Rechtbank Gelderland, 04-02-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:619, AWB-13_165
Rechtbank Gelderland, 04-02-2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:619, AWB-13_165
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 4 februari 2014
- Datum publicatie
- 4 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2014:619
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2014:8846, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-13_165
Inhoudsindicatie
artikel 40 Invorderingswet. Kunnen rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 40, eerste lid, van de IW 1990?; vermindering van het vermogen buiten de normale bedrijfsuitoefening; disculpatiemogelijkheid; algemene beginselen van behoorlijk bestuur: zorgvuldigheidsbeginsel
Uitspraak
Team belastingrecht
Zittingsplaats Arnhem
registratienummer: AWB 13/165
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 4 februari 2014
inzake
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de ontvanger van de Belastingdienst/kantoor Alkmaar, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 29 juni 2012 (beschikkingsnummer [000]) als voormalig aandeelhouder van [A] B.V. (hierna: [A]), op grond van artikel 40 van de Invorderingswet 1990 (hierna: de IW), aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) van [A] over het jaar 2007 tot een bedrag van € 250.432.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 november 2012 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij faxbericht van 10 januari 2013, ontvangen door de rechtbank op diezelfde dag, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Gemachtigde heeft bij brief van 7 november 2013 verzocht om uitstel van de zitting. De rechtbank heeft dat verzoek op 11 november 2013 afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2013 te Arnhem.
Namens eiseres is daar verschenen haar directeur, [B], bijgestaan door mr. [gemachtigde], werkzaam bij [C]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [D].
Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij de brief van eiseres van 14 november 2013 en de daarbij behorende bijlagen niet heeft ontvangen. Verweerder is door de rechtbank ter zitting in de gelegenheid gesteld alsnog kennis te nemen van de stukken en daarop te reageren.
Eiseres en gemachtigde van eiseres hebben ter zitting een pleitnota’s voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent deze pleitnota’s tot de gedingstukken.
2 Feiten
Eiseres bezat tot 31 juli 2007 100 % van de aandelen [A]. Eiseres stond tot 31 juli 2007 tevens als bestuurder van [A] ingeschreven in het handelsregister. [E] stond met ingang van 31 juli 2007 als bestuurder van [A] ingeschreven. Per 1 oktober 2007 werd [E] opgevolgd door [F], die op zijn beurt op 10 maart 2008 opgevolgd werd door [P].
[A] heeft op 5 maart 2007 een pand met ondergrond, gelegen aan de [A-straat 1] te [Q] (hierna: [G]) geleverd aan [H] B.V. De koopsom bedroeg € 2.600.000 exclusief btw. De fiscale boekwaarde van het pand met ondergrond was € 1.626.773. De boekwinst bedroeg derhalve € 973.227.
Na de verkoop van het [G] heeft eiseres € 743.048 in rekening-courant bij [A] opgenomen.
Na de levering van voornoemd pand heeft [A] zich georiënteerd op aan te kopen vastgoed.
Blijkens de jaarrekening over de periode 1 januari tot en met 15 juli 2007 bedroeg het eigen vermogen van [A] op 15 juli 2007 € 869.570. De liquide middelen bedroegen op dat moment € 273.250.
Eiseres heeft op 31 juli 2007 haar aandelen [A] aan [a] B.V. (hierna: [a]) geleverd. [a] heeft de koopsom ten bedrage van € 869.570 voldaan door middel van overname van de schuld in rekening-courant van eiseres aan [A] ad € 743.048. Voor het resterende bedrag van € 126.522 heeft eiseres een vordering op [a] verkregen.
De liquide middelen van [A] van € 273.250 zijn op een derdenrekening van de notaris gestort. Uit de akte van levering van de aandelen blijkt dat de notaris na het passeren van de akte een gedeelte groot € 126.522 van deze liquide middelen zal uitbetalen aan eiseres.
In de akte van levering van de aandelen is onder de “Voorwaarden en bepalingen” artikel 4 opgenomen. In dit artikel is onder meer bepaald dat [a] eiseres zal vrijwaren voor de eventuele aansprakelijkheid op grond van artikel 40 van de IW. Daarnaast zal ten behoeve van eiseres een hypotheekrecht worden gevestigd op de onroerende zaken die 31 juli 2007 aan [A] zullen worden geleverd. Ten slotte verkrijgt eiseres een garantstelling voor de mogelijke aansprakelijkstelling van een zevental vennootschappen, behorende tot een groep vennootschappen waartoe ook [a] behoort.
Na het passeren van de akte van aandelenlevering heeft [A], eveneens op 31 juli 2007, onroerende zaken verkregen van [I] B.V. (hierna: [I]). Blijkens de akte van levering ging het om de volgende onroerende zaken:
A. Een woonhuis met werkplaats;
B. Een kantoorpand met ondergrond;
C. Een perceel bouwterrein ten behoeve van een bedrijfspand
D. Een loods met ondergrond;
E. Garageboxen met ondergrond;
F. Percelen grond;
G. Percelen grond.
De koopsom van deze onroerende zaken bedroeg € 2.500.000. De onroerende zaken A, F en G waren ten tijde van de levering belast met verschillende hypotheekrechten voor bedragen van in totaal € 3.384.392,64. Daarnaast lagen twee executoriale beslagen op de onroerende zaken A,B,D,E.F en G ten behoeve van de Ontvanger voor in totaal € 195.982. De hypotheken en beslagen waren gevestigd in verband met schulden van [J] B.V. (hierna: [J]). De bouwkavels genoemd onder F van de leveringsakte waren bovendien belast met een tweede hypothecaire inschrijving tot een bedrag van € 334.393.
[I] heeft de onroerende zaken A tot en met G eveneens op 31 juli 2007 verkregen van [a] voor een koopsom van € 750.000. [a] heeft de onroerende zaken (met uitzondering van de percelen grond genoemd onder G) op haar beurt, ook op 31 juli 2007, verkregen van [J] voor een koopsom van eveneens € 750.000. [a] heeft de aandelen [J] op 31 juli 2007 verkregen voor een koopsom van € 1. [I], [a] en [J] zijn gelieerde vennootschappen, behorend tot de [K], waartoe ook [L] B.V. behoorde.
Eiseres heeft drie taxatierapporten, opgemaakt op 9 maart 2007, overgelegd, waarin onder meer de onderhandse verkoopwaarden van de onroerende zaken genoemd onder A tot en met C zijn opgenomen. De rapporten zijn opgemaakt op verzoek van [J]. Volgens de rapporten bedraagt de waarde van de onroerende zaak, genoemd onder:
A. € 1.440.000
B. € 500.000
C. € 690.000.
Met uitzondering van de percelen grond genoemd onder F zijn alle hiervoor genoemde onroerende zaken door de hypotheekhouder in het eerste half jaar van 2008 executoriaal verkocht. De opbrengst bedroeg € 907.400. [J] is op 7 februari 2008 failliet verklaard. De curator van [J] heeft met betrekking tot de percelen grond genoemd onder F met [A] een vaststellingsovereenkomst gesloten. [A] heeft in dat kader de percelen op aanwijzing van de curator om niet aan een derde geleverd.
Namens [A] is uitstel gevraagd en verkregen voor het indienen van de aangifte Vpb 2007 tot 1 april 2009. Omdat de aangifte op die datum nog niet was ingediend is een aanmaning verzonden. De aangifte moest uiterlijk 11 mei 2009 worden ingediend. Door [A] is geen aangifte ingediend. De definitieve aanslag Vpb 2007 is ambtshalve vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 1.200.000. De aanslag heeft als dagtekening 15 september 2009. Tegen deze aanslag is namens [A] tijdig bezwaar ingediend. De inspecteur heeft enkele malen om informatie verzocht. Hij heeft deze informatie niet verkregen. Het bezwaarschrift is door de inspecteur op 12 mei 2010 afgewezen. Het namens [A] ingediende beroepschrift is door de rechtbank op 7 december 2010 niet-ontvankelijk verklaard omdat [A] het griffierecht niet had betaald.
De opgelegde aanslag Vpb 2007 is onbetaald gebleven. Eiseres is met dagtekening 29 juni 2012 aansprakelijk gesteld voor (een gedeelte van) deze aanslag. Het deel van de aanslag waarvoor eiseres aansprakelijk is gesteld, heeft betrekking op de boekwinst op het door [A] op 5 maart 2007 geleverde pand ten bedrage van € 973.227 en op de rente op de rekening-courantvordering die [A] vanaf 15 juli 2007 op eiseres had. Deze rekening-courantvordering bedroeg € 743.048. De inspecteur heeft het rentepercentage gesteld op 5 en de rente aldus berekend op (afgerond) € 17.000. De verschuldigde belasting over het belastbaar bedrag van (€ 973.227 + € 17.000 =) € 990.227 heeft de inspecteur berekend op € 250.432.
3 Geschil
In geschil is of eiseres op grond van artikel 40 IW 1990 terecht aansprakelijk is gesteld voor een gedeelte ter grootte van € 250.432 van de onbetaald gebleven aanslag Vpb 2007 ten name van [A]. In het bijzonder gaat het om het antwoord op de volgende vragen:
1. Kunnen rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld ingevolge artikel 40 van de IW ?;
2. Is de aanslag Vpb 2007 terecht en tot het juiste bedrag aan [A] opgelegd?;
3. Heeft verweerder aannemelijk gemaakt:
i. dat het vermogen van [A] is verminderd;
ii. en dat deze vermindering niet het gevolg was van de normale bedrijfsvoering;
4. Kan eiseres zich disculperen?;
5. Heeft verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden?