Rechtbank Gelderland, 23-06-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4065, AWB - 14 _ 4437
Rechtbank Gelderland, 23-06-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:4065, AWB - 14 _ 4437
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 23 juni 2015
- Datum publicatie
- 23 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2015:4065
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:6028, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 14 _ 4437
Inhoudsindicatie
Aanslag leges. Eiser doet terecht beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel. Verweerder heeft, met het oogmerk van begunstiging, bij andere bewoners van het woonwagenkamp welbewust een aanslag “leges Waboprojectbesluit” achterwege gelaten.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 14/4437
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 27 februari 2014 aan eiser een aanslag leges (factuurnummer [000]) in rekening gebracht van € 6.946,34 in verband met een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het adres [A-straat 1] te [Z] (hierna: de leges).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 juni 2014 de leges gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 7 juli 2014, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015. Eiser is verschenen samen met zijn echtgenote en bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] en [A].
Overwegingen
Feiten
1. Eiser is eigenaar van het perceel aan de [A-straat 1] te [Z].
2. Het perceel [A-straat 1] te [Z] valt in het bestemmingsplan [B] (hierna: het bestemmingsplan) van de gemeente Wijchen en heeft hierin de bestemmingen “[C]” en “[D]”.
3. Het bestemmingsplan bevat voorschriften ten aanzien van de te plaatsen woonwagens. Zo mag de hoogte maximaal 5 meter zijn, de oppervlakte van de woonwagen maximaal 70 m² bedragen, is per woonwagenstandplaats maximaal één bijgebouw toegestaan en mag de bebouwde oppervlakte van het bijgebouw maximaal 24 m² bedragen.
4. In de beslisnota 11 RZ 075 van 17 mei 2011 staat voor zover hier van belang het volgende vermeld:
“in de loop der jaren is op de woonwagenlocatie aan de [A-straat] qua ruimtelijke inrichting (o.a. bestemmingsplan) een aantal ongeoorloofde situaties ontstaan. (…) Zo is in een aantal gevallen afgeweken van het aantal toegestane bijgebouwen, zijn de toegestane hoogtes en breedtes van bouwwerken overschreden (te grote en te hoge woonwagens) (…). Het besluitvormingstraject omtrent de herinrichting is een nieuw ijkmoment om, in die gevallen waarin een bouwwerk is gebouwd zonder of in afwijking van de bouwvergunning of in strijd met het bestemmingsplan te bepalen of de gemeente als bevoegd bestuursorgaan daartegen wenst op te treden. In het kader van deze procedure zal tevens moeten worden bepaald of concreet zicht op legalisatie bestaat en alsnog een omgevingsvergunning verleend kan worden. Indien geen vergunning kan worden verleend, volgt een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Bij de handhaving zal de gemeente zeker gezien de jarenlange gedoogsituatie, zorgvuldig en billijk willen handelen. (…)”.
5. Op 2 juli 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wijchen (hierna: het college) de beeldvisie voor het woonwagenkamp aan de [A-straat] te [Z] vastgesteld.
6. Eiser heeft op 30 september 2013 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente Wijchen voor het plaatsen (bouwen) van een woonwagen op de [A-straat 1] te [Z]. Eisers bouwplan heeft de volgende specificaties:
- bouwhoogte woonwagen: 5,50 meter;
- oppervlakte woonwagen: 96 meter;
- aantal bijgebouwen: 2;
- oppervlakte bijgebouw: 32 m².
7. Bij brief van 4 oktober 2013 heeft verweerder de ontvangst van de aanvraag van eiser om een omgevingsvergunning bevestigd. In dezelfde brief wijst verweerder eiser erop dat zijn aanvraag zodanig afwijkt van het bestemmingsplan dat enkel medewerking kan worden verleend middels een ‘projectafwijkingsbesluit’. In deze brief staat dat, naast de reguliere leges, voor het afwijken van het bestemmingplan middels een ‘projectafwijkingsbesluit’ extra leges in rekening worden gebracht ten bedrage van € 5.000. Eiser wordt gevraagd in te stemmen met deze extra leges, of eventueel de aanvraag schriftelijk in te trekken.
8. Op 8 oktober 2013 heeft de gemeenteraad van Wijchen de [E] goedgekeurd.
9. Verweerder heeft bij brief van 5 november 2013 eiser nogmaals gewezen op de extra legeskosten ten bedrage van € 5.000. In dezelfde brief wijst verweerder op de mogelijkheid om te wachten met het bouwen van een woonwagen tot de inwerkingtreding ‘correctieve herziening bestemmingsplan [B]’, waarna volstaan kan worden met een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk.
10. Bij brief van 24 februari 2014 heeft verweerder aan eiser de omgevingsvergunning verleend. De vergunningsverlening omvat de activiteit ‘bouwen’ en de activiteit ‘afwijken van een bestemmingsplan’. Voorafgaand aan de vergunningsverlening zijn geen zienswijzen ingediend. Tegen de vergunningsverlening is geen beroep ingesteld bij de (algemene) bestuursrechter.
11. Verweerder heeft met dagtekening 27 februari 2014 een bedrag van € 6.946,34 aan leges in rekening gebracht bestaande uit:
- leges “Wabo projectbesluit” (2013) € 5.000,00
- leges activiteit bouw (2013) € 1.604,06
- leges welstand (2013) € 182,28
- leges archeologie art. 2.3.16.2.1. (advies 2013) € 80,00
- leges archeologie art. 2.3.16.2.2.5. (2013) € 80,00
€ 6.946,34
Geschil
12. In geschil is of de aanslag leges tot het juiste bedrag is opgelegd. Het geschil beperkt zich tot het antwoord op de vraag of terecht leges in rekening zijn gebracht voor het “Wabo projectbesluit” (2013).
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
13. Artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet bepaalt dat rechten kunnen worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
14. Ingevolge artikel 2, onderdeel a, van de Legesverordening 2013 (hierna: de Verordening) worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
15. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Verordening worden leges geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel.
16. Artikel 2.3.4.3. van de tarieventabel stelt, voor zover hier relevant, dat indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt gekwalificeerd als “buitenplanse afwijking: planologische kruimelgevallen” het tarief € 300 bedraagt.
17. Artikel 2.3.4.4. van de tarieventabel stelt, voor zover hier relevant, dat indien een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt gekwalificeerd als “buitenplanse afwijking; voorheen: ‘projectbesluit’” het tarief € 5.000 bedraagt.
Vaststelling leges
18. Vast staat dat de door eiser aangevraagde omgevingsvergunning in behandeling is genomen en dat op 24 februari 2014 met toepassing van de activiteit ‘afwijken van een bestemmingsplan’ deze vergunning is verleend. De vraag of voor deze vergunningsverlening een zogenoemde buitenplanse afwijking, voorheen ‘projectbesluit’ als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig was, of dat kon worden volstaan met een buitenplanse afwijking aangeduid met de term ‘planologisch kruimelgeval’, als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo staat niet ter beoordeling aan de belastingrechter maar moet in een beroepsprocedure tegen de omgevingsvergunning worden uitgemaakt. Tegen deze vergunning stond aan eiser immers het rechtsmiddel ter beschikking van beroep bij de (algemene) bestuursrechter. Eiser heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Eisers gemachtigde heeft ter zitting ook niet te kennen gegeven dat dit feitelijk bedoeld zou zijn. De omgevingsvergunning, waarbij het afwijken van het bestemmingsplan als Wabo projectbesluit is gekwalificeerd, staat onherroepelijk vast. Daarmee staat tevens vast dat het belastbaar feit als bedoeld in de tarieventabel onder 2.3.4.4 zich heeft voorgedaan. De aanslag leges ten aanzien van het zogenoemde projectbesluit is daarom in beginsel terecht aan eiser opgelegd.
Strijd met het gelijkheidsbeginsel
19. Eiser heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel stellende dat de eigenaren van de [A-straat 2] en [A-straat 3] gelijke gevallen zijn, die door verweerder ongelijk zijn behandeld. De rechtbank stelt voorop dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen het handelen van verweerder, zijnde de heffingsambtenaar, en het handelen van het college van de gemeente Wijchen. Ten aanzien van de [A-straat 3] overweegt de rechtbank dat deze niet anders is behandeld door verweerder, aangezien verweerder ook hier een aanslag heeft opgelegd. De omstandigheid dat de betreffende woonwagen is verplaatst om een brandgang te creëren is voor het college aanleiding geweest deze leges nota te betalen. Dit betekent weliswaar materieel dat de betreffende bewoners geen leges hebben betaald, maar dit kan niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een ongelijke behandeling door de heffingsambtenaar.
20. Ten aanzien van de [A-straat 2] is door verweerder wél afgezien van heffing van leges. Verweerder heeft gesteld dat het gaat om ongelijke gevallen en stelt te hebben gehandeld vanuit overwegingen van coulance. De situatie inzake de [A-straat 2] is naar het oordeel van de rechtbank in zoverre vergelijkbaar met de situatie van eiser dat in beide gevallen is geanticipeerd op plannen van de gemeente Wijchen en in beide gevallen zijn er kosten gemaakt. In beide gevallen is sprake van de plaatsing van een nieuwe woonwagen aan de [A-straat] en kennelijk doet zich in beide gevallen het belastbaar feit met betrekking tot het projectafwijkingsbesluit voor. Verweerder stelt dat een verhuizing naar de [A-straat 4] ‘door toedoen van de gemeente’ voor de huidige bewoners van [A-straat 2] niet mogelijk bleek te zijn en dat dit de reden is voor de coulance. De rechtbank constateert echter dat in tegenstelling tot de situatie rondom [A-straat 3] het college geen aanleiding heeft gezien om de kosten van een projectafwijkingsbesluit voor de huidige bewoners van [A-straat 2] voor haar rekening te nemen. De rechtbank leidt hieruit af dat aan het ‘toedoen door de gemeente’ weinig gewicht toekomt.
21. In dat licht bezien is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een met eiser vergelijkbaar geval en heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het geval van de bewoners van [A-straat 2] bewust en in afwijking van de Verordening een aanslag leges als de onderhavige achterwege gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit tot de conclusie dat sprake is van een handelen door verweerder met het oogmerk van begunstiging, nu de bewoners van [A-straat 2] welbewust zijn bevoordeeld. Eiser heeft onweersproken gesteld dat geen van de bouwwerken aan de [A-straat] voldoet aan het oude bestemmingsplan, terwijl aan geen van de andere bewoners een aanslag is opgelegd vanwege een projectafwijkingsbesluit. Eiser stelt hiermee, naar de rechtbank eiser begrijpt, dat de begunstiging van de bewoners van [A-straat 2] past in de lijn van het onder 4 genoemde beleid en dus welbewust is gedaan. Verweerder is hier niet op ingegaan en de rechtbank acht het door eiser gestelde aannemelijk. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder het oogmerk heeft gehad om aan [A-straat 2] een van de Verordening afwijkende behandeling te gunnen. Niet valt in te zien waarom aan eiser deze begunstiging moet worden onthouden. Eisers beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel slaagt. Dit leidt tot de conclusie dat de onderhavige aanslag leges niet in stand kan blijven.
22. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal de aanslag leges met € 5.000 verminderen tot € 1.946,34. De overige beroepsgronden van eiser behoeven geen behandeling meer.
Proceskosten
23. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag leges met € 5.000 tot € 1.946,34;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 980;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 45 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr.drs. O.D. Heitling, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 23 juni 2015 |
||
griffier |
Rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |