Home

Rechtbank Gelderland, 04-08-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4362, AWB - 15 _ 6266

Rechtbank Gelderland, 04-08-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4362, AWB - 15 _ 6266

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
4 augustus 2016
Datum publicatie
5 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:4362
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6266

Inhoudsindicatie

Geen samenvatting beschikbaar.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: ARN 15/6266

Fiscale eenheid [X] BV, [Y] BV c.s., gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. drs. [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 op aangifte € 39.270 aan omzetbelasting voldaan.

Tegen de voldoening op aangifte heeft eiseres bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2016. Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [gemachtigde] en [A] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres exploiteert een recreatiecentrum in [Z] , bestaande uit een kampeerterrein, twee jachthavens, een speeltuin, natuurbad met ligweide, supermarkt, restaurant en wasserette.

2. De jachthavens hebben in totaal 350 ligplaatsen die in hoofdzaak aan particulieren - vaste gasten en passanten - ter beschikking worden gesteld tegen betaling van liggelden. De steigers zijn voorzien van elektriciteit, verlichting en wateraansluitingen. Voor de boten is een trailerhelling en een 20‑tons botenlift beschikbaar en op de milieusteiger staat een vuil- en bilgewaterpomp opgesteld.

3. De liggelden worden betaald voor onder meer de volgende activiteiten en faciliteiten:

-

het gebruik kunnen maken van ligplaatsen;

-

het gebruik kunnen maken van de steigers;

-

het toezicht (bewaking en ordehandhaving door middel van camerabewaking en havenmeesters);

-

het gebruik maken van toiletten;

-

het gebruik maken van douches;

-

het kunnen tanken van water voor aan boord (watervoorziening);

-

het laden van elektra voor aan boord;

-

aanwezigheid van EHBO/BHV voor ongelukken en noodgevallen;

-

het gebruik maken van afvaldepots (diverse soorten in verband met milieuvereisten);

-

het gebruik maken van groenvoorziening voor diverse doeleinden (bijvoorbeeld het drogen en repareren van zeilen en andere onderdelen);

-

het gebruik maken van opslaglocaties;

-

het gebruik maken van diverse apparatuur ten behoeve van onderhoud en reparaties;

-

en diverse andere faciliteiten die in een jachthaven gebruikelijk zijn.

4. De prijs voor een vaste ligplaats, inclusief parkeerkaart, is een bedrag per m2 boxmaat. Voorts is watertoeristenbelasting en milieuheffing verschuldigd. Het liggeld voor passanten wordt berekend per nacht en per meter bootlengte.

5. Voor de door haar verrichte activiteiten is eiseres ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). In de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2014 zijn de in dit tijdvak ontvangen liggelden opgenomen in de naar het algemeen tarief te belasten omzet.

Geschil 6. In geschil is of de terbeschikkingstelling van de ligplaatsen in de jachthavens is onderworpen aan het verlaagde tarief van zes percent ingevolge artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB juncto post b.3 van de bij de Wet OB behorende tabel I (post b.3).

7. Eiseres stelt dat deze door haar verrichte prestaties zijn aan te merken als het recht gebruik te maken van een sportaccommodatie als bedoeld in punt 14 van bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (de Btw-richtlijn) en verwijst naar HR 2 december 2011, nr. 10/02778, ECLI:NL:HR:2011:BP8938 (het Zeilschoolarrest) en HR 10 augustus 2007, nr. 43.169, ECLI:NL:HR:2007:AZ3758 (het Vierdaagse-arrest). Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een teruggaaf van omzetbelasting van € 29.130.

8. Verweerder neemt het standpunt in dat deze door eiseres verrichte prestatie louter bestaat uit het verhuren van ligplaatsen, dat geen sprake is van een sportaccommodatie en daarom ook niet van het gelegenheid geven tot sportbeoefening als bedoeld in post b.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling van het geschil 9. Ingevolge artikel 98 van de Btw-richtlijn juncto bijlage III, categorie 14, van de Btw-richtlijn kunnen de lidstaten van de Europese Unie voor het verlenen van ‘het recht gebruik te maken van een sportaccommodatie’ het verlaagde tarief toepassen.

10. Ingevolge artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OB juncto post b.3 is ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden’ aan het verlaagde tarief (6 percent) onderworpen.

11. Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de nationale rechter bij de toepassing van bepalingen van nationaal recht, ongeacht of zij van eerdere of latere datum dan de richtlijn zijn, deze zoveel mogelijk moet uitleggen in het licht van de bewoordingen van een op het betrokken gebied geldende richtlijn. Dit brengt mee dat de nationale rechter bij de uitlegging en toepassing van het nationale recht ervan moet uitgaan dat de staat de bedoeling heeft gehad ten volle uitvoering te geven aan de uit de betrokken richtlijn voortvloeiende verplichtingen.

12. De Hoge Raad heeft in het Vierdaagse-arrest geoordeeld dat het nationale begrip ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’ zodanig moet worden uitgelegd dat de reikwijdte daarvan samenvalt met categorie 13 in Bijlage H van de Zesde richtlijn (thans categorie 14 van Bijlage III van de BTW-richtlijn): ‘Het recht gebruik te maken van sportaccommodaties’. De Hoge Raad overweegt: "Het nationale begrip 'het geven van gelegenheid tot sportbeoefening' veronderstelt dat een dienst wordt verleend aan iemand die zonder dat die dienst wordt verleend, niet dezelfde gelegenheid zou hebben tot de sportbeoefening. Het ligt in de rede hierbij te denken aan het gelegenheid geven tot sportbeoefening in een gebouw dat, of een locatie die voor de sportbeoefening is ingericht".

13. In het Zeilschoolarrest was sprake van een ondernemer die een zeilschool exploiteerde waarbij op de wal gebruik werd gemaakt van een accommodatie met sanitaire voorzieningen, douche- en kleedruimten en dag- en overnachtingsverblijven. Direct voor de accommodatie bevond zich aan de oever van het meer een jachthaven, waarvan de ondernemer een exclusief gebruiksrecht had en waar ook de zeilboten waren gelegen die de ondernemer gebruikte voor het geven van de zeillessen. De rest van het meer was openbaar (vaar)water. De ondernemer verzorgde zeil- en surflessen die werden gegeven in de jachthaven en op het openbare gedeelte van het meer, waarvan een gedeelte (het gemarkeerde vaarwater) door de ondernemer was afgebakend met boeien en vlotten. Het oordeel van het hof dat de accommodatie op de wal met de daarbij behorende voorzieningen en het aangrenzende water waarop gevaren wordt, te weten de jachthaven en daarbuiten het gemarkeerde vaarwater, voor de duur van de sportbeoefening zijn gereserveerd voor die sportbeoefening en dat een zodanige infrastructuur valt onder het begrip sportaccommodatie, geeft volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

14. In zijn arrest van 6 april 2012, nr. 11/01973, ECLI:NL:HR:2012:BW0934, overweegt de Hoge Raad:

“Zoals volgt uit de arresten van de Hoge Raad van 10 augustus 2007, nr. 43169, LJN AZ3758, BNB 2007/277, van 2 december 2011, nr. 10/02778, LJN BP8938, BNB 2012/30, en van 2 december 2011, nr. 11/00311, LJN BU6507, BNB 2012/31, moet post b.3 van tabel I zo worden uitgelegd dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is op het verlenen van 'het recht gebruik te maken van sportaccommodaties'. Van dergelijke diensten is sprake, indien de dienstverlening bestaat uit het gelegenheid bieden een sport te beoefenen onder terbeschikkingstelling van een accommodatie. Het moet daarbij gaan om een accommodatie die is ingericht op het beoefenen van de sport zelf en/of wordt gebruikt voor het verblijf van de deelnemers met het oog op het zich gereed maken voor het beoefenen van de sport en/of het beëindigen daarvan.

Uit de hiervoor vermelde arresten volgt verder dat het niet uitmaakt dat het eigenlijke sporten geheel of gedeeltelijk plaatsvindt op een openbare weg of een openbaar terrein mits daarbij sprake is van terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie.”

15. De rechtbank leidt uit dit arrest af dat voor toepassing van het verlaagde tarief vereist is dat de dienstverlening bestaat uit zowel het gelegenheid geven een sport te beoefenen als het ter beschikking stellen van een hiervoor ingerichte accommodatie.

16. Naar het oordeel van de rechtbank is bij de jachthavens geen sprake van een accommodatie die is ingericht voor het beoefenen van een sport. De jachthavens zijn ingericht voor het afmeren en laten liggen van boten. Het enkele feit dat de pleziervaart ook wel wordt aangeduid als watersport, maakt niet dat de steiger of de box waar men een boot kan afmeren, een sportaccommodatie is. Voorts bieden de in 3. vermelde faciliteiten geen dan wel onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat sprake is van een infrastructuur voor sportbeoefening als in het Zeilschoolarrest. Anders dan eiseres stelt, heeft de Hoge Raad in dit arrest niet geoordeeld dat een jachthaven per definitie een sportaccommodatie is. Evenmin is gezien de geboden faciliteiten in de jachthavens sprake van een accommodatie voor het verblijf van personen met het oog op het zich gereed maken voor het beoefenen van de sport en/of het beëindigen daarvan.

17. Ook overigens is bij de jachthavens geen sprake van het bieden van gelegenheid tot sportbeoefening. De door eiseres aangeboden faciliteiten waarop het liggeld ziet, houden geen, althans onvoldoende, verband met de eigenlijke sportbeoefening. Naast de genoemde activiteiten en faciliteiten levert eiseres in het kader van de ontvangen liggelden geen diensten die op de eigenlijke watersport zijn gericht. De prestatie van eiseres bestaat in dit geval louter uit het ter beschikking stellen van een ligplaats.

18. Nu gezien het voorgaande post b.3 op de door eiseres ontvangen liggelden toepassing mist, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Rechtsmiddel