat 2] |
€ 202.000 |
[A-straat 3] |
€ 202.000 |
[A-straat 4] |
€ 202.000 |
[A-straat 5] |
€ 202.000 |
[A-straat 6] |
€ 204.000 |
[A-straat 7] |
€ 202.000 |
[A-straat 8] |
€ 202.000 |
[A-straat 9] |
€ 195.000 |
[A-straat 10] |
€ 202.000 |
In het desbetreffende geschrift zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelasting bekend gemaakt.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 18 juli 2013 de waarde van [A-straat 9] gehandhaafd, de waarde van [A-straat 6] verminderd tot € 197.000 en de waarde van de overige woningen verminderd tot € 192.000. Voorts heeft verweerder hierbij de op de waarde van [A-straat 9] gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelasting gehandhaafd en de overige aanslagen onroerende-zaakbelasting dienovereenkomstig de vermindering van de waarde verminderd. Verweerder heeft daarbij aan eiseres een vergoeding voor de in bezwaar gemaakte proceskosten toegekend ter hoogte van € 652,50 exclusief btw.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 augustus 2013, ontvangen door de rechtbank op 27 augustus 2013, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2014. Namens eiseres is daar verschenen haar gemachtigde en [A], beiden werkzaam bij [B] B.V. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Overwegingen
Feiten
Eiseres heeft voor de bezwaar- en beroepsprocedure gebruik gemaakt van de diensten van haar gemachtigde. De gemachtigde heeft namens eiseres in één geschrift (pro forma) bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikkingen en de daarbij opgelegde aanslagen onroerende-zaakbelasting ten aanzien van de onderhavige woningen.
Vervolgens heeft de gemachtigde namens eiseres bij brieven van 29 maart 2013 per woning de gronden van het betreffende bezwaar kenbaar gemaakt en daarbij om een proceskostenvergoeding verzocht. Ten aanzien van de proceskostenvergoeding is telkenmale het volgende in de brieven vermeld:
‘Bij geheel of gedeeltelijke toekenning van het bezwaar verzoek ik u een kostenvergoeding toe te kennen conform het Besluit proceskosten bestuursrecht alsmede de kosten van het deskundigenrapport. De kosten van het deskundigenrapport bedragen € 200,- excl. BTW (€ 242,- incl. BTW).’
Tot de gedingstukken behoren 10 taxatierapporten, opgemaakt ter taxatie van de onderhavige woningen op 28 maart 2013 door [D], als taxateur werkzaam bij [E] B.V.
Bij uitspraken op bezwaar heeft verweerder, met uitzondering van [A-straat 9], zowel de waarden van vorengenoemde woningen als de aanslagen verminderd. Verweerder heeft voorts een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 652,50 exclusief btw, welke als volgt is opgebouwd:
- Kosten van rechtsbijstand |
€ 352,50 |
1 punt (bezwaar) x € 235 x 1 (wegingsfactor) x 1,5 (samenhang) |
- Kosten taxatierapporten |
€ 100,00 |
1 taxatie x 2 uur (niet inpandige taxatie) x € 50 |
€ 200,00 |
8 taxaties x 0,5 uur x € 50 |
|
- Totaal |
€ 652,50 |
Geschil
In geschil is de hoogte van de door verweerder toegekende proceskostenvergoeding.
Niet langer is tussen partijen in geschil dat de proceskostenvergoeding voor zover deze ziet op de kosten van de taxatierapporten dient te worden verhoogd met btw.
Beoordeling van het geschil
Algemeen
Op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Met de woorden “redelijkerwijs heeft moeten maken” is bedoeld dat de kosten redelijkerwijs gemaakt moeten zijn, maar ook dat de hoogte van die kosten redelijk is (de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets).
In artikel 8:75 van de Awb is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb).
Kosten door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand
Artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb, voor zover hier van belang, bepaalt dat een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb betrekking kan hebben op kosten van door derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Onder punt C2 van de bijlage bij het Bpb is bepaald dat in het geval van minder dan vier samenhangende zaken bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding een factor 1 wordt toegepast.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Bpb worden samenhangende zaken voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, beschouwd als één zaak. Artikel 3, tweede lid, van het Bpb, voor zover hier van belang, bepaalt dat onder samenhangende zaken wordt verstaan: gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig door één of meer belanghebbenden tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen waarin rechtsbijstand, als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, is verleend door één of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn.
Eiseres heeft gesteld dat aan elk van de gegronde bezwaren 1 punt voor het bezwaarschrift dient te worden toegekend en dat van samenhang in de zin van artikel 3 van het Bpb geen sprake is, zodat de vergoeding voor kosten voor rechtsbijstand voor de bezwaarfase in totaal € 2.115 exclusief btw (1 punt bezwaarschrift x € 235 x 9) bedraagt.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 april 2013 (nr. 12/02674, ECLI:NL:HR:2013:BZ6822) geoordeeld dat voor de toepassing van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb en het Bpb sprake is van één bezwaar, indien dit is gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten. Hetzelfde geldt voor het bezwaar tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen. Een andersluidende uitleg van deze bepalingen en het Bpb zou te veel afbreuk doen aan de door de wetgever in dit verband beoogde eenvoud (vgl. Hoge Raad 13 juli 2012, nr. 11/01222, ECLI:NL:HR:2012:BX0892). Wel kan de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft een rol spelen bij het bepalen van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige bezwaren, gelet op vorengenoemd arrest, als één bezwaar dienen te worden aangemerkt, nu de bezwaren tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen en aanslagen waren gericht. De omstandigheid dat de gemachtigde voor elke woning afzonderlijk gronden en een taxatierapport heeft ingediend, kan aan voormeld oordeel niet afdoen. Nu in één geschrift (pro forma) bezwaar is gemaakt, dat was gericht tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen en aanslagen, is, gelet op het criterium dat de Hoge Raad in het onder overweging 13. genoemde arrest heeft geformuleerd, sprake van één bezwaar. Ook overigens doet het standpunt van eiseres dat sprake is van negen afzonderlijke zaken afbreuk aan de door de wetgever beoogde eenvoud bij het toekennen van een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de door eiseres aangehaalde jurisprudentie.
Uit vorengenoemd arrest valt voorts op te maken dat de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft een rol kan spelen bij het bepalen van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om aan de zaak een hogere wegingsfactor toe te kennen. Gelet op het feit dat de onderhavige woningen vrijwel identiek zijn en tevens de gronden van de bezwaren (vrijwel) identiek zijn, is de rechtbank van oordeel dat deze zaak niet als meer dan gemiddeld heeft te gelden. De vergoeding dient dan ook te worden vastgesteld met inachtneming van
wegingsfactor 1.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, bedraagt de vergoeding van de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in totaal
€ 235 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 235 en een wegingsfactor 1).
Kosten taxatierapporten
Artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bpb bepaalt dat een veroordeling in de kosten betrekking kan hebben op: “kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht”.
Met betrekking tot de vraag of de aan een taxatierapport verbonden kosten kunnen worden aangemerkt als “kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken”, geldt dat een belanghebbende die ter onderbouwing van zijn standpunt over de waarde van een onroerende zaak een taxatierapport aan de heffingsambtenaar of de rechter overlegt, in het algemeen zal voldoen aan de eis dat de kosten redelijkerwijs moeten zijn gemaakt (zie Hoge Raad 13 juli 2012, nr. 11/02035, ECLI:NL:HR:2012:BX0904 en Hoge Raad 13 juli 2012, nr. 11/04133, ECLI:NL:HR:2012:BX0919).
Tot de gedingstukken behoren negen taxatierapporten. Voor de berekening van de hoogte van de vergoeding van de kosten van de taxatierapporten sluit de rechtbank aan bij de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde Richtlijn voor de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties (de Richtlijn). Op grond van de Richtlijn bedraagt de uurvergoeding voor de taxatie van een woning € 50, exclusief btw. Voorts wordt in de Richtlijn met betrekking tot de tijd die is besteed aan een taxatie van een woning uitsluitend onderscheid gemaakt tussen een niet-inpandige taxatie en een taxatie met inpandige opname. Bij een niet-inpandige taxatie wordt het aantal uren op 2 bepaald en bij een taxatie met inpandige opname op 4.
Eiseres heeft ter zitting verklaard dat in het onderhavige geval sprake is van niet-inpandige taxaties. Gelet op de Richtlijn komt eiseres derhalve in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van € 100 (2 uur x € 50), vermeerderd met 21% btw, per ingediend taxatierapport. Wel ziet de rechtbank in de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval aanleiding om de kostenvergoeding voor de taxatierapporten te matigen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de taxatierapporten zien op negen woningen die in dezelfde straat zijn gelegen en dat in die rapporten dezelfde vergelijkingsobjecten en foto’s zijn gebruikt, waardoor de taxateur per saldo minder werk heeft gehad aan het opstellen van die rapporten. Een strikte toepassing van de Richtlijn valt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval dan ook onrechtvaardig uit. In dat licht bezien acht de rechtbank de door verweerder gehanteerde tijdsbesteding van eenmaal 2 uren en voor de overige taxatierapporten 0,5 uren juist. Het beroep van eiseres op een eerdere uitspraak van deze rechtbank maakt dit oordeel niet anders, aangezien onderhavig geval hieraan niet gelijk is.
Nu verweerder heeft verklaard dat hij de vergoeding voor de taxatierapporten ten onrechte niet heeft vermeerderd met btw, zijn om die reden de kosten van de taxatierapporten van in totaal € 300 te laag vastgesteld. De rechtbank stelt de kosten derhalve vast op € 363 (€ 300 vermeerderd met 21% btw).
Kadastrale kosten
Eiser heeft verzocht om vergoeding van de kosten van kadastrale uittreksels van de Kamer van Koophandel tot een bedrag van € 53,10, zijnde negen maal
€ 5,90.
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid van de Awb, voor zover hier van belang, worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, door het bestuursorgaan vergoed op verzoek van belanghebbende. Op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb moet dat verzoek worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen recht op vergoeding van de kadastrale kosten. De gemachtigde van eiseres heeft in bezwaar niet expliciet verzocht om vergoeding van deze kosten, noch heeft zij in bezwaar de hoogte van deze kosten medegedeeld. Weliswaar heeft de gemachtigde van eiseres in bezwaar in zijn algemeenheid verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding, maar van verweerder kan in alle redelijkheid niet worden verwacht dat hij had moeten aannemen dat het verzoek om proceskostenvergoeding mede zag op de kosten van kadastrale uittreksels. Het had juist op de weg van gemachtigde gelegen om, nu gemachtigde beroepsmatige rechtsbijstand verleent, te verzoeken om vergoeding van deze kosten.
Slotoverwegingen
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt eiseres voor een totale proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 598 (€ 235 kosten rechtsbijstand + € 363 kosten taxatierapporten) in aanmerking. Aangezien verweerder aan eiseres een vergoeding van in totaal € 652,50 heeft toegekend, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor de beroepsfase.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.dr. N. Djebali, rechter, in tegenwoordigheid van mr.drs. S.J. Willems-Ruesink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:27 maart 2014
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 27 maart 2014
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.