Rechtbank Gelderland, 19-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2735, AWB - 15 _ 7325
Rechtbank Gelderland, 19-05-2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:2735, AWB - 15 _ 7325
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 19 mei 2017
- Datum publicatie
- 19 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2017:2735
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2018:2533, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB - 15 _ 7325
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Integrale belastingplicht woningcorporatie. Waardering langlopende schulden en transitorische rente op openingsbalans. Foutenleerfout? Strijd met algemene beginselen?
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 15/7325
in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb), aanslagnummer [000] .V96.0112, opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 oktober 2015 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 november 2015, ontvangen door de rechtbank op 30 november 2015, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [A] en [B] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is een woningcorporatie die woningen verhuurt, verkoopt en beheert in met name de regio [C] . Naast woningen verhuurt eiseres ook kamers, bedrijfseenheden voor maatschappelijke zorg, winkels, kantoorpanden, garages en bergruimten.
2. Vanaf 1 januari 2008 is eiseres integraal belastingplichtig voor de Vpb.
3. De gezamenlijke woningcorporaties hebben op 15 januari 2007 en op 23 januari 2009 met de Belastingdienst zogenoemde vaststellingsovereenkomsten Belastingplicht Woningcorporaties gesloten (hierna te noemen: VSO1 en VSO2). In de VSO’s zijn onder andere afspraken opgenomen in het kader van de openingsbalans. Eiseres heeft VSO1 en VSO2 ondertekend.
4. In paragraaf 2.8 van VSO2 is beschreven hoe langlopende schulden op de fiscale openingsbalans per 1 januari 2008 dienen te worden gewaardeerd. In het eerste tot en met het derde lid van artikel 2.8.1 is het volgende opgenomen:
“1. De waarde in het economische verkeer van leningen o/g is de marktwaarde.
2. De in het eerste lid genoemde marktwaarde wordt berekend door het contant maken van de toekomstige kasstromen per jaar tegen de zero coupon rente per 31 december van dat jaar.
3. Kasstromen uit rentebetalingen die zijn ontstaan na 1 januari 2008 maar die betrekking hebben op de periode daarvoor (…) worden opgenomen conform de jaarrekening, zoals bedoeld in titel 9, boek 2 Burgerlijk Wetboek.”
5. In de bij VSO2 behorende artikelsgewijze toelichting is ten aanzien van artikel 2.8.1 onder meer het volgende opgenomen (p. 25):
“Voor de berekening van de marktwaarde van de financiële passiva wordt gebruik gemaakt van de in de financiële wereld gebruikelijke methodieken. De kasstromen vanaf 2008 dienen contant gemaakt te worden tegen de zogenaamde zero coupon rente zoals die bekend was per 31 december 2007. Hierbij wordt uitgegaan van de fictie dat de kasstromen vervallen aan het einde van ieder jaar. (…)
(…)
Voorgaande leidt tot een aparte (dis)agio balanspost. Deze dient vrij te vallen, dan wel ten laste van het fiscale resultaat te komen overeenkomstig goed koopmansgebruik.”
6. Op 30 september 2009 heeft [D] , de gemachtigde van eiseres, met de Belastingdienst zogenoemde nadere afspraken gemaakt ten aanzien van aangiften Vpb 2006‑2008 die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomsten in de branche van de woningcorporaties (hierna te noemen: de nadere afspraken). In de nadere afspraken is onder meer opgenomen:
“1.Inleiding
(…)
In deze afspraak wordt vastgelegd hoe partijen met elkaar wensen om te gaan.
Partijen werken met elkaar samen op basis van vertrouwen, begrip en transparantie. Ze willen hun processen zo op elkaar afstemmen, dat de aangiften waarop deze afspraak ziet [rechtbank: de jaren 2006 tot en met 2008] voor de Belastingdienst aanvaardbaar zijn. Door deze samenwerking beperkt de noodzaak van toezicht door de Belastingdienst op de aangiften waarin de afspraken uit VSO1 en VSO2 verwerkt zijn zich tot metatoezicht. Voor de betrokken ondernemingen wordt de rechtszekerheid vergroot. Partijen stemmen de werkwijze in het aangifteproces, het uit te oefenen toezicht en de wijze waarop overleg plaatsvindt met elkaar af.
(…)
Partijen willen komen tot een snelle, efficiënte en effectieve afhandeling van deze aangiften. Daartoe worden afspraken gemaakt over de kwaliteit van en het toezicht op de aangiften vennootschapsbelasting 2006 tot en met 2008.”
2. Uitgangspunten
Rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zijn en blijven zonder enige beperking op partijen en aangesloten ondernemingen van toepassing.”
7. Op 21 december 2010 heeft eiseres de aangifte Vpb 2008 ingediend. Daarbij heeft zij de transitorische rente op de fiscale openingsbalans gepassiveerd onder de kortlopende schulden, in overeenstemming met de verwerking in haar commerciële jaarstukken. Bij de openingsbalanswaardering van de langlopende schulden is de transitorische rente niet gecorrigeerd.
8. De aanslag Vpb 2008 is op 16 april 2011 gedagtekend en vastgesteld conform de ingediende aangifte.
9. Op 14 februari 2012 heeft eiseres de aangifte Vpb 2009 ingediend. Op 3 maart 2012 is op basis van deze aangifte een voorlopige aanslag vastgesteld met een belastbare winst van € 987.000 en een belastbaar bedrag van nihil.
10. In een verslag van 11 mei 2012 heeft de op grond van artikel 6.6 van de VSO2 ingestelde adviescommissie, waarvan de leden worden voorgedragen door [E] (de vereniging van woningcorporaties) en de Belastingdienst, zich uitgelaten over de berekeningswijze van (dis)agio:
“Uitgangspunten voor de berekeningswijze zijn:
- Activa en passiva worden op de openingsbalans gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer. Daarmee wordt de grens tussen de vrijgestelde en de belaste sfeer afgebakend. Op grond van de totaalwinstgedachte hoort de rente uit 2007 niet tot het fiscale resultaat.
- De waarde in het economische verkeer is (…) voor langlopende schulden geregeld in VSO2 ((…) art. 2.8.1 VSO2). Deze regelingen zijn gebaseerd op de berekeningswijze in de financiële sector.
In VSO2 is vastgesteld dat alle toekomstige geldstromen uit langlopende (…) schulden geacht worden te zijn gedaan op 31 december van enig jaar (hierna aangeduid als: fictie). (…)
- VSO2 sluit voor de berekeningswijze aan bij de berekeningswijze van de marktwaarde van een langlopende (…) schuld in de financiële sector. Daarbij wordt de som van de contante waarden van de toekomstige geldstromen vastgesteld. Om de waarde op tijdstip T vast te stellen wordt vervolgens de transitorische rente van de lopende rentetermijn op de aldus berekende som in aftrek gebracht. De reden daarvoor is dat de aangegroeide (maar nog niet betaalde) rente tot tijdstip T wel in toekomstige geldstromen aanwezig is maar betrekking heeft op de periode vóór tijdstip T. Voor het vaststellen van de marktwaarde op tijdstip T telt de aangegroeide rente daarom niet mee.
- Over deze berekeningswijze bestaat binnen de Adviescommissie geen verschil van mening.
Door het gebruik van de fictie is in discussies tussen een aantal advieskantoren en woningcorporaties met de Belastingdienst de vraag opgekomen of voor de berekening van de waarde van langlopende (…) schulden de transitorische rente op 31 december 2007 in aftrek gebracht moet worden, of niet.
Een eenduidig antwoord op die vraag is niet zonder meer te geven. De berekeningswijze voor het (dis)agio is niet eenvoudig en heeft in de praktijk tot vragen geleid.
Het is de vraag of voor de waardeberekening volgens VSO2 de rekenregels uit de financiële rekenkunde integraal moeten worden toegepast zonder aftrek van de overlopende rente op 31 december 2007. De Belastingdienst acht dit verdedigbaar, maar de betreffende advieskantoren en woningcorporaties niet.
De leden van de Adviescommissie achten bij de toepassing van de fictie (…) de genoemde rekenregels van toepassing zónder aftrek van de overlopende rente.”
11. Op 5 juli 2012 heeft de Belastingdienst een zogenoemde Q&A VSO1 / VSO2 Woningcorporaties (hierna: de Q&A) opgesteld. Daarin is ten aanzien van de berekeningswijze van disagio- en agioposities op de openingsbalans per 1 januari 2008 onder meer het volgende opgenomen:
“Een agio- of disagiopositie vanwege een langlopende schuld (…) op 1 januari 2008 wordt bepaald door het verschil tussen de marktwaarde en de nominale waarde van deze langlopende schuld (…). De marktwaarde van een langlopende schuld (…) op 1 januari 2008 wordt normaliter bepaald door van de contante waarde van de toekomstige geldstromen de overlopende (of transitorische) rente op 31 december 2007 in aftrek te brengen.
In (…) artikel 2.8.1 lid 2 VSO2 is voor de berekening van een agio- of disagiopositie uitgegaan van de fictie, dat geldstromen (…) geacht worden ultimo van enig jaar te vloeien. Daarmee wordt geabstraheerd van de feitelijke data waarop deze geldstromen vloeien. Voor de berekening van de marktwaarde van een langlopende schuld (…) in verband met de fiscale openingsbalans per 1 januari 2008 is in de rentecurve (…) de zero coupon rente vermeld.
(…)
De Belastingdienst is van mening dat vanwege de fictie van (…) artikel 2.8.1 VSO2 voor de berekening van de marktwaarde van een langlopende schuld (…), de overlopende (of transitorische) rente – in afwijking van op de gebruikelijke berekeningswijze zonder fictie – niet op de contante waarde van de toekomstige geldstromen in aftrek mag worden gebracht.
De Belastingdienst honoreert desalniettemin tot 5 juli 2012 het gewekte vertrouwen dat de marktwaarde van een langlopende schuld (…) vanwege de fiscale openingsbalans op 1 januari 2008 mocht worden berekend door op de contante waarde van de toekomstige geldstromen de overlopende rente in aftrek te brengen. (…)
(…)
Over het effect van de fictie in (…) [artikel] 2.8.1 lid 2 VSO2 bij de berekening van een disagio- of agiopositie vanwege een langlopende schuld (…) is veel onduidelijkheid in de sector ontstaan. (…)
Argumenten zijn geïnventariseerd en gewisseld. De Adviescommissie heeft op 11 mei 2012 desgevraagd beslist, dat de berekeningswijze van de marktwaarde van een (…) langlopende schuld zoals de Belastingdienst voorstaat, juist is.
In overleg met het Ministerie van Financiën heeft de Belastingdienst besloten het gewekte vertrouwen over de te volgen berekeningswijze (…) te honoreren.”
12. Bij brief van 20 november 2012 heeft eiseres verzocht om de aanslag Vpb 2008 ambtshalve te verminderen. Deze brief is aangemerkt als bezwaarschrift. Op 7 oktober 2013 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen is geen beroep ingesteld.
13. Op 7 augustus 2013 heeft eiseres een herziene aangifte Vpb 2009 ingediend naar een belastbare winst van € 179.100 negatief. In die aangifte heeft zij de foutenleer toegepast. Op de openingsbalans is de transitorische rente in mindering gebracht op de contante waarde van de leningenportefeuille o/g. De balanswaarde van de leningenportefeuille is vervolgens door eiseres herrekend naar de waarde per 31 december 2009.
14. Op 7 september 2013 is een voorlopige aanslag opgelegd conform de herziene aangifte.
15. Naar aanleiding van de herziene aangifte heeft verweerder op 19 november 2013 een vragenbrief aan eiseres gestuurd.
16. Op 29 januari 2014 heeft eiseres een verzoek om heroverweging ten aanzien van het jaar 2008 ingediend bij het Ministerie van Financiën (hierna: het Ministerie).
17. Op 14 februari 2014 heeft verweerder een voornemen tot correctie voor de aangifte Vpb 2009 gestuurd aan eiseres. Op 19 juni 2014 heeft verweerder eiseres een correctiebrief gestuurd.
18. Op 12 juli 2014 is de onderhavige aanslag, berekend naar een belastbare winst van € 987.000 en een belastbaar bedrag van nihil, aan eiseres opgelegd.
19. Op 3 oktober 2014 heeft eiseres een klacht ingediend bij de Belastingdienst.
20. Op 29 januari 2015 is het verzoek tot heroverweging afgewezen door het Ministerie.
21. Op 7 mei 2015 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden in het kader van de afhandeling van het bezwaar tegen de onderhavige aanslag.
22. Op 22 oktober 2015 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Geschil
23. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag Vpb 2009 is vastgesteld naar een te hoog bedrag. Meer in het bijzonder zijn de antwoorden op de volgende vragen in geschil:
- is de transitorische rente op de eindbalans per 31 december 2008 op een onjuiste wijze – in die zin dat sprake is van een foutenleerfout – verwerkt?
- indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord: geldt de toezegging van de Belastingdienst dat de transitorische rente uit de waardering van de langlopende schulden mag worden geëlimineerd, ook voor eiseres? Meer in het algemeen gesteld: heeft verweerder met de door hem opgelegde aanslag Vpb 2009 algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?
24. Eiseres beantwoordt beide vragen bevestigend. Zij verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak op bezwaar te vernietigen en de aanslag Vpb 2009 te verminderen tot een belastbare winst van € 179.100 negatief en bij beschikking een verlies vast te stellen over het jaar 2009 van € 179.100.
25. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
26. Aan de onderhavige zaak ligt ten grondslag dat eiseres ter zake van de transitorische rente op haar fiscale openingsbalans in haar aangifte Vpb 2008 een voor haar – naar later bleek – ongunstig standpunt heeft ingenomen. Aangezien de aanslag Vpb 2008 definitief is geworden en haar ambtshalve vermindering is geweigerd, komt zij op tegen de aanslag Vpb 2009, waarin zij alsnog het voor haar gunstige standpunt heeft verwerkt maar dat niet is geaccepteerd.
27. Eiseres voert in de eerste plaats aan dat sprake is van een foutenleerfout die in het oudste openstaande jaar – het onderhavige jaar – dient te worden hersteld.
28. De zogenoemde foutenleer dient ertoe te voorkomen dat ingeval het eindvermogen van het voorafgaande jaar niet naar de voorschriften van de wet en overeenkomstig goed koopmansgebruik is vastgesteld een stuk bedrijfswinst onbelast blijft, hetzij dubbel wordt belast (zie Hoge Raad 13 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BB5878).
29. Van een dergelijke fout is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Immers, de wijze waarop eiseres aangifte heeft gedaan is in lijn met VSO2, meer in het bijzonder met de tekst en de bedoeling van artikel 2.8.1 van VSO2. In zoverre faalt het beroep.
30. Resteert de vraag of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur in de weg staat aan de vaststelling van de aanslag Vpb 2009 zoals verweerder heeft gedaan.
31. Het kan eiseres worden nagegeven dat de wijze waarop de onderhavige problematiek door verweerder is aangepakt niet overeen lijkt te komen met de nadere afspraken zoals opgenomen onder 6. hiervoor, met name niet de daarin opgenomen samenwerking op basis van vertrouwen, begrip en transparantie. Dat betekent echter nog niet dat sprake is van een schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In diezelfde nadere afspraken is namelijk ook opgenomen dat rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zonder enige beperking op partijen en aangesloten ondernemingen van toepassing zijn en blijven.
32. Dat betekent dat het in de onderhavige zaak op de weg van eiseres had gelegen om op het moment dat verweerder de aanslag Vpb 2008 heeft vastgesteld op een voor haar ongunstige wijze, zij haar rechten veilig had moeten stellen door tijdig bezwaar te maken.
33. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan eiseres niet baten aangezien verweerder de in de Q&A gedane toezegging mocht beperken tot die belastingplichtigen waarvan de aanslag op dat moment – tot 5 juli 2012 – nog niet definitief was vastgesteld. Nu dat bij eiseres wel het geval was, kan zij geen beroep doen op genoemde toezegging. De rechtbank acht de afbakening in de tijd – dat wil zeggen tot 5 juli 2012 – en tot nog openstaande aangiften niet onredelijk of in strijd met het recht. Niet uit het oog mag worden verloren dat het hier gaat om te honoreren vertrouwen in strijd met de wet en de VSO’s, zodat een zo beperkt mogelijke werking voor de hand ligt. De discussie omtrent de transitorische rente is pas meer dan een jaar na de vaststelling van de aanslag Vpb 2008 van eiseres vastgelegd in een verslag van de adviescommissie. Van enig mogelijk opgewekt vertrouwen aan de zijde van eiseres is dan ook geen sprake. Aan het voorgaande doet niet af dat eiseres heeft gesteld dat verweerder – gelet op het lopende metatoezicht – de aanslag Vpb niet reeds op 16 april 2011 had mogen vaststellen. De stelling van eiseres dat aangiften van onder het metatoezicht vallende woningcorporaties zouden worden aangehouden totdat duidelijkheid zou zijn verkregen hoe de aanslagen zouden moeten worden vastgesteld, is door verweerder gemotiveerd bestreden, onder meer door overlegging van stukken waaruit volgt dat intern bij verweerder is gesproken om vanaf voorjaar 2011 de aangiften Vpb 2008 af te doen. Gelet op deze gemotiveerde betwisting had het op de weg van eiseres gelegen haar stelling – met schriftelijke bescheiden – nader te onderbouwen. Aangezien zij dat niet heeft gedaan, kan haar beroep in zoverre niet slagen.
34. Ten slotte heeft eiseres gesteld dat zij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de aan het meta‑toezicht ten grondslag liggende gedachte dat alle woningcorporaties die vielen onder het meta‑toezicht gelijk zouden worden behandeld. Het gevolg daarvan zou volgens eiseres moeten zijn dat op het eind van het meta‑toezicht ten aanzien van alle aangiften dezelfde standpunten zouden worden ingenomen door verweerder.
35. De rechtbank is van oordeel dat de stukken van het geding onvoldoende aanknopingspunten bieden voor het standpunt van eiseres. Noch in VSO1 of VSO2, noch in de daarbij behorende toelichting, of in de nadere afspraken zijn aanwijzingen te vinden die het standpunt van eiseres ondersteunen. De algemene aan de VSO’s ten grondslag liggende gedachte is daarvoor onvoldoende.
36. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
37. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.