Rechtbank Gelderland, 16-02-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:705, AWB - 17 _ 589, AWB - 17 _ 591
Rechtbank Gelderland, 16-02-2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:705, AWB - 17 _ 589, AWB - 17 _ 591
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 16 februari 2018
- Datum publicatie
- 19 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2018:705
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:415, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 589, AWB - 17 _ 591
Inhoudsindicatie
Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. In de supermarkt van eiseres staat een sinaasappelpers waarmee klanten verse sinaasappelsap kunnen persen en kopen. Eiseres meent dat niet zij de vervaardiger is van het vruchtensap, maar de klant, zodat eiseres ook niet de belastingplichtige is in de zin van de WVAD. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van eiseres, die de persmachine heeft aangeschaft, in haar winkel geplaatst, en dagelijks de lege flesjes alsmede de sinaasappels beschikbaar stelt, bepalend is voor de vraag of in haar supermarkt vruchtensap kan worden geperst en daarom valt onder het begrip "vervaardigen". Dit oordeel is ook in lijn met de uitgangspunten in de parlementaire geschiedenis bij de Wet overige fiscale maatregelen 2014. Beroep ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 17/589 en AWB 17/591
in de zaken tussen
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Eiseres heeft op 7 maart 2016 op aangifte verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken voldaan over de kalenderjaren 2014 en 2015 ten bedrage van respectievelijk € 296 en € 288.
Hiertegen heeft eiseres tijdig bezwaar gemaakt. Op 30 januari 2017 heeft verweerder ingestemd met het verzoek van eiseres om de bezwaarschriften aan de rechtbank door te zenden als rechtstreeks beroep (artikel 7:1a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2017 bij de enkelvoudige kamer. Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaken verwezen naar de meervoudige kamer.
Eiseres heeft de rechtbank desgevraagd schriftelijk laten weten dat zij in het kader van de voorzetting van het onderzoek wenst te worden gehoord.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2018. Namens eiseres is daar verschenen de gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [A] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres exploiteert een supermarkt. In deze supermarkt staat een pers-machine voor sinaasappels. Bovenop de persmachine staat een mand met sinaasappelen. Deze wordt een aantal maal per dag bijgevuld door een medewerker. Klanten van de supermarkt die dit willen, kunnen met behulp van deze persmachine vers sinaasappelsap persen door een leeg flesje te pakken, onder de machine te zetten en op de knop te drukken. Na het persen en het opvangen van het versgeperste sap kunnen de klanten de flesjes met sap bij de kassa afrekenen.
2. Eiseres heeft in 2014 en 2015 respectievelijk 17.189 liter en 17.044 liter versgeperst sinaasappelsap aan klanten verkocht.
3. Op 2 februari 2016 respectievelijk op 26 januari 2016 heeft eiseres aangifte verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (verbruiksbelasting) over het kalenderjaar 2014 respectievelijk het kalenderjaar 2015 gedaan. De op aangifte verschuldigde verbruiksbelasting over 2014 van € 296 en over 2015 van € 288 heeft eiseres op 7 maart 2016 voldaan.
Geschil
4. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres in 2014 en in 2015 belastingplichtig is voor de verbruiksbelasting met betrekking tot het in de supermarkt door de klanten versgeperste sinaasappelsap. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres degene is die het versgeperste sinaasappelsap vervaardigt in de zin van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken (WVAD). Eiseres meent dat niet zij de vervaardiger is maar de klant, terwijl verweerder de tegengestelde mening is toegedaan.
5. Op de tweede zitting heeft eiseres haar subsidiaire standpunt, dat de wijze van heffing disproportioneel is, ingetrokken.
Beoordeling van het geschil
6. Volgens de WVAD wordt een verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken geheven (artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de WVAD) ter zake van onder meer de uitslag van alcoholvrije dranken (artikel 1, tweede lid, van de WVAD).
7. Onder uitslag wordt in de WVAD verstaan het brengen van alcoholvrije dranken buiten een plaats die voor dat soort goederen als inrichting is aangewezen (artikel 3, eerste lid, van de WVAD). Indien geen vergunning nodig is – de situatie waarop artikel 15a ziet – dan wordt als uitslag mede aangemerkt het vervaardigen van vruchten- of groentesap boven een hoeveelheid van 12.000 liter per kalenderjaar (artikel 3, tweede lid, van de WVAD). Onder vervaardigen van alcoholvrije dranken wordt verstaan elk handelen waarbij of waardoor die goederen ontstaan (artikel 2, onderdeel a, van de WVAD).
8. De belasting wordt geheven van de vergunninghouder van de inrichting of van degene die ingevolge artikel 15a geen vergunning voor een inrichting heeft maar in een kalenderjaar meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap vervaardigt (artikel 16, onder b, van de WVAD). Een vergunning is niet vereist indien per kalenderjaar doorgaans niet meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap wordt vervaardigd en uitsluitend vruchten- of groentesap wordt vervaardigd (artikel 15a, eerste lid, van de WVAD).
9. Indien in twee achtereenvolgende kalenderjaren meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap per kalenderjaar is vervaardigd, moet een vergunning worden aangevraagd (artikel 15a, tweede lid, van de WVAD). De vergunning wordt verleend voor een periode van ten minste 5 jaar (artikel 15a, derde lid, van de WVAD). Binnen deze periode van vijf jaar kan de vergunninghouder geen verzoek indienen om intrekking van de vergunning, tenzij geen vruchten- of groentesap meer wordt vervaardigd (artikel 15a, vierde lid, van de WVAD).
10. Het is verboden om buiten een inrichting alcoholvrije dranken te vervaardigen anders dan als particulier (artikel 39, eerste lid, onder a, van de WVAD). Dit verbod geldt niet indien per kalenderjaar niet meer dan 12.000 liter vruchten- of groentensap buiten een inrichting wordt vervaardigd (artikel 39, tweede lid, van de WAVD).
11. In de parlementaire geschiedenis bij de Wet overige fiscale maatregelen 2014 is onder meer het volgende vermeld:
" In de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt een vrijstelling van verbruiksbelasting voorgesteld tot een hoeveelheid van 12.000 liter per kalenderjaar voor vruchten- of groentesap dat wordt vervaardigd buiten een zogenoemde inrichting. Ook wordt een ontheffing voorgesteld van het vereiste van een vergunning voor een inrichting indien per kalenderjaar doorgaans niet meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap wordt vervaardigd. Op grond van de huidige regelgeving is het vervaardigen van vruchten- of groentesap buiten een inrichting geen belastbaar feit. Met het buiten een inrichting vervaardigen van vruchten- of groentesap wordt echter wel een verbodsbepaling overtreden. Dit is met name voor de zogenoemde zelfpersers (te denken valt aan persapparaten in onder meer cafés, kantines en supermarkten) en ook voor de Belastingdienst een onwenselijke situatie. Door de regeling die wordt voorgesteld hoeven met name de meeste zelfpersers geen vergunning aan te vragen en geen verbruiksbelasting te betalen als niet meer dan 12.000 liter vruchten- of groentesap per kalenderjaar wordt geproduceerd. Hierdoor worden de betreffende ondernemers niet geconfronteerd met administratieve lasten in relatie tot een betrekkelijk gering bedrag aan belasting. Deze regeling voorkomt dat de Belastingdienst een groot aantal vergunningen moet verlenen, hetgeen uitvoeringskosten bespaart. "
(TK 2013-2014, 33 753, nr. 3, p.8)
" De leden van de fractie van de VVD wijzen op de maatregel voor vruchten- en groentesap die leidt tot een vrijstelling van verbruiksbelasting voor de productie van 12.000 liter vruchten- en groentesap buiten een inrichting. Deze leden vragen zich af hoe dit volume zal worden gecontroleerd en wat de reden is om de limiet op 12.000 liter te zetten. Het volume van 12.000 liter is zo gekozen met het oog op de zogenoemde zelfpersers. Het betreft hier niet alleen horeca en bedrijfsrestaurants maar ook supermarkten waar zelfpersapparaten staan. Doorgaans produceren deze zelfpersers jaarlijks niet meer dan 12.000 liter; door deze limiet worden zij ontzien wat betreft administratieve lasten. (…)
De leden van de fractie van het CDA vragen zich af waarom zelfpersers onder de verbodsbepaling van artikel 39 van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten vallen. Dit artikel bepaalt dat het verboden is om buiten een inrichting alcoholvrije dranken te vervaardigen anders dan als particulier voor eigen verbruik. De zogenoemde zelfpersers persen onder meer vruchtensap ter plekke uit vers fruit en leveren dat sap rechtstreeks af aan consumenten. Omdat deze zelfpersers geen vergunning voor een inrichting hebben, wordt wel de hiervoor genoemde verbodsbepaling overtreden.
De leden van de fractie van het CDA vragen waarom de vrijstelling van 12.000 liter niet voor alle producenten van vruchten- en groentesap geldt. (…) Het invoeren van een vrijstelling van 12.000 liter voor alle producenten, dus ook voor degenen die meer dan 12.000 liter produceren, zou een verdergaande maatregel zijn dan nodig is om het beoogde doel te bereiken. Daarnaast zou een dergelijke vrijstelling leiden tot een niet gewenste budgettaire derving en tevens de vraag oproepen waarom de vrijstelling niet ook geldt voor andere alcoholvrije dranken. "
(TK 2013-2014, 33 753, nr. 7, p.11)
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij niet kan worden aangemerkt als degene die de vruchtensap vervaardigt in de zin van de WVAD en dat daarom geen sprake is van uitslag en zij dus ten onrechte is aangemerkt als belastingplichtige. Volgens eiseres moeten de consumenten - die in de supermarkt een flesje kiezen, onder de pers plaatsen en op de knop drukken - als de vervaardigers worden aangemerkt. De rol van eiseres bij het persen van het sap moet volgens haar als ondergeschikt worden gezien.
13. Naar het oordeel van de rechtbank dient eiseres te worden aangemerkt als degene die vruchtensap uitslaat doordat zij per kalenderjaar meer dan 12.000 liter vruchtensap vervaardigt. Het handelen van eiseres, die de persmachine heeft aangeschaft, in haar winkel geplaatst, en dagelijks de lege flesjes alsmede de sinaasappels beschikbaar stelt, is zodanig bepalend voor de vraag of in haar supermarkt vruchtensap kan worden geperst, dat dit valt onder het begrip "vervaardigen" als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de WVAD. Met deze constatering is niet meer van belang of daarnaast de handelingen van de consument, die een flesje kiest, dat onder de machine plaatst en op de knop drukt, ook als vervaardigen kunnen worden aangemerkt of slechts als hulpwerkzaamheid (vgl. Hoge Raad 24 augustus 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2841). Dit oordeel is ook in lijn met de uitgangspunten in de parlementaire geschiedenis bij de Wet overige fiscale maatregelen 2014, waarbij de vrijstelling voor zelfperseres in combinatie met de vergunningplicht als meer dan 12.000 liter per jaar wordt geperst is ingevoerd.
14. Aan eiseres kan wel worden toegegeven dat het kennelijk de bedoeling is geweest om het persen in supermarkten onder de vrijstelling te laten vallen en dat de verwachting was dat gemiddeld genomen niet méér dan 12.000 liter per jaar zou worden geperst. Dat deze verwachting niet is uitgekomen, kan echter op zichzelf genomen niet afdoen aan het feit dat op grond van de wettelijke bepalingen eiseres terecht door verweerder als de vervaardiger van het versgeperste sap is aangemerkt.
15. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. J.J. Westerbaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 16 februari 2018 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |