Home

Rechtbank Gelderland, 10-11-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6849, AWB - 12 _ 4523 & 12_4524

Rechtbank Gelderland, 10-11-2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6849, AWB - 12 _ 4523 & 12_4524

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
10 november 2015
Datum publicatie
10 november 2015
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2015:6849
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 12 _ 4523 & 12_4524

Inhoudsindicatie

Kansspelbelasting. [G]. In 2005 heeft eiser, de winnaar van de quiz, een carrièrefonds ter waarde van maximaal € 250.000 gewonnen. Eiser stelt dat ten onrechte kansspelbelasting is ingehouden op de momenten dat studiekosten door de stichting die het carrièrefonds beheert zijn uitbetaald. Volgens eiser is sprake van een op geld waardeerbare prijs in natura die in 2005 is gewonnen en op dat moment had moeten worden belast. Nu ten onrechte op andere momenten is ingehouden, wil eiser met zijn beroep bereiken dat die ingehouden kansspelbelasting – als onderdeel van zijn prijs – aan hem wordt uitbetaald. Na bespreking van enkele formele gronden over de ontvankelijkheid van bezwaren, de geheimhoudingsplicht van verweerder en de op de zaken betrekking hebbende stukken, verwerpt de rechtbank het beroep onder verwijzing naar het Staatsloterij-arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ2862). Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat is gebleken dat pas een onvoorwaardelijk recht op uitbetaling van de prijs ontstaat op het moment dat het bestuur van de stichting heeft beoordeeld dat sprake is van kosten die kwalificeren als kosten waarvoor het carrièrefonds is bedoeld. Ook acht de rechtbank aannemelijk dat in andere in het Bestuursreglement genoemde gevallen – overlijden, in surséance of faillissement komen te verkeren, het bereiken van het 30ste levensjaar of het veroordeeld worden wegens een misdrijf – de aanspraken op het carrièrefonds komen te vervallen. Gelet hierop, is de prijs niet in 2005 al ter beschikking gesteld, maar steeds bij een positieve beoordeling van een declaratie of offerte. Beroepen ongegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 12/4523 en 12/4524

in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Kansspelbelasting is ingehouden door Stichting [A] dan wel haar rechtsopvolgster Stichting [B] op de volgende aan eiser uitbetaalde bedragen:

-

de in de jaren 2005, 2008, 2009 en 2010 uitbetaalde bedragen van respectievelijk € 410,94, € 4.159,65, € 3.731,29 en € 32.871,49;

-

het op 28 februari 2011 uitbetaalde bedrag van € 21.267,97.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraak op bezwaar van 26 juli 2012 de bezwaren tegen de inhoudingen over de in de jaren 2005, 2008, 2009 en 2010 uitbetaalde bedragen niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om ambtshalve teruggaaf van de ingehouden kansspelbelasting afgewezen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juli 2012 het bezwaar tegen de inhouding over het op 28 februari 2011 uitbetaalde bedrag afgewezen.

Eiser heeft daartegen bij brief van 4 september 2012, ontvangen door de rechtbank op 5 september 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.

Op 16 december 2013 heeft verweerder aan de rechtbank op de zaken betrekking hebbende stukken doen toekomen ten aanzien waarvan een beroep is gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 20 januari 2014 heeft verweerder geanonimiseerde op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

Partijen hebben voor de zitting over en weer stukken gewisseld, die telkens in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2014. Namens eiser is verschenen zijn vader, gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. [C] , drs. [D] en [E] . De zaken van eiser zijn met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met de zaken van [F] , geregistreerd onder de zaaknummers AWB 12/4449, 12/4452, 12/4455, 12/4456 en 12/4457. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen eiser alsnog inzage te verstrekken in stukken en om in overleg te treden met eiser over het al dan niet met toepassing van artikel 8:29 van de Awb aan de rechtbank overleggen van stukken.

Partijen hebben vervolgens over en weer stukken gewisseld, die telkens in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.

De zitting van de geheimhoudingskamer heeft plaatsgevonden op 15 april 2015. De rechtbank heeft bij beslissing van 8 mei 2015 het verzoek van verweerder om beperkte kennisneming toegewezen en bepaald dat verweerder aan eiser een geanonimiseerde versie van het memo van 8 mei 2007 moet verstrekken.

Bij brief van 22 mei 2015 heeft verweerder de geanonimiseerde versie verstrekt en nadere geanonimiseerde stukken overgelegd. Bij afzonderlijke brief van eveneens 22 mei 2015 heeft verweerder, op het verzoek van de rechtbank van 8 mei 2015, nadere geanonimiseerde stukken aan de rechtbank doen toekomen. Voorts heeft verweerder bij brief van 14 september 2015 nadere stukken ingediend. De stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

Desgevraagd heeft eiser geen toestemming gegeven dat de rechtbank kennis neemt van de stukken waarvan beperkte kennisneming door de geheimhoudingskamer gerechtvaardigd is geoordeeld.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2015. Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [C] , drs. [D] , [E] en mr. [gemachtigde] . De zaken van eiser zijn met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met de zaken van [F] . Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt dat bij deze uitspraak is gevoegd.

Partijen hebben ter tweede zitting desgevraagd verklaard geen bezwaar te hebben tegen de wijziging van de samenstelling van de meervoudige kamer als gevolg van de vervanging van mr. M.C.G.J. van Well door mr. A.P. Vaatstra.

Overwegingen

Feiten

  1. De [G] was een televisieprogramma waarin eerstejaars middelbare scholieren het tegen elkaar opnamen om prijzen te winnen door middel van het beantwoorden van kennisvragen. Eiser heeft in mei 2005 de [G] gewonnen. De hoofdprijs bestond uit een carrièrefonds ter waarde van maximaal € 250.000 (het carrièrefonds).

  2. De Stichting [A] te [Q] ( [A] ) is eigenaar van het format van de [G] . De betalingen aan de prijswinnaars vanwege de carrièrefondsen werden tot mei 2010 na tussenkomst van Stichting [B] ( [B] ) gedaan door [H] N.V.. Deze betalingen verliepen via één van de bestuurders van [A] . Vanaf mei 2010 zijn de betalingen verricht door [B] .

  3. Per prijswinnaar is tussen [H] N.V. en [B] een carrière-geldovereenkomst (hierna: de carrière-geldovereenkomst) gesloten, waarin onder meer is vastgelegd dat de hoofdprijs uitsluitend bestemd is voor een carrièrefonds dat onder beheer staat van [B] . Voornoemde overeenkomst is ook gesloten voor eiser. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

" Carrière-geldovereenkomst(…)

-

Dat de Stichting [I] in samenwerking met de Stichting [J] in opdracht van [K] de [G] heeft ontwikkeld, doen produceren en uitzenden, waarbij een brugklasser in casu (…) de door [K] ter beschikking gestelde hoofdprijs heeft gewonnen.

-

Dat de hoofdprijs uitsluitend bestemd is voor een carrièrefonds dat onder beheer staat van het hierboven genoemde fonds [ [B] ; toevoeging de rechtbank].Komen partijen overeen:

-

op eerste verzoek van het fonds zal [H] N.V. of één van haar werkmaatschappijen het door de Stichting geadviseerde carrièrebedrag op de rekening van de Stichting overmaken, dit met een maximum van € 250.000,00.

-

de verplichting van [K] eindigt op het dertigste levensjaar van (…) of op een eerder moment waarop onomstotelijk vaststaat dat zij [sic] niet meer van het studiefonds gebruik zal kunnen maken.

(…) "

4. Daarnaast hanteerde [A] een bestuursreglement dat in veel gevallen voor gezien en akkoord is getekend door de ouders/verzorgers van de prijswinnaar (hierna: het Bestuursreglement). In het Bestuursreglement staat onder meer het volgende vermeld:

" Algemeen

Beschikbaarheid van het Fonds

Faciliteiten

Beslissing