Rechtbank Gelderland, 21-01-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:199, AWB - 15 _ 66
Rechtbank Gelderland, 21-01-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:199, AWB - 15 _ 66
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 21 januari 2016
- Datum publicatie
- 21 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2016:199
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:900, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 66
Inhoudsindicatie
Heffing ingevolge de Wet op de kansspelbelasting (WKB) voor in Duitsland gewonnen loterijprijs. In geschil is of de heffing in strijd is met de vrijheid van dienstenverkeer binnen de Europese Unie op grond van artikel 56 VWEU dan wel met artikel 1 van het Eerste Protocol behorend bij het EVRM. Daarnaast is aan de orde of eiser recht heeft op een vrijstelling op grond van artikel 52 van het Besluit voorkoming dubbele belasting.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de gewonnen prijs in Duitsland niet onderworpen is aan een gelijksoortige belasting als de heffing ingevolge de WKB. Daarnaast concludeert de rechtbank dat de heffingsdruk voor eiser als gerechtigde van de in Duitsland gewonnen prijs gelijk is aan de belastingdruk die zou gelden voor dezelfde prijs, wanneer die in Nederland gewonnen zou zijn. Nu daarnaast niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een individuele en buitensporige last voor eiser wordt het beroep ongegrond verklaard.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/66
in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag kansspelbelasting (aanslagnummer [000] ) met dagtekening 17 september 2013 opgelegd ten bedrage van € 1.015.492.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 november 2014 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 30 december 2014, ontvangen door de rechtbank op 31 december 2014, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , mr. [A] en mr. [B] .
Overwegingen
Feiten 1. Eiser heeft op 28 april 2012 (tezamen met drie anderen) de hoofdprijs in de Westdeutsche Lotterie gewonnen, ter grootte van € 3.501.699,60. Dit bedrag is op 7 mei 2012 op de rekening van eiser gestort.
2. In dit verband heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
3. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Geschil
4. In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag kansspelbelasting terecht is opgelegd. Met name de volgende vragen houden partijen verdeeld:
- of eiser recht heeft op een vrijstelling op grond van artikel 52 van het Besluit voorkoming dubbele belasting;
- of de heffing van kansspelbelasting in strijd is met de vrijheid van dienstenverkeer binnen de Europese Unie (artikel 56 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, hierna: VWEU);- of de heffing van kansspelbelasting in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol behorend bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
5. Artikel 1 van de Wet op de kansspelbelasting (hierna: WKB, tekst 2013) bepaalt, voor zover hier van belang:
“Onder de naam ‘kansspelbelasting’ wordt een directe belasting geheven van:
(…)
c. de gerechtigden tot de prijzen van binnenlandse kansspelen, niet zijnde casinospelen, kansspelautomatenspelen of kansspelen welke via het internet worden gespeeld;
d. de in Nederland wonende of gevestigde gerechtigden tot de prijzen van buitenlandse kansspelen, niet zijnde kansspelen welke via het internet worden gespeeld;
(…)”.
6. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de WKB wordt een kansspel als binnenlands beschouwd, indien het wordt gehouden door natuurlijke personen of door lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van wie een of meer in Nederland wonen of zijn gevestigd. Artikel 2, derde lid, van de WKB bepaalt dat een kansspel als buitenlands wordt beschouwd, indien het niet valt onder het tweede lid.
7. In artikel 3, eerste lid, onder b, van de WKB wordt, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“De belasting wordt geheven:
(…)
b. in de gevallen waarin artikel 1, eerste lid, onderdeel c of d, van toepassing is, naar de prijzen;
(…)”.
8. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de WKB bedraagt de belasting 29 percent. Op grond van het tweede lid wordt, in het geval waarin artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van toepassing is, voor het berekenen van de belasting de prijs met 100/71 vermenigvuldigd als degene die de prijs verschuldigd is de belasting voor zijn rekening neemt. In de gevallen waarin artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van toepassing is, wordt ingevolge artikel 6, eerste en tweede lid, van de WKB de belasting geheven door inhouding op de prijs, waarbij de inhoudingsplichtige degene is die de prijs verschuldigd is.
9. Artikel 8, eerste lid, van de WKB bepaalt dat in de gevallen waarin artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van toepassing is, de belasting op aangifte moet worden voldaan.
10. De Duitse Rennwet- und Lotteriegesetz luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Ҥ 17
(1) Im Inland veranstaltete öffentliche Lotterien und Ausspielungen unterliegen einer Steuer. Eine Lotterie oder Ausspielung nach Satz 1 gilt als öffentlich, wenn die für die Genehmigung zuständige Behörde sie als genehmigungspflichtig ansieht. Die Steuer beträgt 20 vom Hundert des planmäßigen Preises (Nennwert) sämtlicher Lose ausschließlich der Steuer.
(…)
§ 19
(1) Die Steuer für Lotterien und Ausspielungen (§ 17 Absatz 1) schuldet der Veranstalter. Die Steuerschuld entsteht mit der Genehmigung, spätestens aber in dem Zeitpunkt, zu dem die Genehmigung hätte eingeholt werden müssen. Die Steuer für Lotterien und Ausspielungen ist von dem Veranstalter zu entrichten, bevor mit dem Losabsatz begonnen wird.”
11. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: Bvdb) is een in Nederland wonende of gevestigde gerechtigde tot een prijs van een buitenlands kansspel vrijgesteld van de daarop betrekking hebbende kansspelbelasting, indien die prijs is onderworpen aan een gelijksoortige belasting, die vanwege een ander land of andere Mogendheid wordt geheven.
Besluit voorkoming dubbele belasting
12. Eiser stelt dat de vrijstelling van artikel 52, eerste lid, van het BvdB van toepassing is. Hij heeft daartoe gewezen op de Leidraad loterijbelasting die tot 29 december 2010 geldig was (hierna: de Leidraad) en voor onder meer in Duitsland gewonnen prijzen dubbele belasting veronderstelde. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hem noch in Duitsland noch in Nederland juiste informatie over de Nederlandse heffing van een in Duitsland gewonnen prijs is gegeven.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is de gewonnen prijs in Duitsland niet onderworpen aan een gelijksoortige belasting. De Duitse belasting is verschuldigd over de inleg en niet over de prijs. Deze dient te worden betaald door de organisator. Daarmee is geen sprake van een gelijksoortige belasting. Dat eiser in Duitsland te horen heeft gekregen dat hij over zijn prijs in Nederland geen kansspelbelasting zou hoeven te betalen omdat de prijs in Duitsland al belast was, zoals hij aanvoert, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu - zoals hiervoor is overwogen - de prijs in Duitsland niet belast is. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het beroep van eiser op artikel 52 Bvdb niet slaagt. De verwijzing naar de Leidraad kan evenmin tot een ander oordeel leiden nu deze in 2010 is ingetrokken.
Schending vrijheid van dienstenverkeer (artikel 56 VWEU)
14. Op grond van artikel 56 VWEU zijn beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat artikel 56 VWEU is geschonden naar de arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1625 en ECLI:NL:HR:2014:1624. Daarin is geoordeeld dat buitenlandse pokertoernooien ongunstiger worden behandeld dan binnenlandse pokertoernooien. Volgens eiser geldt dit ook voor buitenlandse loterijen ten opzichte van binnenlandse loterijen. In Duitsland is volgens eiser door de Westdeutsche Lotterie al Lotteriesteuer over de inleg van de spelers afgedragen aan de Duitse belastingdienst (16,67%). Dit komt, aldus eiser, overeen met de Nederlandse kansspelbelasting. Daarnaast moet de Westdeutsche Lotterie een Konzessionsbeitrag van 24% van de inleg afdragen. Nu daarnaast ook in Nederland nog kansspelbelasting moet worden afgedragen, wordt een prijs die is gewonnen in een buitenlandse loterij zwaarder belast dan diezelfde prijs indien deze in Nederland zou zijn gewonnen. In Nederland wordt enkel 29% aan kansspelbelasting geheven. Voor dit verschil in behandeling bestaat, aldus eiser, geen rechtvaardigingsgrond.
15. Met betrekking tot het beroep van eiser op artikel 56 VWEU overweegt de rechtbank als volgt. De belastingdruk voor eiser, als gerechtigde van de in Duitsland gewonnen prijs, is gelijk aan de belastingdruk die zou gelden voor dezelfde prijs, wanneer die in Nederland zou zijn gewonnen. Op grond van artikel 3, eerste lid, letter b, van de WKB, zijn heffingsgrondslag en tarief voor binnen- en buitenlandse prijzen immers gelijk: de belasting wordt geheven naar de prijzen en het tarief is 29%. In beide gevallen is de winnaar belastingplichtig, maar bij een binnenlandse prijs is degene die de prijs verschuldigd is inhoudingsplichtig op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de WKB. Slechts de wijze van heffing verschilt dus: de belasting wordt bij een binnenlandse prijs geheven door inhouding op die prijs zodat slechts 71% daarvan aan de winnaar wordt uitgekeerd. De in Duitsland gewonnen prijs is daarentegen geheel aan de winnaar uitbetaald, waarna vervolgens in Nederland 29% belasting wordt geheven over de prijs. Er is derhalve geen sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat geen sprake is van een belemmering voor Nederlandse belastingplichtigen voor deelname aan een Duitse loterij. Er is daarom geen belemmering van het vrije dienstenverkeer, zodat het beroep op schending van artikel 56 van het VWEU dient te worden verworpen.
16. De rechtbank toetst vervolgens aan artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM. Uit vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) volgt dat belastingheffing is te beschouwen als regulering van eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Inbreuk door de Staat op het ongestoorde genot van eigendom van een natuurlijk persoon of rechtspersoon is alleen dan gerechtvaardigd indien de inbreuk in overeenstemming is met het nationale recht (“lawful”), de inbreuk een legitiem doel in het algemeen belang dient en er een redelijke mate van evenredigheid is tussen de gebruikte middelen en het doel dat wordt nagestreefd. Dit laatste vereist het bestaan van een redelijke verhouding (“fair balance”) tussen voormeld algemeen belang en de bescherming van individuele rechten. Waar het gaat om de beoordeling van wat in het algemeen belang is en de keuze van de middelen om dit belang te dienen, komt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid toe (vgl. Hoge Raad 3 april 2009, ECLI: NL:HR:2009:LJN BC2816).
17. Volgens eiser heft zowel Duitsland als Nederland kansspelbelasting en in dat geval is er geen “fair balance” tussen het algemene en individuele belang. Er is sprake van een individuele buitensporige last voor eiser ten opzichte van een prijswinnaar die in Duitsland woont.
18. Dat er sprake is van een individuele en buitensporige last heeft eiser niet aannemelijk gemaakt en valt ook niet af te leiden uit het tarief van 29%, dat naar het oordeel van de rechtbank niet disproportioneel is. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in Duitsland over zijn prijs kansspelbelasting heeft betaald. De heffing in Duitsland betreft immers de inleg, niet de gewonnen prijs. Het beroep op strijd met artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM kan dus niet slagen.
19. Gelet op al het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
20. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Boon, voorzitter, mr. R.A. Eskes en mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G. Schokker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 21 januari 2016 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |