Home

Rechtbank Gelderland, 31-05-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2848, AWB - 15 _ 554

Rechtbank Gelderland, 31-05-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:2848, AWB - 15 _ 554

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
31 mei 2016
Datum publicatie
2 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:2848
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 15 _ 554

Inhoudsindicatie

Artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro). Artikel 229 Gemeentewet. Leges. Legessanctie. Niet geactualiseerd bestemmingsplan op 1 juli 2013. Aanvraag omgevingsvergunning gedaan vóór 1 juli 2013. Verbod om leges te heffen voor diensten die verband houden met bestemmingsplan.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 15/554 en 15/5518

in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

AWB 15/554

Verweerder heeft aan eiseres bij nota, met dagtekening 13 september 2014, leges (kenmerk [000] ) in rekening gebracht ten bedrage van € 6.176.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2014 de legesnota gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 29 januari 2015, ontvangen door de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 augustus 2015. Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Eiseres heeft gereageerd bij brieven van 1 september, 22 oktober en 1 december 2015. Verweerder heeft gereageerd bij brieven van 28 september 2015, en 8 februari en 17 februari 2016.

AWB 15/5518

Verweerder heeft aan eiseres bij nota, met dagtekening 13 september 2014, leges (kenmerk [001] ) in rekening gebracht ten bedrage van € 6.176.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 december 2014 de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 31 augustus 2015, ontvangen door de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Beide zaken

Het (voor zaaknummer AWB 15/554 tweede) onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2016. Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is niemand verschenen. Vóór aanvang van de zitting heeft de griffier telefonisch contact gehad met verweerder. Aan de griffier is medegedeeld dat de uitnodiging voor de zitting weliswaar goed door verweerder is ontvangen maar dat deze in het ongerede is geraakt, en dat namens verweerder niemand zal verschijnen.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is eigenaar van de objecten aan de [A-straat 1] en [A-straat 2] te [Z] (hierna: de objecten).

2. Op 6 maart 2013 heeft eiseres voor de objecten een aanvraag omgevingsvergunning ingediend.

3. De aanvraag is onder meer getoetst aan het bestemmingsplan “ [A] ”.

4. Ten aanzien van de aangevraagde omgevingsvergunningen zijn leges in rekening gebracht. Het door verweerder in rekening gebrachte legesbedrag is in beide nota’s als volgt opgebouwd:

Omgevingsvergunningen, verhoging ivm aanvraag na aanvang

€ 2.987,50

Omgevingsvergunningen, aanvraag bouw activiteit

€ 2.987,50

Omgevingsvergunningen, afwijking bestemmingsplan binnenplans/Bor

€ 201,00

Totaal

€ 6.176,00

Geschil

5. Met betrekking tot zaaknummer AWB 15/554 is in geschil of de leges terecht in rekening zijn gebracht. Met betrekking tot zaaknummer AWB 15/5518 is in de eerste plaats in geschil of het beroep van eiseres ontvankelijk is. Indien het antwoord bevestigend luidt, dan is ook ten aanzien van die zaak in geschil is of de leges terecht in rekening zijn gebracht.

6. Eiseres heeft haar standpunt dat zij in bezwaar ten onrechte niet is gehoord op de (eerste) zitting ingetrokken.

Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid beroep (AWB 15/5518)

7. In geschil is of eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft gesteld dat hij de uitspraken op bezwaar met betrekking tot legesnota’s [002] en [000] (AWB 15/554) in één envelop heeft gevoegd en dat eiseres met de ontvangst van de uitspraak op bezwaar van 22 december 2014 inzake AWB 15/554 dus ook de uitspraak op bezwaar inzake AWB 15/5518 moet hebben ontvangen. Eiseres heeft gemotiveerd betwist dat verweerder beide uitspraken heeft verzonden in één envelop.

8. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het op de weg van verweerder, die stelt dat beide uitspraken op bezwaar in één envelop zijn gevoegd, om aannemelijk te maken dat de verzending (bekendmaking) in dit geval op die wijze heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn stelling slechts gewezen op een algemene en gebruikelijke werkwijze binnen zijn organisatie, maar heeft ook verklaard niet zelf betrokken te zijn geweest bij de verzending van de uitspraken op bezwaar. Gelet op hetgeen eiseres hier tegen heeft ingebracht heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de uitspraak op bezwaar over de legesnota met nummer [002] was gevoegd bij de uitspraak op bezwaar over de legesnota met nummer [000] . Bij die stand van zaken is niet in geschil dat de uitspraak op bezwaar over de legesnota met nummer [002] eerst per e-mail van 31 augustus 2015 bekend is gemaakt en dat eiseres dezelfde dag beroep heeft ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres in zaaknummer AWB 15/5518 ontvankelijk.

Leges (beide zaken)

9. Niet in geschil is dat de vergunningsaanvragen met betrekking tot de objecten binnen het bestemmingsplan “ [A] ” valt. Evenmin is in geschil dat de gemeente Apeldoorn op 1 juli 2013 niet heeft voldaan aan haar actualiseringsplicht voor dat bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, vierde lid, van de Wro, en dat daarmee de bevoegdheid is komen te vervallen tot het invorderen van rechten van na 1 juli 2013 door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan.

10. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de dienst in dit geval is verleend vóór of na 1 juli 2013.

11. Verweerder heeft gesteld dat de aanvraag door eiseres is ingediend op 6 maart 2013, waarna de aanvraag is ingeboekt en bevestigd en waarna in dat kader een mediationtraject is gestart. Hiermee staat in de visie van verweerder vast dat de dienst, het in behandeling nemen van de aanvragen omgevingsvergunning, zich heeft voorgedaan op 6 maart 2013. De leges die zijn opgelegd voor deze dienstverlening worden alsdan niet getroffen door de legessanctie van artikel 3.1, vierde lid, van de Wro.

12. Eiseres heeft gesteld dat vóór 1 juli 2013 geen, althans ontoereikende diensten zijn verleend zodat geen sprake is van in behandeling nemen of verstrekte diensten. Volgens eiseres is de aanvraag pas volkomen geworden en in behandeling genomen na het sluiten van een mediationovereenkomst op 16 juli 2014.

13. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn arrest van 21 december 2007 (nr. 41303, ECLI:NL:HR:2007:BC0652) heeft de Hoge Raad overwogen dat de uitdrukking ‘in behandeling nemen’ in de tarieventabel moet worden uitgelegd tegen de achtergrond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder letter b, van de Gemeentewet, in welk artikel de bevoegdheid is gegeven rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Na de inwerkingtreding van artikel 3.1, vierde lid, van de Wro moet het ‘in behandeling nemen’ in de tarieventabel ook worden uitgelegd tegen de achtergrond van dat artikel. In dat artikel is, samengevat, bepaald dat de bevoegdheid tot het invorderen van rechten vervalt ter zake van na 1 juli 2013 vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met een niet geactualiseerd bestemmingsplan, welk invorderingsverbod als een heffingsverbod moet worden opgevat (uitspraak rechtbank Gelderland van 27 oktober 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:6444).

14. Tegen de achtergrond van artikel 3.1, vierde lid, van de Wro is van belang dat de diensten voor de vergunningsaanvragen ook na 1 juli 2013 zijn verricht en dat deze verband hielden met het bestemmingsplan “ [A] ” dat op 1 juli 2013 niet geactualiseerd was. Om die reden staat artikel 3.1, vierde lid, van de Wro in de weg aan legesheffing voor de vergunningsaanvragen van eiseres.

15. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld wat de reikwijdte is van de legessanctie. Naar het oordeel van de rechtbank zien de in rekening gebrachte leges direct op de aangevraagde omgevingsvergunning voor verbouw van de objecten van eiseres. Weliswaar splitst verweerder het totale legesbedrag uit naar verschillende categorieën, maar feitelijk hebben deze leges betrekking op één en dezelfde vergunningsaanvraag. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat alle in rekening gebrachte leges onder de legessanctie vallen.

16. Gelet op het voorgaande behoeft de stelling van eiseres dat sprake is van een zogenoemde overschrijding van de opbrengstlimiet, geen bespreking meer.

Conclusie en proceskosten

17. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepen gegrond dienen te worden verklaard.

18. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van de bezwaren en de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank merkt beide zaken aan als samenhangende zaken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.980 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het verschijnen ter tweede zitting, met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Omdat de tweede zitting in zaak AWB 15/554 is gecombineerd met de eerste zitting in zaak AWB 15/5518 heeft de rechtbank ook voor het verschijnen bij die zitting 1 punt toegekend. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vernietigt de legesnota’s;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.980;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 90 (twee maal € 45) vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 31 mei 2016

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.