Home

Rechtbank Gelderland, 23-04-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1869, AWB - 16 _ 4883

Rechtbank Gelderland, 23-04-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:1869, AWB - 16 _ 4883

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
23 april 2018
Datum publicatie
25 april 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:1869
Zaaknummer
AWB - 16 _ 4883

Inhoudsindicatie

IB/PVV

Loon uit holding door eiser niet aangegeven. Eiser voert aan dat hij geen werkzaamheden kon verrichten. Er is echter wel een loonopgave van de holding. Daar mag de inspecteur van uitgaan. Eiser is er niet in geslaagd te bewijzen dat de loonopgave onjuist is.

Zie ook AWB 16/5389

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/4883

in de zaak tussen

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2013 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.36.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.621. Tevens is bij beschikking € 88 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 juli 2016 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 11 augustus 2016, ontvangen door de rechtbank op 12 augustus 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2018.

Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 24 oktober 2017, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Hij is zonder kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 25 oktober 2017 aan eiser is uitgereikt. Eiser is niet verschenen. Namens verweerder zijn mr. [gemachtigde] , mr. [A] , mr. [B] en [C] verschenen.

Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank.

Ter zitting is gelijktijdig het beroep van eiser met zaaknummer 16/5389 behandeld.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is bestuurder en enig aandeelhouder van [D] B.V. (hierna: de holding).

2. De holding heeft in het jaar 2013 in totaal een bedrag van € 4.914 aan loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ten behoeve van eiser in de loonadministratie verwerkt, met een bedrag van € 532 aan ingehouden loonheffing. Eiser heeft dit bedrag niet als loon in zijn aangifte IB/PVV opgenomen. Verweerder heeft dit in de aanslag wel meegenomen.

Geschil

3. In geschil is of verweerder het loon uit de holding terecht in de heffing heeft betrokken. Eiser stelt zich op het standpunt dat dit ten onrechte is gebeurd. Hij voert daartoe aan dat hij vanwege zijn gezondheidstoestand geen werkzaamheden voor de holding heeft kunnen verrichten en dat hij aan verweerder heeft geschreven dat zijn gebruikelijk loon voor 2013 op nihil zou moeten worden gesteld. Verweerder betwist de ontvangst van de brief, nog daargelaten of daarmee op juiste wijze een correctiebericht is ingediend.

Beoordeling van het geschil

4. Verweerder heeft bij de vaststelling van de aanslag aansluiting gezocht bij de loongegevens die hij heeft ontvangen. Tot een bedrag van € 42.707 bestaat hierover tussen partijen geen geschil. Alleen voor zover het gaat om het bedrag van € 4.914 is in geschil of dit bedrag door verweerder terecht is bijgeteld bij het inkomen.

5. Uit het arrest van de Hoge Raad van 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:16 en de onderliggende uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 5 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2775, volgt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de hem ter beschikking staande stukken. Hij hoeft geen nader onderzoek te doen naar de juistheid daarvan. De gebruikte gegevens zijn bovendien afkomstig van de holding, waarvan eiser bestuurder is. Voor zover eiser stelt dat de loonopgave onjuist is, ligt het op zijn weg daarvan bewijs te leveren. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daar niet in geslaagd. Eiser heeft aangevoerd dat hij in 2013 geen werkzaamheden heeft verricht voor de holding vanwege zijn gezondheidstoestand. Dit was op advies van zijn bedrijfsarts. Stukken die deze stelling onderbouwen heeft eiser niet ingediend. Daarmee heeft hij zijn stelling, die door verweerder wordt betwist, niet aannemelijk gemaakt. Daar komt bij dat eiser ook geen stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat hij het bedrag niet heeft ontvangen, ofwel op zijn bankrekening, ofwel door bijschrijving in rekening-courant. Op geen enkele wijze is dus aannemelijk geworden dat de gegevens waarop verweerder de correctie heeft gebaseerd onjuist zijn. Verweerder is dus terecht afgegaan op de gegevens op de loonopgave, zowel wat het inkomen als wat het bedrag aan loonheffingen betreft.

6. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

7. Nu eiser geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking belastingrente ongegrond te worden verklaard.

8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, voorzitter, mr. A.P. Vaatstra en mr. J.J. Westerbaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 23 april 2018

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.