Home

Rechtbank Gelderland, 04-06-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2444, AWB - 16 _ 6790

Rechtbank Gelderland, 04-06-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2444, AWB - 16 _ 6790

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
4 juni 2018
Datum publicatie
25 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2018:2444
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 16 _ 6790

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Kwalificatie ontvangen bedragen. Vrijgestelde deelnemingsvoordelen of belaste managementvergoedingen? Uitleg diverse overeenkomsten

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 16/6790 en AWB 16/6791

in de zaken tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

en

de Staat der Nederlanden (Minister van Rechtsbescherming), te Den Haag, de Staat.

Procesverloop

2009

Verweerder heeft met dagtekening 4 juli 2015 aan eiseres voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting, met aanslagnummer [000] .V.98.0112, opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 31.234 (hierna: de navorderingsaanslag 2009).

2010

Verweerder heeft met dagtekening 11 juli 2015 aan eiseres voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting, met aanslagnummer [000] .V.07.0112, opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 46.390 (hierna: de navorderingsaanslag 2010).

Eiseres heeft tegen de navorderingsaanslagen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 26 oktober 2016 de bezwaren ongegrond verklaard.

Eiseres heeft, tegen elk van deze uitspraken op bezwaar, bij brief van 11 november 2016, ontvangen door de rechtbank op 14 november 2016, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en heeft twee verweerschriften ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2018.

Namens eiseres zijn verschenen [A] en haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] , [B] en [C] .

De gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota voorgelezen en overgelegd aan de rechtbank en verweerder.

De Staat heeft afgezien van het voeren van verweer (Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014, nr. 43695, Stcrt. 2014, 20210).

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is opgericht op [1998] . Enig aandeelhouder van eiseres is [A] (hierna: [A] ). [A] is gehuwd met [D] .

2. Eiseres hield tot [2009 1] 33,33% van de aandelen in [E] B.V. (hierna: [E] B.V.). De overige aandelen van [E] B.V. werden middellijk gehouden door de broer (via [F] Holding B.V.) en de zus (via [G] Holding B.V.) van [A] .

3. [E] B.V. houdt alle aandelen in [H] B.V. [H] B.V. houdt zich bezig met de exploitatie van het [I] , een vakantiepark met een camping en jachthaven.

4. Op [2008] heeft eiseres met betrekking tot de vervreemding van haar aandelen in [E] B.V. per [2009 2] een principeovereenkomst gesloten met de (op dat moment) twee andere aandeelhouders van [E] B.V. In deze overeenkomst is – onder meer – het volgende opgenomen:

“De uitkoop zal geschieden onder de volgende voorwaarden:

1. [X] B.V. zal 100% van de in zijn bezit zijnde aandelen (namelijk 33,3% van het totale aandelenpakket van [E] B.V.) aanbieden tegen de prijs van € 1,500.000 (éénmiljoenvijfhonderdduizend Euro) vermeerderd met 5% rente te berekenen vanaf [2009 2] . Deze aandelen komen met ingang van [2009 2] voor rekening en risico van de kopers. De juridische levering, door middel van het passeren van een notariële akte van levering, vindt plaats zo spoedig mogelijk na verkrijging door de kopers van een marktconforme financiering voor de voorgenomen transactie. (…) Partijen zullen hun afspraken uitwerken in een schriftelijke koopovereenkomst (…).

(…)

6. [A] en [D] kunnen tot [2010 1] in het woonhuis op het [I] blijven wonen. [A] zal zijn werkzaamheden op het [I] eveneens voortzetten tot [2010 1] . Hij zal daarvoor zijn huidige managementvergoeding blijven ontvangen. In verband met de fiscale aspecten ( [A] zal geen aandeelhouder meer zijn), dient nader te worden uitgewerkt –eventueel in overleg met de belastingdienst- op welke wijze het ‘dienstverband’ met [A] inhoud krijgt en op welke wijze loonheffing en premies worden betaald. Een eventueel dienstverband eindigt op [2010 1] . Indien [A] en [D] eerder willen verhuizen én tegelijkertijd de werkzaamheden van [A] ten behoeve van het [I] willen beëindigen (woonhuis en werkzaamheden zijn aan elkaar gekoppeld), dan zullen zij dit minimaal 2 maanden van tevoren aan (…) geven aan [F] en [G] .”

5. Op [2009 3] hebben eiseres, [K] B.V. en [E] B.V. een koopovereenkomst getekend met betrekking tot 33,33% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van [E] B.V. In deze overeenkomst is – onder meer – het volgende bepaald:

“6.2 [L] zal [A] tot en met [2010 2] ter beschikking blijven stellen aan de Onderneming, een en ander met het oog op de kennisoverdracht en de continuïteit van de Onderneming. Onmiddellijk na ondertekening van deze Koopovereenkomst zal daartoe de managementovereenkomst aangehecht als Bijlage 2 getekend worden. De periode tussen de overdracht en [2010 2] zal worden gebruikt om de huidige verantwoordelijkheden ten aanzien van de dagelijkse leiding over te dragen aan de heer [F] en mevrouw [G] en/of aan één of meer anderen. Het is de bedoeling van Partijen dat er geen afdracht van premies en loonheffingen op het niveau van de [H] B.V. plaatsvindt. Partijen zullen met de Belastingdienst afstemmen of dit mogelijk is. Indien op enig moment komt vast te staan dat de Belastingdienst niet instemt met deze werkwijze, dan zal de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang eindigen. [H] B.V. en [A] zullen dan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot [2010 2] ) aangaan.

(…)

12.2

Deze koopovereenkomst (inclusief de Bijlagen) bevat alle bepalingen en bedingen die op de Transactie van toepassing zijn. Deze Koopovereenkomst treedt in de plaats van alle andere overeenkomsten en afspraken, hetzij mondeling , hetzij schriftelijk die vóór de datum van ondertekening van deze Koopovereenkomst ter zake van de Transactie tussen Partijen mochten zijn gesloten, waaronder begrepen de Principeovereenkomst en de koopovereenkomst d.d. 18 februari 2009 (inclusief de bijlagen daarbij).”

6. Op [2009 3] hebben [H] B.V. en eiseres een managementovereenkomst (hierna: de management -ovk) gesloten. In de management ‑ovk is – onder meer – het volgende bepaald:

“DE ONDERGETEKENDEN:

1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [H] B.V. (…) hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutaire bestuurders [F] Holding B.V. en [G] Holding B.V., welke vennootschappen op hun beurt worden vertegenwoordigd door respectievelijk de heer [F] en mevrouw [G] (de Vennootschap)

2. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. (…) hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar statutaire bestuurder de heer [A] ( [M] B.V.)

Ondergetekenden worden gezamenlijk aangeduid als Partijen en ieder voor zich als Partij.

IN AANMERKING NEMENDE DAT:

a) de Vennootschap een onderneming drijft welke gericht is op de exploitatie van een campingbedrijf en een jachthaven met winterstalling één en ander onder de naam [N] (de ‘Onderneming’);

b) [M] B.V. op het moment van ondertekening van deze overeenkomst houdster is van één derde (1/3) van de aandelen in het kapitaal van [E] B.V., de enig aandeelhoudster van de Vennootschap;

c) (…)

d) [M] B.V. een overeenkomst is aangegaan tot verkoop van alle door haar gehouden aandelen in het kapitaal van [E] B.V. aan [K] B.V., een vennootschap waarbij [M] B.V. niet betrokken is (de ‘Transactie’);

e) (…)

f) de Vennootschap, met het oog op kennisoverdracht en continuïteit van de Onderneming, na de Transactie gebruik zou willen blijven maken van de diensten van de heer [A] dit tot het moment waarop zij een geschikte opvolger heeft gevonden voor de heer [A] en deze opvolger voldoende kennis heeft opgedaan en vaardigheden heeft ontwikkeld maar uiterlijk tot [2010 2] , reden waarom zij [M] B.V. gevraagd heeft de heer [A] voor genoemde periode ter beschikking te stellen aan de Vennootschap, terwijl [M] B.V. bereid is dit te doen;

g) Partijen overeenstemming hebben bereikt omtrent de voorwaarden waaronder aan [M] B.V. de opdracht wordt verleend om de heer [A] aan de Vennootschap ter beschikking te stellen, welke voorwaarden zij in een managementovereenkomst (de ‘Managementovereenkomst’) wensen vast te leggen;

h) Partijen de intentie hebben om een overeenkomst van opdracht te sluiten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 7:400 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Partijen verklaren dat deze artikelen van toepassing zijn op deze Managementovereenkomst en verklaren uitdrukkelijk dat het niet de bedoeling van partijen is om een arbeidsovereenkomst te sluiten overeenkomstig de artikelen 7:610 e.v. van het Burgerlijk Wetboek.

ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

1. OPDRACHT

1.1

De Vennootschap geeft hierbij aan [M] B.V. de opdracht om onder meer de hieronder genoemde werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de Vennootschap (de ‘Opdracht’), welke Opdracht hierbij door [M] B.V. wordt aanvaard.

- overdracht aan [K] B.V. en/of door [K] B.V. aangewezen personen van de dagelijkse leiding over, de kennis van en de vaardigheden samenhangende met de Onderneming in de meest ruime zin van het woord;

- totdat een opvolger is gevonden en aan deze opvolger voldoende relevante kennis is overgedragen en vaardigheden zijn bijgebracht, het beheren van de jachthaven en winterberging, waaronder in ieder geval wordt begrepen diverse bewakings- en toezichthoudende taken, noodzakelijke werkzaamheden op de camping, het verhelpen van klachten en opvang van bezorgde goederen (de ‘Beheerderstaak’).

1.2

[M] B.V. zal ter uitvoering van de Opdracht in eerste instantie de heer [A] (de ‘Manager’) aan de Vennootschap ter beschikking stellen, waarbij geldt dat de Manager zich volledig zal inzetten om de Opdracht namens [M] B.V. naar eer en geweten inhoud te geven. (…)

(…)

2. MANAGEMENTVERGOEDING

2.1

Als beloning voor de krachtens de opdracht verrichte werkzaamheden is de Vennootschap aan [M] B.V. een bedrag verschuldigd van EUR 6.000 per maand, exclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting. Betaling van genoemd bedrag zal plaatsvinden in gedeelten door middel van facturering door [M] B.V. aan de Vennootschap per maand achteraf nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd.

(…)

2.5

De Manager en/of persoon die hem vervangt, heeft persoonlijk voor de werkzaamheden die door hem ter uitvoering van de Opdracht ten behoeve van de Vennootschap zijn verricht, jegens de Vennootschap geen enkele aanspraak op enigerlei beloning in welke vorm dan ook.

2.6

In geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid van de Manager en/of de persoon die hem vervangt, is de in artikel 2.1. genoemde beloning verschuldigd tot het einde van de looptijd van deze Managementovereenkomst, met een maximum van één maand na de dag waarop de ziekte of arbeidsongeschiktheid een aanvang heeft genomen. Perioden van ziekte en/of arbeidsongeschiktheid met een tussentijd van 1 week of minder zullen worden beschouwd als een aaneengesloten periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid.

(…)

6. DUUR EN BEËINDIGING VAN DE OVEREENKOMST

6.1

De Managementovereenkomst treedt in werking op het moment van levering van de aandelen in het kapitaal van [E] B.V. door [M] B.V. in het kader van de Transactie en eindigt op [2010 2] , behoudens tussentijds opzegging conform het bepaalde in de artikelen 6.2. tot en met 6.5 en tenzij Partijen anders overeenkomen.

6.2

[M] B.V. is gerechtigd deze Managementovereenkomst tussentijds schriftelijk op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden.”

8. OVERIGE BEPALINGEN

(…)

8.2

Deze managementovereenkomst (inclusief de annexen) bevat alle bepalingen en bedingen die op de relatie tussen de Vennootschap enerzijds en [M] B.V. en de Manager anderzijds van toepassing zijn. Deze Managementovereenkomst treedt in de plaats van alle andere overeenkomsten en afspraken, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk die vóór de datum van ondertekening van deze Managementovereenkomst ter zake van deze relaties mochten zijn gesloten.

8.3

Wijzigingen van en aanvullingen op deze Managementovereenkomst kunnen slechts schriftelijk bij nadere overeenkomst door Partijen worden overeengekomen.”

7. Op [2009 3] hebben eiseres, [H] B.V. en [A] een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VSO) gesloten. In de VSO is – onder meer – bepaald (eiseres wordt aangeduid als [M] B.V. en [A] als [A] ):

“1. MANAGEMENTOVEREENKOMST

1.1

[M] B.V. is met ingang van [2009 4] vrijgesteld van uitvoering van de Opdracht. [M] B.V. en [A] verplichten zich met ingang van [2009 4] te onthouden van het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de Vennootschap, behoudens uitdrukkelijk verzoek van de Vennootschap.

1.2

De managementovereenkomst blijft voor het overige van kracht waaronder mede begrepen de bepalingen omtrent de managementvergoeding.

(…)

4. OVERIGE BEPALINGEN

(…)

4.3

Wijzingen van en aanvullingen op deze Vaststellingsovereenkomst kunnen slechts schriftelijk bij nadere overeenkomst door Partijen worden overeengekomen.”

8. Op [2009 1] is de akte van levering van de aandelen in het kapitaal van [E] B.V. gepasseerd.

9. Eiseres heeft [H] B.V. facturen met omzetbelasting (hierna: OB) gestuurd ter zake van de managementvergoedingen als bedoeld onder 6. hiervoor.

10. In 2009 heeft eiseres € 42.000 (zeven maal een betaling van € 6.000) ontvangen van [H] B.V.

11. In de aangiften OB voor het jaar 2009 heeft eiseres met OB belaste omzet aangegeven van € 94.573 (waarvan € 64.573 in het derde en vierde kwartaal).

12. In 2010 heeft eiseres € 54.000 (negen maal € 6.000) ontvangen van [H] B.V. In de aangiften OB voor het jaar 2010 heeft eiseres een met 19% OB belaste omzet aangegeven van € 54.000.

13. Eiseres is voor de onderhavige jaren uitgenodigd aangifte vennootschapsbelasting (hierna ook: Vpb) te doen. Eiseres heeft ondanks herinneringen en aanmaningen daartoe geen aangiften gedaan. Verweerder heeft de aanslagen Vpb 2009 en 2010 ambtshalve vastgesteld en verzuimboetes opgelegd.

2009

14. Op 6 maart 2013 heeft verweerder alsnog een aangifteformulier Vpb 2009 ontvangen. In dit formulier is de betaling van € 42.000 opgenomen als omzet. De belastbare winst en het belastbaar bedrag bedragen volgens het aangiftebiljet € 48.554.

15. Met dagtekening 27 april 2013 is, overeenkomstig het aangifteformulier van 6 maart 2013, een navorderingsaanslag Vpb 2009 opgelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslag. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de belastbare winst en het belastbare bedrag verlaagd met € 71.711 en zijn de belastbare winst en het belastbare bedrag verminderd naar nihil en heeft verweerder een verliesvaststellingsbeschikking gegeven van € 23.157.

16. Op 29 september 2014 heeft verweerder nogmaals een aangifteformulier Vpb 2009 ontvangen. In dit aangiftebiljet is de betaling van in totaal € 42.000 niet meer aangemerkt als omzet. De belastbare winst en het belastbare bedrag zijn volgens dit aangiftebiljet € 1.383 negatief. Deze aangifte is door verweerder aangemerkt als een verzoek om een navorderingsaanslag op te leggen.

17. Na het verzenden van de vooraankondiging voor het vaststellen van de navorderingsaanslag is, met dagtekening 4 juli 2015, de onderhavige navorderingsaanslag Vpb 2009 aan eiseres opgelegd.

2010

18. Op 4 maart 2013 heeft verweerder alsnog een aangifteformulier Vpb 2010 van eiseres ontvangen. In dit formulier is de betaling van € 54.000 opgenomen als omzet. De belastbare winst en het belastbaar bedrag zijn volgens het aangiftebiljet € 13.515 negatief.

19. Op 29 september 2014 heeft verweerder nogmaals een aangifteformulier Vpb 2010 ontvangen. In dit formulier is de betaling van in totaal € 54.000 niet meer aangemerkt als omzet. De belastbare winst en het belastbare bedrag zijn volgens dit aangiftebiljet respectievelijk € 7.654 negatief en € 7.610 negatief.

20. Na het verzenden van de vooraankondiging is, met dagtekening 11 juli 2015, de navorderingsaanslag Vpb 2010 aan eiseres opgelegd.

Geschil

21. In geschil is of de navorderingsaanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is de kwalificatie van de door eiseres ontvangen bedragen als bedoeld onder 10. en 12. in geschil. Niet in geschil is dat verweerder mocht navorderen.

22. Eiseres is van mening dat de in 2009 en 2010 ontvangen bedragen van respectievelijk € 42.000 en € 54.000 voortvloeien uit het aandeelhouderschap van eiseres, met als gevolg dat die bedragen als voordeel uit hoofde van een deelneming, op grond van artikel 13 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet), zijn vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.

23. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de betalingen voortvloeien uit de management-ovk gesloten tussen eiseres en [H] B.V. en dat daarom sprake is van een belastbare managementvergoeding.

Beoordeling van het geschil

24. Eiseres doet een beroep op toepassing van een vrijstelling zodat op haar de bewijslast rust feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van voordelen uit hoofde van een deelneming.

25. Met hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd is zij naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd in het van haar te verlangen bewijs.

26. De rechtbank overweegt dat tussen eiseres als overdragende partij, [H] B.V. als overgenomen partij en [A] een management‑ovk is gesloten. Door middel van deze overeenkomst hebben partijen invulling gegeven aan hun wens de ten tijde van de aandelenoverdracht bestaande (werk)situatie voor bepaalde tijd te willen voortzetten met het oog op onder andere de overdracht van kennis door [A] . In die management‑ovk is de grondslag voor de onderhavige betalingen gelegen. Die grondslag verandert niet als [A] op grond van de VSO geen arbeid hoeft te verrichten.

27. Uit niets volgt dat de betalingen zouden moeten worden aangemerkt als onderdeel van de koopsom van de door eiseres overgedragen aandelen. Alle standpunten van eiseres stuiten af op het gegeven dat de schriftelijke vastlegging én de feitelijke gang van zaken juist in de richting van een – belaste – managementvergoeding wijzen.

28. Aangezien eiseres naar normale bewijslastverdelingsregels niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij terecht een beroep op een vrijstelling heeft gedaan, behoeft de vraag of zij voor de onderhavige jaren de vereiste aangifte heeft gedaan geen beantwoording.

29. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Vergoeding van immateriële schade

30. Ter zitting heeft eiseres een verzoek om toekenning van een immateriëleschadevergoeding gedaan wegens overschrijding van de redelijke termijn.

31. Geschillen over de heffing van belastingen behoren binnen een redelijke termijn te worden beslecht. Daarvoor geldt als uitgangspunt voor de bezwaar- en beroepsfase tezamen een termijn van twee jaar (zie Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, rechtsoverwegingen 3.2 en 3.4.2). In belastingzaken wordt, indien de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie (rechtsoverweging 3.9.1 van het hiervoor genoemde arrest).

32. De in aanmerking te nemen termijn begint in beginsel op het moment waarop het bezwaarschrift is ontvangen, in dit geval 21 juli 2015. De termijn is geëindigd met deze uitspraak. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de redelijke termijn moet worden verlengd, zodat de redelijke termijn is overschreden met afgerond elf maanden.

33. Indien in een belastinggeschil de redelijke termijn is overschreden, dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. Aangezien sprake is van twee zaken die gezamenlijk zijn behandeld en betrekking hebben op hetzelfde onderwerp wordt slechts eenmaal het tarief van € 500 per halfjaar gehanteerd. Eiseres heeft daarmee recht op een immateriëleschadevergoeding van € 1.000.

34. De overschrijding is voor – afgerond – 9/11e deel toerekenbaar aan de bezwaarfase (overschrijding in bezwaar negen maanden: ontvangst bezwaarschrift 21 juli 2015; uitspraak op bezwaar 26 oktober 2016, dat wil zeggen afgerond vijftien maanden, waar zes maanden een redelijke termijn behelst) en voor 2/11e deel aan de beroepsfase (overschrijding in beroep twee maanden; uitspraak op bezwaar 26 oktober 2016 tot en met de onderhavige uitspraak, dat wil zeggen afgerond twintig maanden, waar achttien maanden een redelijke termijn behelst). De rechtbank heeft onder ogen gezien dat voor de vraag of de redelijke termijn is overschreden de bezwaar- en beroepsfase samen worden geteld en in beginsel niet langer dan twee jaar mogen duren, waarbij voor de bezwaarfase een periode van in beginsel zes maanden is voorzien. Die bezwaarfase eindigt met het doen van uitspraak op bezwaar. Verdere vertraging kan verweerder niet worden verweten en komt dan ook voor rekening van de Staat.

Proceskostenvergoeding en griffierecht

35. Indien de rechtbank het beroep op zichzelf beschouwd ongegrond acht, maar wel een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn met overeenkomstige toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) toekent, is er aanleiding het griffierecht op de voet van artikel 8:74, tweede lid, van de Awb aan de belanghebbende te laten vergoeden en, indien sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb, een veroordeling uit te spreken in de proceskosten van de belanghebbende (zie Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.14.1).

36. De rechtbank vindt dan ook aanleiding aan eiseres een vergoeding toe te kennen voor de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.500 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 249, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 501 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

37. Aangezien de overschrijding van de redelijke termijn zowel aan het bestuursorgaan als aan de rechtbank is toe te rekenen, zal de vergoeding van het griffierecht en proceskosten deels moeten plaatsvinden door verweerder en deels door de Staat (de Minister van Rechtsbescherming). Om redenen van eenvoud en uitvoerbaarheid dient te worden uitgegaan van een verdeling waarbij ieder van hen de helft betaalt (vergelijk Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.14.2). De rechtbank zal dan ook zowel verweerder als de Staat opdragen ieder € 750, dat wil zeggen de helft van de proceskostenvergoeding, als ook ieder € 167, dat wil zeggen de helft van het betaalde griffierecht van € 334, aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen ongegrond;

- veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 818,18;

- veroordeelt verweerder in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 750;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht tot een bedrag van € 167 aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt de Staat om de door eiseres geleden immateriële schade aan haar te vergoeden tot een bedrag van € 181,82;

- veroordeelt de Staat in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 750;

- draagt de Staat op het betaalde griffierecht tot een bedrag van € 167 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.J.C. Pieterse, voorzitter, mr. A.F. Germs‑de Goede en mr. J.J. Westerbaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 4 juni 2018

griffier

voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.