Rechtbank Gelderland, 12-07-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2991, AWB - 18 _ 363
Rechtbank Gelderland, 12-07-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2991, AWB - 18 _ 363
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 12 juli 2018
- Datum publicatie
- 19 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2018:2991
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 363
Inhoudsindicatie
Onderzoek belastingdienst bij de ontvanger van de gift leidt tot weigering van de giftenaftrek.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/363
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV, hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.365. Tevens is bij beschikking € 22 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 4 januari 2018 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij fax van 19 januari 2018, dezelfde dag ontvangen door de rechtbank, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2018. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde, bijgestaan door de heer [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [B] .
Overwegingen
Feiten
1. In haar aangifte IB/PVV 2015 heeft eiseres een gift van € 1.500 aan [C] ( [D] , hierna: [E] ) opgevoerd.
2. Bij haar reactie op het voornemen van verweerder tot afwijking van de aangifte heeft eiseres overgelegd:
- de volgende kwitanties:
datum |
bedrag |
nummer |
23 januari 2015 |
€ 500 |
019049 |
23 januari 2015 |
€ 200 |
017844 |
Ongedateerd |
€ 20 |
079636 |
24 oktober 2015 |
€ 500 |
016548 |
24 oktober 2015 |
€ 200 |
14620 |
24 oktober 2015 |
€ 100 |
000947 |
- een verklaring van de [E] , gedagtekend 8 oktober 2016, waarin staat vermeld dat de partner van eiseres in 2015 een bedrag van in totaal € 1.520 heeft gedoneerd, dat als volgt is opgebouwd:
datum |
bedrag |
nummer |
23 januari 2015 |
€ 500 |
019049 |
23 januari 2015 |
€ 200 |
017844 |
23 januari 2015 |
€ 20 |
079636 |
24 oktober 2015 |
€ 500 |
016548 |
24 oktober 2015 |
€ 200 |
14620 |
24 oktober 2015 |
€ 100 |
000947 |
- bankafschriften, waaruit onder andere de volgende opnames blijken:
datum |
bedrag |
23 januari 2015 |
€ 720 |
23 oktober 2015 |
€ 250 |
23 oktober 2015 |
€ 250 |
24 oktober 2015 |
€ 250 |
3. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder de opgevoerde gift aan de [E] niet in aftrek toegelaten.
Geschil
4. In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Daarbij is in het bijzonder in geschil of bij de vaststelling van de giftenaftrek, vóór toepassing van de drempel, mede dient te worden uitgegaan van een gift aan de [E] van in totaal € 1.520. Dit geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres door overlegging van de verklaring, de kwitanties en de bankafschriften aannemelijk heeft gemaakt dat de gift is gedaan en dat zij recht heeft op aftrek van deze gift. Daarnaast is in geschil of de uitspraak op bezwaar op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
5. Eiseres voert aan dat het niet haar verantwoordelijkheid is om erop toe te zien of haar gift volledig in de administratie van de begiftigde is/wordt verwerkt. Als buitenstaander kan zij hier niet verantwoordelijk voor worden gehouden. Eiseres is van mening dat zij de geclaimde giften, alsmede de herkomst van de contante bedragen afdoende heeft aangetoond met de onder 2 genoemde overgelegde stukken.
6. Verweerder betwist dat eiseres de gestelde gift daadwerkelijk heeft gedaan. Ter onderbouwing van deze stelling stelt verweerder dat hij de kasadministratie 2015 van de [E] heeft geraadpleegd op de aanwezigheid van de door eiseres geclaimde giften. De controlerend ambtenaar, de heer [F] , regiocoördinator systeemfraude IH, heeft in een ambtsedige verklaring hierover verklaard dat hij de kasadministratie van de [E] heeft geraadpleegd op de door eiseres en haar partner opgevoerde giften van in totaal € 720 op 23 januari 2015 en in totaal € 800 op 24 oktober 2015, en waarbij hij heeft geconstateerd dat deze giften niet in de kasadministratie voorkomen.
Beoordeling van het geschil
7. Ingevolge artikel 6.39, eerste lid, van de Wet IB 2001 worden andere giften in aanmerking genomen voorzover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd.
8. De rechtbank stelt voorop dat op eiseres, die aanspraak maakt op aftrek van de giften, de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat zij aan de voorwaarden voor aftrek voldoet. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres, gelet op het gemotiveerde verweer van verweerder, hierin niet geslaagd.
9. De stelling van eiseres dat een omissie in de kasadministratie van de [E] niet aan haar kan worden toegerekend, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, niet is komen vast te staan dat sprake is van een omissie.
10. De door eiseres genoemde uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5555, leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie. Uit deze uitspraak komt niet naar voren dat in die zaak de verweerder de administratie van de begiftigde heeft onderzocht. In de onderhavige zaak strandt de aftrek van de gift aan de [E] met name op het resultaat van een dergelijk onderzoek bij de begiftigde.
11. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij € 1.500 geschonken aan de [E] . Verweerder heeft de aftrek van de giften terecht gecorrigeerd.
12. Eiseres stelt in haar beroepschrift dat de uitspraak op bezwaar niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen.
13. Eiseres heeft zelf bezwaar gemaakt. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar duidelijk aangegeven hoe de aanslag is vastgesteld en heeft hierbij alle argumenten afgewogen. Eiseres heeft niet op een uitnodiging voor een hoorgesprek gereageerd. Dat de gemachtigde ten tijde van het indienen van het beroepschrift wellicht niet de beschikking had over alle stukken, doet hieraan niet af. De gemachtigde had na ontvangst van het verweerschrift met bijlagen desgewenst alsnog een reactie op de standpunten van verweerder kunnen geven. Kennelijk bestond voor hem geen aanleiding hiertoe.
14. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres ongegrond.
15. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, is ook het beroep inzake de beschikking belastingrente ongegrond.
16. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, rechter, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 juli 2018 |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |