Rechtbank Gelderland, 16-04-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2469, AWB - 14 _ 6326
Rechtbank Gelderland, 16-04-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2469, AWB - 14 _ 6326
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 16 april 2015
- Datum publicatie
- 16 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2015:2469
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:1475, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 6326
Inhoudsindicatie
Artikel 30fd, eerste lid, AWR. Vóór de vaststelling van de aanslagen IB/PVV 2011 en 2012 ingediend verzoek om verhoging van het bedrag aan persoonsgebonden aftrek in de aangifte IB/PVV 2011 met € 27.923 tot € 57.923 is toegewezen. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2011 is het resterend deel van de aftrek vastgesteld op € 25.186. De aanslag IB/PVV 2012 resulteerde hierdoor in een teruggaaf van € 3.605. Het verzoek moet mede worden opgevat als een aanvulling op de aangifte IB/PVV 2012, zodat eiser recht heeft op vergoeding van belastingrente over de teruggaaf voor 2012 van € 3.605.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/6326
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 16 april 2015
in de zaak tussen
[X] , te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.
1 Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2012 een aanslag (aanslagnummer [000].H.26.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.614, zonder vergoeding van belastingrente.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2014 het verzoek om vergoeding van belastingrente over de teruggaaf van belasting afgewezen.
Eiser heeft daartegen bij brief van 30 augustus 2014, ontvangen door de rechtbank op 2 september 2014, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2015. Eiser is verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en mr. [A].
2 Feiten
De partner van eiser heeft in het jaar 2011 medische behandelingen in Duitsland ondergaan. De kosten daarvan zijn niet door de zorgverzekeraar vergoed. De partner van eiser is in 2011 overleden.
De in 2.1 bedoelde kosten heeft eiser niet vermeld in de aangiften IB/PVV van het jaar 2011. Eiser heeft onbestreden aangevoerd dat de reden daarvan is dat hij dacht dat verweerder, in navolging van de zorgverzekeraar, niet bereid zou zijn de betreffende kosten als ziektekosten aan te merken.
Nog voor de vaststelling van de aanslagen over de jaren 2011 en 2012, heeft eiser – op advies van een bekende – verweerder alsnog verzocht de betreffende kosten in aanmerking te nemen. Verweerder heeft dit verzoek ingewilligd. Als gevolg hiervan is het in de aangifte IB/PVV 2011 vermelde bedrag aan persoonsgebonden aftrek van € 30.000 met € 27.923 verhoogd tot € 57.923.
Deze persoonsgebonden aftrek heeft voor een bedrag van € 32.737 het inkomen over 2011 verminderd tot nihil. Met dagtekening 18 mei 2013 is de aanslag IB/PVV 2011 vastgesteld naar een verzamelinkomen van nihil. Gelijktijdig heeft verweerder middels afzonderlijke vermelding op het aanslagbiljet het bedrag van de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren vastgesteld op € 25.186.
Het resterende deel aan persoonsgebonden aftrek, groot € 25.186, is verrekend met het in de aangifte IB/PVV 2012 verantwoorde inkomen van € 30.800, waarna een verzamelinkomen voor het jaar 2012 resteerde van € 5.614. Met dagtekening 4 april 2014 is de aanslag IB/PVV 2012 vastgesteld naar een verzamelinkomen van € 5.614. Deze aanslag resulteert in een teruggaaf van € 3.605, waarvan € 2.617 aan loonheffingen en € 988 als gevolg van de eerder bij voorlopige aanslag vastgestelde verschuldigde – en ook door eiser betaalde – IB/PVV tot dit bedrag. Aan eiser is geen rente vergoed over de teruggaaf van € 3.605.
3 Geschil
In geschil is of eiser recht heeft op vergoeding van rente over de belastingteruggave.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, en vergoeding van rente, naar de rechtbank eiser begrijpt, primair over € 3.605 en subsidiair over € 988. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Verweerder heeft voorts aangegeven dat hij geen aanleiding ziet om gebruik te maken van de door hem genoemde, aan hem toekomende bevoegdheid om ambtshalve over te gaan tot het toekennen van coulancerente.