Rechtbank Gelderland, 20-11-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4966, AWB - 18 _ 1241
Rechtbank Gelderland, 20-11-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4966, AWB - 18 _ 1241
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 20 november 2018
- Datum publicatie
- 23 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2018:4966
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 1241
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting, art. 6.17. Aftrek uitgaven voor specifieke zorgkosten. Eiseres en haar partner hebben veel zorg nodig. De rechtbank stelt de aftrek specifieke zorgkosten iets hoger vast dan de Belastingdienst, onder meer door stroomkosten van het beademingsapparaat van de partner van eiseres in aftrek toe te staan. Een beroep op de hardheidsclausule vanwege de nijpende situatie van eiseres door de ingrijpende wijzigingen in de zorg per 2015 mag de belastingrechter niet beoordelen. Die bevoegdheid komt toe aan de Minister van Financiën.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/1241
in de zaak tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2015 een aanslag (aanslagnummer [000] .H.56.01) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.368. Tevens is bij beschikking € 114 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 januari 2018 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen op 6 maart 2018 digitaal beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2018.
Eiseres is met haar echtgenoot en twee begeleiders verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] , [A] en [B] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen haar standpunt nader te onderbouwen. Verweerder heeft op de reactie van eiseres gereageerd. Op 27 september 2018 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Partijen hebben verklaard geen behoefte te hebben aan een nadere mondelinge behandeling.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres lijdt aan diverse aandoeningen. Tot de stukken van het geding behoren persoonlijke zorgplannen, waarin is vermeld dat eiseres lijdt aan chronisch obstructieve longziekte (COPD), rugklachten (discopathie), chronische pijn in de spieren (fibromyalgie), duizelingen en oorsuizen (ziekte van Menière), gewrichtsslijtage (artrose), tekort aan schildklierhormonen (hypothyreoïdie), ischemische hartklachten, allergieën, vermoeidheid en misselijkheid. Eiseres heeft in 2015 een persoonsgebonden budget toegekend gekregen van € 12.628.
2. Eiseres is gehuwd met de heer [Y] (hierna: de partner van eiseres). Hij lijdt aan de spierziekte Limb-girdle-dystrofie en is bedlegerig. In 2015 heeft de partner van eiseres een inkomen gehad van € 19.492 en een persoonsgebonden budget toegekend gekregen van € 141.831.
3. In de aangifte IB/PVV 2015 heeft eiseres een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 11.648. Dit inkomen bestaat uit een arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 20.711, verminderd met de persoonsgebonden aftrek voor uitgaven voor specifieke zorgkosten van € 9.063.
4. Bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2015 is verweerder afgeweken van de aangifte. Verweerder heeft de aftrek voor specifieke zorgkosten verminderd tot € 2.343. Deze correctie is in de uitspraak op bezwaar gehandhaafd en is als volgt berekend:
Aangifte |
Aanslag |
|||||
Kosten medicijnen |
€ |
2.132 |
€ |
851 |
||
Uitgaven voor hulpmiddelen |
€ |
2.270 |
€ |
- |
||
Uitgaven voor vervoer i.v.m. ziekte of invaliditeit |
€ |
2.740 |
€ |
686 |
||
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed |
€ |
775 |
€ |
620 |
||
Genees- en heelkundige hulp |
€ |
960 |
€ |
- |
||
Uitgaven voor extra gezinshulp minus drempel |
€ |
858 |
+ |
€ |
858 |
+ |
Uitgaven specifieke zorgkosten |
€ |
9.735 |
€ |
3.015 |
||
Drempel |
€ |
672 |
- |
€ |
672 |
- |
Totaal aftrekbaar bedrag |
€ |
9.063 |
€ |
2.343 |
Geschil
5. In geschil is het bedrag aan aftrekbare specifieke zorgkosten.
6. Eiseres vindt dat verweerder niet genoeg rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Ter zitting heeft eiseres benadrukt dat in 2015 de eigen bijdragen, de vergoedingen en de administratieve lasten van de zorg in haar nadeel zijn gewijzigd en dat de situatie van haar en haar echtgenoot echt nijpend is geworden.
7. Verweerder is van mening dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Volgens verweerder zouden op basis van de door eiseres aangeleverde gegevens de aftrekbare kosten voor medicijnen eigenlijk € 412 bedragen en de aftrekbare uitgaven voor extra gezinshulp nihil. Dit zou leiden tot een aftrek voor specifieke zorgkosten van € 1.046. Ter zitting heeft verweerder verklaard aan die constatering geen gevolgen te willen verbinden en zich niet te beroepen op interne compensatie.
Beoordeling van het geschil
8. Een belastingplichtige mag de op hem drukkende uitgaven voor specifieke zorgkosten als persoonsgebonden aftrek in mindering brengen op zijn inkomen (artikel 6.1, aanhef en eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001). Ook uitgaven gedaan voor de partner van de belastingplichtige worden in aanmerking genomen (artikel 6.16 van de Wet IB 2001).
9. Als specifieke zorgkosten zijn aftrekbaar – voor zover hier van belang – de uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor genees- en heelkundige hulp, vervoer, farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts, andere hulpmiddelen, extra gezinshulp en extra kleding en beddengoed (artikel 6.17, eerste lid, sub a, b, c, d, e en g, van de Wet IB 2001).
10. Niet aftrekbaar zijn – voor zover hier van belang – bijdragen voor de Wet langdurige zorg (Wlz), de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO) en de Zorgverzekeringswet en uitgaven die ten laste komen van of vallen onder het eigen risico van de zorgverzekering (artikel 6.18, eerste lid, onderdelen c, d, e, f en g, van de Wet IB 2001).
11. Op eiseres rust de bewijslast aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor aftrek is voldaan. De rechtbank zal beoordelen of daaraan is voldaan. De rechtbank hanteert daarbij de volgorde van de aangifte.
Kosten medicijnen
12. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 2.132 aangegeven als kosten voor medicijnen. Dit bedrag bestaat uit de eigen bijdrage van de partner van eiseres van € 142,15, de eigen bijdrage van eiseres van € 269,21, de door eiseres betaalde medicijnen van € 439,08 en voor het overige (€ 1.281,56) heeft dit volgens eiseres betrekking op de uitgaven voor spoelmiddelen voor de darmen in verband met het gebruik van morfine. Van deze laatste post heeft eiseres geen bonnen meer beschikbaar.
13. Verweerder heeft een bedrag van € 851 geaccepteerd, bestaande uit de eigen bijdrage van de partner van eiseres van € 142,15, de eigen bijdrage van eiseres van € 269,21 en uit door eiseres betaalde medicijnen van € 439,08. Het geschil beperkt zich daarom tot de vraag of eiseres recht heeft op aftrek van € 1.281 aan uitgaven voor spoelmiddelen voor de darmen.
14. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen het bedrag van € 1.281 nader te onderbouwen. In haar reactie heeft eiseres een afschrift van de voorgeschreven medicatie van haar huisarts overgelegd. Ook heeft eiseres een verklaring van haar huisarts daterend van 2 augustus 2018 overgelegd, waarin staat:
“[de partner van eiseres] is bekend met Limb Girdle spierdystrofie, waardoor hij grotendeels is verlamd. Hij is voornamelijk bedlegerig. Door zijn spierverval heeft hij veel pijn, waarvoor hij sterke pijnstillers gebruikt (opiaten), die vertragend werken op zijn darmen. Het is van groot belang dat hij voldoende wordt gelaxeerd om ernstige verstoppingen te voorkomen. Een deel van de laxeermiddelen worden vergoed, maar [de partner van eiseres] heeft ook laxantia nodig die niet door de zorgverzekeraar worden vergoed (zoals oa.a Colex klysma’s en bisacodyl).”
15. Eiseres heeft na de schorsing van het onderzoek facturen van de apotheek overgelegd. Dit zijn tot een bedrag van € 439,08 facturen die door verweerder al in aftrek zijn toegelaten, en voor een bedrag van € 28,82 een nieuwe factuur voor oxazepam, melatonine en paracetamol. De rechtbank zal eerst deze laatste factuur beoordelen. Het gaat hierbij weliswaar om een verstrekking van medicijnen in 2014, maar om een factuur en een betaling voor het jaar 2015, dus om uitgaven in 2015. In zijn brief van 10 september 2018 heeft verweerder erkend dat het gaat om middelen die niet door de zorgverzekeraar worden vergoed. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van drukkende uitgaven. Deze zijn aftrekbaar voor zover ze op voorschrift van de arts zijn verstrekt. Tot de gedingstukken behoort een (bestel)lijst bestemd voor de apotheek met de medicatie van de familie [X & Y] . Op deze lijst staat een stempel van de huisarts. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de lijst voldoende aannemelijk dat de op de lijst vermelde medicijnen op voorschrift van de arts worden verstrekt. De uitgaven voor deze medicijnen komen daarom voor aftrek in aanmerking.
16. De overige facturen tot een bedrag van € 439,08 heeft verweerder al in aftrek toegelaten. Dit is inclusief een bedrag van € 80,51 aan uitgaven voor Colex klysma’s en Bisacodyl laxeertabletten, zoals door de huisarts genoemd. In zoverre kunnen de na de schorsing van het onderzoek overgelegde facturen niet tot een aanvullende aftrek leiden. Eiseres heeft niet door middel van opgevraagde kopiefacturen of een verklaring van de apotheek aannemelijk gemaakt dat zij daarnaast nog tot een bedrag van € 1.281 uitgaven heeft gedaan voor spoelmiddelen voor de darmen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een hogere aftrek voor medicijnen dan verweerder al heeft verleend.
17. Gelet hierop dient het aftrekbare bedrag aan kosten voor medicijnen € 880 (€ 851 + € 29) te bedragen.
Uitgaven voor hulpmiddelen
18. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 2.270 aangegeven als uitgaven voor hulpmiddelen. Dit bedrag bestaat uit de afschrijving van een scootmobiel van € 455, extra kosten voor elektriciteit van € 965, extra kosten voor water van € 210 en extra kosten voor verplegend personeel van € 640, zoals voor koffie, thee en toiletpapier. Verweerder heeft de aftrek gecorrigeerd naar nihil.
19. Uitgaven gedaan voor andere hulpmiddelen zijn aftrekbaar, voor zover deze hulpmiddelen van een zodanige aard zijn dat zij hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt (artikel 6.17, eerste lid, onderdeel d, van de Wet IB 2001). Scootmobielen worden niet aangemerkt als een ander hulpmiddel (artikel 6.17, tweede lid, onder 2, van de Wet IB 2001). Dit betekent dat uitgaven voor scootmobielen niet voor aftrek in aanmerking komen.
20. Met betrekking tot de scootmobiel heeft eiseres ter zitting verklaard deze in 2015 te hebben gehuurd. Gelet op de wettekst en het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 17 maart 2014, nr. BLKB2014/285M, komen de huurbetalingen voor de scootmobiel niet voor aftrek in aanmerking. Verweerder heeft daarom terecht het bedrag van € 455 niet in aftrek toegestaan.
21. Met betrekking tot de extra kosten voor elektriciteit oordeelt de rechtbank dat deze voor aftrek in aanmerking komen tot € 500. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De ademhalingsfunctie van de partner van eiseres is verstoord en hij gebruikt daardoor 24 uur per dag een beademingsapparaat. De stroom ondersteunt dit hulpmiddel. Daarmee is er een direct verband tussen de uitgaven voor elektriciteit en de ziekte van de partner van eiseres (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3820, overweging 4.8). Omdat de elektriciteitskosten voor zover die betrekking hebben op de scootmobiel niet aftrekbaar zijn, beperkt de rechtbank de aftrek schattenderwijs tot € 500. Dat er sprake is van extra waterverbruik als gevolg van de aandoeningen is onvoldoende met feiten ondersteund. De kosten van € 210 zijn daarom niet aftrekbaar.
22. Met betrekking tot de extra kosten voor koffie, thee en toiletpapier voor verplegend personeel van € 640 is de rechtbank van oordeel dat deze niet voor aftrek in aanmerking komen. Deze uitgaven staan in een te ver verwijderd verband met de aandoeningen van eiseres en haar partner om als hulpmiddelen te kunnen worden aangemerkt.
23. Gelet hierop dient het aftrekbare bedrag aan uitgaven voor hulpmiddelen € 500 te bedragen, zodat de aftrekbare uitgaven specifieke zorgkosten met € 500 moeten worden verhoogd.
Uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit
24. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 2.740 aangegeven als uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit. Uit de toelichting van eiseres volgt dat zij in 2015 een bus van de gemeente Doetinchem in bruikleen heeft gehad en daarmee 19.825 kilometer heeft gereden. Door de gemeente Doetinchem is een kilometervergoeding verstrekt van € 1.027. Op basis van een vergoeding van € 0,19 per kilometer is eiseres van mening dat de uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit € 2.740 (19.825 × € 0,19 − € 1.027) bedragen.
25. Verweerder heeft een bedrag van € 686 geaccepteerd, zijnde € 2.740 × 25%.
26. Als vervoerskosten zijn aftrekbaar uitgaven voor bezoek aan medische hulpverleners of voor het ondergaan van een medische behandeling. Daarnaast zijn de overige op belastingplichtige drukkende vervoerskosten aftrekbaar voor zover zij meer bedragen dan de vervoerskosten van andere belastingplichtigen die niet ziek of invalide zijn, maar overigens in dezelfde financiële en maatschappelijke positie verkeren als belastingplichtige (zie Kamerstukken II, 2008-2009, 31 706, nr. 3, p. 46-47 en Hoge Raad 18 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1017).
27. De rechtbank overweegt als volgt. Dat eiseres recht heeft op aftrek van vervoerskosten voor het bezoek aan medische hulpverleners en voor behandelingen is niet in geschil. Wel is in geschil of er daarnaast recht bestaat op aftrek van overige kosten van vervoer. De rechtbank acht geloofwaardig dat eiseres en haar partner afhankelijk zijn van de bus die zij in bruikleen hebben. De partner van eiseres wordt daarin met bed en al vervoerd. Andere vervoersmogelijkheden zijn er daarom niet voor hem. Dit is echter niet voldoende om voor aftrek in aanmerking te komen. Eiseres moet aannemelijk maken dat op haar en haar partner meer vervoerskosten drukken dan op andere belastingplichtigen die in dezelfde financiële en maatschappelijke positie verkeren, maar niet ziek zijn (hierna: referentiehuishouden). Om een vergelijking met zo’n referentiehuishouden mogelijk te maken is nodig dat eiseres aannemelijk maakt hoe hoog haar werkelijke vervoerskosten zijn (meestal uitgedrukt in een bedrag per kilometer). Dit kan zowel meer als minder zijn dan het forfaitaire bedrag (€ 0,19 per kilometer) dat eiseres heeft gehanteerd. Eiseres heeft de op haar drukkende werkelijke vervoerskosten echter niet aannemelijk gemaakt. Onduidelijk is bijvoorbeeld welke kosten (zoals bijvoorbeeld afschrijving en onderhoud) met betrekking tot de bus door eiseres worden gedragen en welke kosten voor rekening van de gemeente komen en waar de vergoeding van de gemeente op ziet. Er zijn daarom in de gedingstukken onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de vervoerskosten van eiseres en haar partner hoger zijn dan die van het referentiehuishouden. Eiseres heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat zij in aanmerking komt voor een hogere aftrek van vervoerskosten dan verweerder al in aanmerking heeft genomen. De rechtbank weegt daarbij mee dat verweerder voor de doktersbezoeken een hoger bedrag in aftrek heeft toegelaten dan dat met bewijsstukken is onderbouwd.
28. Gelet hierop dient het aftrekbare bedrag aan uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit € 686 te bedragen, zoals door verweerder al in aanmerking is genomen.
Extra uitgaven voor kleding en beddengoed
29. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 775 aangegeven als uitgaven voor extra kleding en beddengoed. Verweerder heeft de aftrek verminderd tot € 620.
30. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel g, van de Wet IB 2001 en artikel 38 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (tekst 2015) worden uitgaven voor extra kleding en beddengoed alsmede daarmee samenhangende extra uitgaven in aanmerking genomen voor een bedrag van € 310 dan wel, indien blijkt dat die uitgaven € 620 te boven gaan, voor een bedrag van € 775, indien (a) de genoemde uitgaven voortvloeien uit ziekte of invaliditeit van een persoon als bedoeld in artikel 6.16 van de wet die tot het huishouden van de belastingplichtige behoort; en (b) de ziekte of invaliditeit ten minste een jaar heeft geduurd of vermoedelijk zal duren.
31. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder vermeld dat ‘uit de bewijsstukken die door eiseres zijn geleverd’ blijkt dat zij kosten voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed heeft gehad van € 620. Ter zitting heeft verweerder bevestigd hieraan abusievelijk niet het gevolg te hebben gegeven dat eiseres recht heeft op een aftrek van € 775.
32. Gelet hierop dient het aftrekbare bedrag aan extra uitgaven voor kleding en beddengoed € 775 te bedragen, zodat de aftrekbare uitgaven specifieke zorgkosten met € 155 moeten worden verhoogd.
Genees- en heelkundige hulp
33. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 960 aangegeven als uitgaven voor genees- en heelkundige hulp. Eiseres heeft toegelicht dat dit bedrag is gebaseerd op een deel van de eigen bijdrage voor verpleging, fysiotherapie en lichamelijke verzorging die voortvloeit uit ziekte. Verweerder heeft de aftrek gecorrigeerd naar nihil.
34. Op grond van de wettekst komen eigen bijdragen voor de zorgverzekering niet voor aftrek in aanmerking. Ook kon eiseres desgevraagd ter zitting niet meer aangeven op welke uitgaven deze aftrekpost betrekking had. Daarom is onvoldoende duidelijk geworden dat sprake is van uitgaven voor genees- en heelkundige hulp. Verweerder heeft de aftrek terecht gecorrigeerd naar nihil.
35. Gelet hierop dient het aftrekbare bedrag aan genees- en heelkundige hulp € 0 te bedragen.
Uitgaven voor extra gezinshulp
36. Eiseres heeft in haar aangifte een bedrag van € 1.260 aangegeven als uitgaven voor extra gezinshulp vóór toepassing van de drempel. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder dit bedrag in aftrek toegelaten. Verweerder concludeert in zijn verweerschrift dat eiseres geen recht heeft op aftrek van uitgaven voor extra gezinshulp, maar verbindt daaraan geen gevolgen. Daarom behoeft dit punt geen behandeling. De stellingen kunnen niet tot een verhoging van de aftrekbare uitgaven voor extra gezinshulp leiden.
Hardheidsclausule
37. Eiseres heeft ter zitting geschetst dat er sprake is van een nijpende situatie. In 2015 is een groot deel van de uitvoering van zorgtaken naar de gemeente gegaan. Zaken die eerst werden vergoed, komen nu volgens de gemeente niet meer voor vergoeding in aanmerking. Er moet steeds meer zelf betaald worden. Bij de SVB, die gaat over het persoonsgebonden budget, zijn fouten gemaakt waardoor verzorgers niet betaald konden worden, terwijl 24-uurs zorg nodig is voor de partner van eiseres. Deze 24-uurs zorg geeft ook veel extra kosten, die nergens onder vallen en die door geen enkele instantie vergoed worden. Er komen naheffingen aan van onder andere het CAK. Eiseres moet overal hard voor vechten; zij heeft (hierdoor) een hersencollapse gekregen. Er is een enorme administratieve rompslomp, maar juist door haar hersencollapse heeft zij niet meer van alles een bonnetje bewaard. Op grond van het voorgaande doet eiseres een beroep op de hardheidsclausule. Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres en haar partner in een moeilijke situatie verkeren. Het behoort echter niet tot de bevoegdheid van de belastingrechter een oordeel te geven over het functioneren van bijvoorbeeld de gemeente of de SVB. Het toepassen van de hardheidsclausule in belastingzaken is voorbehouden aan de Minister van Financiën. Deze bevoegdheid komt niet toe aan de belastingrechter.
Tot slot
38. Op basis van het voorgaande hebben de uitgaven voor specifieke zorgkosten van eiseres in 2015 € 3.699 bedragen. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres recht heeft op een aftrek van specifieke zorgkosten van € 3.027 (€ 3.699 – 672). Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt dan € 17.684.
39. Nu eiseres geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte belastingrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
40. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
41. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 20,72, te weten de door eiseres gemaakte reis- en verblijfskosten voor het bijwonen van de zitting. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.684;
- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 20,72;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van S. Lensink MSc, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 20 november 2018 |
||
griffier |
rechter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |