Home

Rechtbank Gelderland, 23-04-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2771, AWB - 14 _ 6252

Rechtbank Gelderland, 23-04-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2771, AWB - 14 _ 6252

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
23 april 2015
Datum publicatie
23 april 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:2771
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6252

Inhoudsindicatie

Wet omzetbelasting 1968, artikel 42 Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 2:240 van het Burgerlijk Wetboek, compromis, bevoegdheden bestuurder, reikwijdte volmacht adviseur

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 14/6252, AWB 14/6253 en AWB 14/6796

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000].F.01.6501) omzetbelasting opgelegd van € 15.554. Tevens is bij beschikking € 2.929 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 juli 2014 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij fax van 3 september 2014, ontvangen door de rechtbank Noord-Nederland op dezelfde dag, beroep ingesteld. Rechtbank Noord-Nederland heeft het beroepschrift doorgezonden aan rechtbank Gelderland.

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000].F.01.9501) omzetbelasting opgelegd van € 47.283. Tevens is bij beschikking € 4.786 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 april 2014 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij fax van 23 mei 2014, ontvangen door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op dezelfde dag, beroep ingesteld. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden aan rechtbank Noord-Nederland. Rechtbank Noord-Nederland heeft het beroepschrift doorgezonden aan rechtbank Gelderland.

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [000].F.01.0501) omzetbelasting opgelegd van € 26.867. Tevens is bij beschikking € 1.783 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 11 april 2014 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij fax van 23 mei 2011, ontvangen door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op dezelfde dag, beroep ingesteld. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroepschrift doorgezonden aan rechtbank Noord-Nederland. Rechtbank Noord-Nederland heeft het beroepschrift doorgezonden aan rechtbank Gelderland.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2015.

Namens eiseres is verschenen [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [A].

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. De activiteiten van eiseres bestaan uit het aan- en verkopen van rundvee alsmede uit verhuur van machines.

2. De aandelen van eiseres zijn in handen van [B] B.V. Deze B.V. is tevens bestuurder van eiseres. De bestuurders van deze B.V. zijn [C] (alleen/zelfstandig bevoegd), [D] (gezamenlijk bevoegd met andere bestuurders) en [E] (alleen/zelfstandig bevoegd).

3. Op 11 mei 2011 is bij eiseres een boekenonderzoek aangevangen naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010. Het onderzoek is gestart bij het bedrijf van eiseres. De toenmalige adviseur van eiseres, drs. [F] (hierna: [F]), werkzaam bij [G] B.V. Het onderzoek is diezelfde dag voortgezet op het kantoor van de adviseur van eiseres.

4. Op 4 oktober 2011 heeft een bespreking plaatsgehad waarbij verweerder, [F] en [D] aanwezig waren.

5. De eindbespreking heeft op 23 november 2011 op het kantoor van de adviseur plaatsgevonden. Daarbij waren [F] en verweerder aanwezig.

1. Van het boekenonderzoek is een rapport opgemaakt. Het rapport is op 28 november 2011 aan eiseres en [F] toegezonden. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:

“(…)

2.1.2. Omzetbelasting

(…)

Bij controle van de aangiften omzetbelasting van deze vennootschap blijkt o.a. dat er in alle jaren ten aanzien van een aantal uitgaven ten onrechte aftrek van voorbelasting werd gevraagd omdat deze uitgaven betrekking hebben op andere vennootschappen binnen het concern.

(…)

3.1.2. Vee

(…)

Overige opmerkingen:

(…)

- in een aantal transacties is ten onrechte geen rekening gehouden met de te verrekenen en verschuldigde omzetbelasting

(…)

Afspraak gemaakt tijdens de eindbespreking:

(…)

tijdens de eindbespreking is met de adviseur overeengekomen een omzetbelastingcorrectie aan te brengen groot € 5.000 per jaar in de jaren 2006 tot en met 2010

(…)”.

7. Bij brief van 5 december 2011 heeft [F] op het controlerapport gereageerd. In deze brief staat onder meer het volgende:

“(…)

Bij onderdeel 3.1.2 staan de afspraken vermeld. Cliënt heeft er problemen mee dat bij de één na laatste bulletpoint is opgenomen dat met de adviseur is overeengekomen om over te gaan tot een omzetbelastingcorrectie ter grootte van € 5.000 per jaar in de jaren 2006 t/m 2010. Zoals het thans in het concept-rapport staat zou hieruit kunnen worden afgeleid dat dit te maken zou hebben met onjuiste (OB)verwerking t.a.v. veetransacties. Dit is volgens cliënt niet juist aangezien volgens haar deze verwerking in de administratie wel juist is. Wij verzoeken u op te nemen dat een correctie van € 25.000 is afgesproken vanwege de naar uw mening voor een aantal uitgaven ten onrechte geclaimde aftrek van voorbelasting.

(…)”

8. Verweerder reageert hierop bij brief van 22 december 2011. In deze brief staat onder meer het volgende:

“(…)

Ik deel uw standpunt dat we in het kader van het overeengekomen compromis hebben afgesproken in totaal € 25.000 omzetbelasting te corrigeren zijnde € 5.000 per jaar in de jaren 2006 tot en met 2010. De diverse aanslagen zijn en worden conform het gestelde in het rapport vastgesteld en opgelegd.

(…)”

9. Op 28 augustus 2009 heeft [D], onder meer handelend als (gezamenlijk) bevoegd bestuurder van eiseres en [B] B.V., een akte van volmacht opgemaakt en ondertekend, waarin hij [F], handelend voor en namens [G] B.V., machtigt om een aantal nader omschreven handelingen te verrichten. In de akte van volmacht staat onder meer het volgende:

“(…)

Alle handelingen te verrichten – daaronder begrepen het opmaken en/of het doen of laten opmaken van de jaarrekeningen, het opmaken en/of doen of laten opmaken en indienen van (belasting)aangiften, het aantekenen van bezwaar en beroep, het verrichten van de nodige proceshandelingen en het eventueel instellen van beroep in cassatie, alle betrekkelijke bescheiden voor hen op te vragen en in ontvangst te nemen en hen te dier zake in de ruimste zin te vertegenwoordigen – met betrekking tot (…)/landelijke heffingen en/of beschikkingen die gevolmachtigde nuttig, nodig, wenselijk of van belang acht voor ondergetekenden. (…)”

Geschil

10. In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of tussen eiseres en verweerder een compromis tot stand is gekomen.

11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat geen rechtsgeldig compromis tot stand is gekomen. Zij voert daartoe aan dat [D] slechts gezamenlijk met andere bestuurders bevoegd is eiseres te vertegenwoordigen. Bovendien valt het sluiten van compromissen volgens eiseres niet binnen de reikwijdte van de volmacht van [F].

Beoordeling van het geschil

Wettelijk kader

12. In artikel 2:240, van het Burgerlijk Wetboek is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

“1. Het bestuur vertegenwoordigt de vennootschap, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.

2. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede aan iedere bestuurder toe. De statuten kunnen echter bepalen dat zij behalve aan het bestuur slechts toekomt aan een of meer bestuurders. Zij kunnen voorts bepalen dat een bestuurder de vennootschap slechts met medewerking van een of meer anderen mag vertegenwoordigen.”

13.

In artikel 42 van de Algemene wet inzake rijksbelasting (hierna: AWR) is het volgende bepaald:

“De bevoegdheden van een lichaam kunnen worden uitgeoefend en zijn verplichtingen kunnen worden nagekomen door iedere bestuurder.”

Beoordeling

14. De rechtbank verwerpt het standpunt van eiseres dat [D] slechts gezamenlijk met andere bestuurders bevoegd was eiseres te vertegenwoordigen in haar relatie tot verweerder. Uit artikel 42 van de AWR volgt dat iedere bestuurder bevoegd is namens een lichaam op te treden. Dit geldt ook indien in de statuten van het lichaam is bepaald dat de bestuurder slechts gezamenlijk bevoegd is met andere bestuurders. In de parlementaire geschiedenis is hieromtrent het volgende opgenomen:

“Gegeven de in dezen van belang zijnde uitgangspunten van het civiele recht en het belastingrecht – enerzijds bevoegdheden verleend in het belang van de individuen, anderzijds verplichtingen en bevoegdheden ten dienste van de belastingheffing – is het duidelijk dat aan een regeling nopens de vertegenwoordiging in belastingzaken geheel andere eisen worden gesteld dan aan die geldende in privaatrechtelijke verhoudingen. De interne verhouding tussen vertegenwoordiger en vertegenwoordigde blijft dan ook in zoverre buiten beschouwing dat, behoudens in geval van de in artikel 39 (thans: art. 41 AWR) voorziene vertegenwoordiging krachtens volmacht in welk geval de inhoud van de volmacht beslissend is, de onbevoegdheid van de vertegenwoordiger op grond van de interne verhouding, bijvoorbeeld op grond van een statutaire bepaling, niet aan de fiscus kan worden tegengeworpen.”

(Kamerstukken II, 1954-1955, 4080, nr. 3, p. 20-21).

Naar het oordeel van de rechtbank was [D] tevens ingevolge artikel 42 van de AWR bevoegd om [F] te machtigen namens eiseres op te treden.

15. De rechtbank verwerpt voorts het standpunt van eiseres dat het sluiten van compromissen buiten de reikwijdte van de volmacht die eiseres aan [F] heeft verstrekt viel. De volmacht is dermate ruim geformuleerd dat het sluiten van compromissen binnen de aan [F] verleende volmacht valt.

16. Uit het voorgaande volgt dat tussen eiser en verweerder een compromis tot stand is gekomen. Nu de naheffingsaanslagen overeenkomstig het compromis zijn opgelegd, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

17. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr.drs. L.B.M. Klein Tank en

mr. R.A. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier. De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. In verband daarmee is de uitspraak ondertekend door mr.drs. L.B.M. Klein Tank. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 23 april 2015

griffier

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.