Home

Rechtbank Gelderland, 20-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4989, AWB - 16 _ 1481

Rechtbank Gelderland, 20-09-2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4989, AWB - 16 _ 1481

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
20 september 2016
Datum publicatie
5 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2016:4989
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1481

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. 6.27 Wet IB 2001. Eiseres heeft in 2011 haar vliegbrevet behaald en is in 2013 nog niet werkzaam als verkeersvlieger. Aftrek scholingsuitgaven in 2013?

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/1481

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.36.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil waarbij het bedrag van de beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek (artikel 6.2a van de Wet IB 2001) is vastgesteld op € 76.707.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 februari 2016 de aanslag en de beschikking nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 29 februari 2016, ontvangen door de rechtbank op 1 maart 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2016. Namens eiseres is verschenen de gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres heeft in 2011 haar vliegbrevet gehaald. In het onderhavige jaar (2013) was eiseres nog niet werkzaam als verkeersvlieger.

2. In haar aangifte IB/PVV 2013 heeft eiseres een bedrag van € 3.964 aan aftrek van studiekosten en andere scholingsuitgaven opgenomen. Deze kosten zijn de volgende:

[A]

€ 2.145

[B] en [C]

€ 60

Profcheck

€ 1.062

Selectie [D]

€ 235

[E]

€ 381

[F]

€ 143

Medische keuring

€ 188

Subtotaal

€ 4.214

Drempel

€ 250

Totaal

€ 3.964

3. Met dagtekening 5 augustus 2015 is de definitieve aanslag opgelegd. De door eiseres geclaimde aftrek aan studiekosten en andere scholingsuitgaven is daarbij niet verleend.

Geschil

4. In geschil is of de door eiseres geclaimde aftrek van studiekosten en andere scholingsuitgaven terecht niet is verleend.

5. Niet meer in geschil is dat de kosten van [E] (€ 381) niet voor aftrek in aanmerking komen.

Beoordeling van het geschil

6. Eiseres bepleit primair dat de opleiding tot verkeersvlieger in fiscale zin pas afgerond is, zodra eiseres zowel de in 2011 behaalde zogenoemde frozen ATPL, als de nog te verwerven typerating (toestelspecifieke kwalificatie) heeft behaald. De rechtbank verwerpt dit standpunt van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is het oorspronkelijke leertraject tot verkeersvlieger, dat heeft geleid tot de frozen ATPL, reeds in 2011 afgerond. Van de onderhavige uitgaven kan daarom niet worden gezegd dat die zijn gedaan in het kader van dat – al afgeronde – leertraject. Aan het voorgaande doet niet af de stelling van eiseres dat de frozen ATPL en typerating vóór 2008 als één opleiding werd aangeboden.

7. Vervolgens ligt de beoordeling van het subsidiaire standpunt van eiseres voor, te weten dat de uitgaven zijn gedaan in het kader van een nieuw leertraject dat eiseres is gaan volgen. De rechtbank stelt in dat kader voorop dat alleen sprake is van scholingsuitgaven in de zin van artikel 6.27, eerste lid, van de Wet IB 2001, indien de uitgaven worden gedaan in het kader van het volgen van een leertraject, waarbij het in ieder geval nodig is dat het verwerven van kennis onder enige begeleiding of toezicht van een derde plaatsvindt (zie Hoge Raad 25 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2601).

8. Dat de uitgaven zijn gedaan in het kader van een nieuw leertraject is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Hoewel niet in geschil is dat eiseres de uitgaven (jaarlijks) heeft moeten doen om haar brevet en het uitzicht op een baan als verkeersvlieger te behouden, is dat onvoldoende om sprake te doen zijn van een (nieuw) leertraject in vorenbedoelde zin. Dat de trainingen en/of cursussen die eiseres in 2013 heeft gevolgd meer behelzen dan het enkele volgen van die trainingen en/of cursussen ter behoud van haar vaardigheden en daarmee haar vliegbrevet en als zodanig een (nieuw) leertraject vormen, heeft eiseres niet voldoende inzichtelijk en niet aannemelijk gemaakt.

9. Voor zover eiseres meent dat het enkele feit dat de trainingen en/of cursussen onder toezicht van een gecertificeerd instituut en/of trainer zijn gevolgd reeds maakt dat sprake is van een leertraject, volgt de rechtbank haar daarin gelet op het vorenstaande niet. Dat enkele feit is daartoe onvoldoende. Anders dan eiseres vindt de rechtbank geen bevestiging van dit standpunt in de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ9593, aangezien zij van oordeel is dat geen sprake is van een (nieuw) leertraject.

10. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat de onderwerpelijke uitgaven zijn gedaan in het kader van een bepaalde opleiding of studie (een leertraject), heeft verweerder de aftrek van studiekosten en andere scholingsuitgaven terecht geweigerd.

11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.J.C. Pieterse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.W.H. van Brandenburg, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 20 september 2016

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.