Rechtbank Gelderland, 10-05-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2490, AWB - 15 _ 2586
Rechtbank Gelderland, 10-05-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2490, AWB - 15 _ 2586
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 10 mei 2016
- Datum publicatie
- 17 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2016:2490
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2017:1797, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 2586
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Inbreng maatschapsaandeel in dochtervennootschap. Waardering. Verzuimboete wegens niet tijdig doen van aangifte. Vermindering wegens overschrijding van de redelijke termijn
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/2586
in de zaak tussen
(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 219.982, alsmede bij beschikking een boete van € 2.460. Tevens is bij beschikking € 5.208 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 april 2015 de aanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 4 mei 2015, ontvangen door de rechtbank op 6 mei 2015, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend (waaronder een pleitnota met bijlagen). Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2016.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [A] en [B] .
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is opgericht bij akte van 31 maart 1992. De gemachtigde is enig aandeelhouder van eiseres.
2. Bij akte van 26 december 1991 (hierna: de akte) is gemachtigde van eiseres met [C] (hierna: [C] ) en [D] (hierna: [D] ) een maatschap (hierna: de maatschap) aangegaan, die als doel heeft het geven van belastingadvies, het verzorgen van administraties alsmede het opstellen van jaarrekeningen. Artikel 10, derde lid, van de akte vermeldt dat de winst van de maatschap gelijkelijk wordt verdeeld over de maten. Ten aanzien van kasopnamen door de maten is in artikel 11 van de akte bepaald:
“De maten zullen periodiek voor privé‑gebruik op rekening en in mindering op zijn aandeel in de vermoedelijk te behalen winst uit de kas van de maatschap mogen opnemen, een bedrag zoals bij aanvang van elk boekjaar in onderling overleg zal worden vastgesteld.”
3. Wat betreft de beëindiging van de maatschap is over de gerechtigheid tot het vermogen in artikel 16, eerste lid, van de akte bepaald:
“Bij het eindigen van de maatschap is ieder van de maten in het vermogen gerechtigd voor het bedrag waarvoor hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 op zijn kapitaalrekening in de boeken van de maatschap is gecrediteerd, vermeerderd of verminderd met zijn aandeel in de winst of het verlies sedert de aanvang van het boekjaar gemaakt of geleden blijkens de balans en de winst- en verliesrekening (…).”
4. Tot de gedingstukken behoort een aanpassing van de akte uit 1996, maar verder ongedateerd, waaruit volgt dat de gemachtigde van eiseres en [D] hun maatschapsaandeel hebben ingebracht in respectievelijk eiseres en [E] B.V. (hierna: [E] B.V.; thans genaamd [F] B.V.).
5. [C] heeft zijn maatschapsaandeel per 1 januari 2000 ingebracht in [G] B.V. (hierna: [G] B.V.). Daarbij is een bedrag van € 467.394 aan goodwill in aanmerking genomen. Op het moment van inbreng bedroeg de kapitaalrekening van [C] in de maatschap € 489.835 negatief.
6. Volgens de winst- en verliesrekening van de maatschap heeft de maatschap in de jaren 2005 tot en met 2008 de volgende omzetten behaald:
Jaar |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
Omzet |
1.360.521 |
1.566.392 |
1.305.974 |
1.401.083 |
7. Bij overeenkomst van 27 maart 2009 is het maatschapsaandeel van eiseres per 1 januari 2009 ingebracht in haar dochtervennootschap genaamd [H] B.V. (hierna: [H] B.V.). Ter zake van de inbrengwaarde is het volgende bepaald:
“De waarde van de inbreng is gebaseerd op het kapitaal van [Y] B.V. in de maatschap [I] per 31 december 2008, zoals die blijkt uit de jaarrekening over 2008, gecorrigeerd voor een aanwezige meer- dan wel minderwaarde.”
8. In de aangifte Vpb 2009 is rekening gehouden met een overdrachtswaarde van € 347.348,92. De kapitaalrekening van de maten ziet er per ultimo 2008 als volgt uit:
[E] B.V. |
eiseres |
[G] B.V. |
||
1/1/2008 |
€ |
195.403,05 |
713.033,92 |
442.802,36- |
Rente 7% |
€ |
13.678,21 |
49.912,37 |
30.996,17- |
Winstaandeel |
€ |
83.876,72 |
83.876,72 |
83.876.72 |
Opnames |
€ |
141.623,47- |
92.910,32 |
99.914,06- |
31/12/2008 |
€ |
151.334,51 |
753.912,69 |
489.835,87- |
Per ultimo 2008 bedraagt het negatieve kapitaal van [G] B.V. € 489.835,87. Eiseres heeft daarvan een gedeelte groot € 406.563 als zogenoemde minderwaarde in aanmerking genomen ((753.912,69 / (151.334,51+753.912,69) * 489.835,87).
9. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag Vpb geen rekening gehouden met deze minderwaarde van € 406.563.
Geschil
10. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of eiseres ter zake van de inbreng van het maatschapsaandeel in [H] B.V. rekening mag houden met een minderwaarde van € 406.563.
11. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij rekening mag houden met deze minderwaarde, aangezien zij [C] en [G] B.V. meerdere malen mondeling heeft gemaand het negatieve kapitaal aan te vullen, de publicatiebalans van [G] B.V. per ultimo 2006 een negatief vermogen laat zien van € 336.541 en de liquide middelen per die datum nihil bedragen. Ten aanzien van mogelijk in aanmerking te nemen goodwill heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat in de branche waarin de maatschap actief is de persoonlijke goodwill vooropstaat en dat in dit geval geen sprake is van overdraagbare goodwill waaraan een waarde kan worden toegekend. Zo al sprake is van overdraagbare goodwill stelt eiseres zich op het standpunt dat in dit geval sprake is van badwill. Ten aanzien van de minderwaarde stelt eiseres zich op het standpunt dat zij met [E] B.V. is overeengekomen dat een eventueel door [G] B.V. niet aangezuiverd tekort zou worden gedragen door de overige maten naar rato van hun saldo op de kapitaalrekening. Subsidiair is zij van mening dat zij vijftig percent van het niet aangezuiverde tekort van [G] B.V. in aanmerking mag nemen.
12. Verweerder is van mening dat eiseres ter zake van de overdracht van het maatschapsaandeel geen minderwaarde in aanmerking mag nemen. Hij stelt zich op het standpunt dat [G] B.V. reeds in 2000 een aanzienlijk negatief kapitaal had in de maatschap, dat in de jaren 2000 tot en met 2009 geen last in aanmerking is genomen ter zake van dit negatieve kapitaal, dat eind december 2008 het negatieve kapitaal van [G] B.V. was opgelopen tot € 489.835,37 en dat het volstrekt onduidelijk is op welke gronden eiseres in 2009 tot het oordeel is gekomen dat de terugbetaling door [G] B.V. niet meer zou kunnen plaatsvinden. Eiseres heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat bij [G] B.V. is aangedrongen op terugbetaling van het negatieve kapitaal. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van de overdrachtswaarde van het maatschapsaandeel ten onrechte geen rekening is gehouden met goodwill ten bedrage van € 528.433 voor de maatschap als geheel. Meer subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de toerekening van het negatieve kapitaal van [G] B.V. aan de twee andere maten in strijd is met hetgeen in de akte is bepaald ter zake van de overeengekomen winstverdeling. Zijns inziens zou indien vast zou komen te staan dat het negatieve kapitaal van [G] B.V. niet meer zou kunnen worden aangezuiverd, het daaruit voortvloeiende verlies op basis van de winstverdeling voor een derde gedeelte aan eiseres moeten worden toegerekend.
Beoordeling van het geschil
13. Wanneer een onderneming wordt ingebracht in een besloten vennootschap, dient, indien geen aandelen worden uitgereikt ter bepaling van de grootte van het agio, de waarde van de onderneming te worden gesteld op de waarde in het economische verkeer ten tijde van de inbreng. De waarde in het economische verkeer is de prijs die, bij aanbieding ten verkoop, onder de meest gunstige omstandigheden en na de beste voorbereiding, door de hoogst biedende voor de onderneming zou worden betaald. Deze prijs is afhankelijk van de winstgevendheid van het bedrijf, de mate waarin deze winstgevendheid is terug te voeren op de persoonlijke kwaliteiten van de ondernemer en de termijn waarbinnen de betaalde koopprijs, rekening houdend met een redelijke arbeidsbeloning en rente over het geïnvesteerde vermogen, kan worden terugverdiend.
14. Tussen partijen is niet in geschil dat de stand van de kapitaalrekening van eiseres in de maatschap per ultimo 2008 € 753.912,69 bedroeg.
15. In het onderhavige geval is geen sprake van een verkoop van de onderneming aan een derde, maar van een overdracht aan een dochtervennootschap. Aangezien eiseres zich op het standpunt stelt dat dient te worden uitgegaan van een overdrachtswaarde die lager ligt dan de stand van de kapitaalrekening per ultimo 2008, ligt het op haar weg aannemelijk te maken dat rekening dient te worden gehouden met de zogenoemde minderwaarde van € 406.563.
16. Met hetgeen eiseres daaromtrent naar voren heeft gebracht, het mondeling manen van [C] en [G] B.V., de verwijzing naar de publicatiebalans van [G] B.V. per ultimo 2006, de cijfers van de maatschap voor de jaren 2009 en 2010 en de omzetprognoses ter zake van de grootste klant van de maatschap, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat een eventuele minderwaarde in aanmerking kan worden genomen in het onderhavige jaar, laat staan tot welk bedrag. Het gestelde mondelinge manen is niet nader onderbouwd met schriftelijke bescheiden of met andere objectieve aanknopingspunten. Daarnaast geven de publicatiebalans van [G] B.V. per ultimo 2006, de cijfers van de maatschap voor de jaren 2009 en 2010 en de omzetprognoses ter zake van de grootste klant van de maatschap geen inzicht in de situatie per ultimo 2008. Daar komt nog bij dat de maten hebben toegestaan dat [C] in het jaar 2008 privé‑opnamen deed tot een bedrag van € 99.914,06 en daarmee zijn saldo op de kapitaalrekening nog negatiever liet worden, aangezien het winstaandeel voor de maten € 83.876,72 bedroeg. De rechtbank merkt nog op dat de vordering van eiseres op [C] en [G] B.V. wellicht in 2011 op een ander bedrag zou kunnen worden gewaardeerd, indien aannemelijk wordt gemaakt dat geen betaling meer zal volgen. Het jaar 2009 is daarvoor echter in elk geval niet het juiste moment.
17. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft eiseres haar subsidiaire standpunt dat sprake zou zijn van badwill eveneens niet aannemelijk gemaakt, aangezien eiseres reeds niet aannemelijk heeft gemaakt dat met een zogenoemde minderwaarde rekening moet worden gehouden. De rechtbank komt daardoor ook niet toe aan het meest subsidiaire standpunt van eiseres ter zake van de verdeling van het negatieve saldo op de kapitaalrekening van [G] B.V. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Heffingsrente
18. Aangezien eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking heffingsrente ongegrond te worden verklaard.
Boete
19. Aan eiseres is wegens het niet tijdig doen van aangifte een verzuimboete opgelegd van € 2.460. Tegen deze bij beschikking opgelegde boete heeft eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd. Nu eiseres niet tijdig aangifte heeft gedaan, is de boete terecht en tot de juiste hoogte opgelegd. Aangezien de rechtbank echter niet binnen twee jaar nadat de aanslag op 9 november 2013 is vastgesteld, uitspraak heeft gedaan, dient de boete ambtshalve te worden verminderd. De rechtbank sluit aan bij het moment van opleggen van de aanslag aangezien dat het moment is dat jegens eiseres een handeling is verricht waaraan zij in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat aan haar een boete zal worden opgelegd. De aanmaning tot het doen van aangifte kan daartoe naar het oordeel van de rechtbank niet dienen. Een eerder moment is niet aannemelijk geworden. Aangezien de redelijke termijn is overschreden met meer dan een half jaar, maar minder dan een jaar zal de rechtbank de boete verminderen met tien percent. De boete komt aldus uit op een bedrag van € 2.214.
20. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard (vergelijk Hoge Raad 16 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8053).
21. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep ongegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar op bezwaar voor zover die ziet op de boetebeschikking;
- -
-
vermindert de boete met vijf percent tot op € 2.214;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.J.C. Pieterse, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. P.J. Tikken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.H. Hesselman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 10 mei 2016 |
||
de griffier is buiten staat de uitspraak te ondertekenen. |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |