Rechtbank Gelderland, 28-03-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1358, AWB - 18 _ 4732
Rechtbank Gelderland, 28-03-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1358, AWB - 18 _ 4732
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 28 maart 2019
- Datum publicatie
- 1 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:1358
- Zaaknummer
- AWB - 18 _ 4732
Inhoudsindicatie
Leges. Vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft over het voorgenomen bouwproject overlegd met ambtenaren van de omgevingsdienst die haar – ten onrechte - hebben gezegd dat als zij de vergunningaanvraag zou indienen vóór inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan, de legessanctie nog steeds van toepassing zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat de toezegging aan verweerder kan worden toegerekend omdat de ambtenaren bevoegd waren zich uit te laten over de juridische status van het bestemmingsplan (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2733). Eiseres hoefde niet te begrijpen dat de toezegging onjuist was. Beroep gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/4732
in de zaak tussen
en
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres een legesfactuur opgelegd ten bedrage van € 13.567.
Bij uitspraak op bezwaar van 12 juli 2018 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en de factuur verminderd tot € 11.488,46.
Hiertegen heeft eiseres tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door [gemachtigde] . Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .
Overwegingen
1. Eiseres heeft op [2018 1] een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van vier woningen. Ter voorbereiding op het indienen van die aanvraag heeft eiseres gesproken met twee ambtenaren van de omgevingsdienst, [A] en [B] . Over het nieuwe bestemmingsplan heeft eiseres ook nog contact gehad met een andere ambtenaar, [C] . Het nieuwe bestemmingsplan is op 27 november 2017 door de gemeenteraad vastgesteld en is op 16 januari 2018 in werking getreden.
2. Op [2018 2] heeft verweerder de leges voor het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag vastgesteld op een bedrag van € 13.567. Bij de uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard, behalve dat de leges zijn verminderd omdat verweerder is uitgegaan van lagere bouwkosten.
3. Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar aangevoerd dat zij erop mocht vertrouwen dat geen leges in rekening zou worden gebracht. Dit is haar in een tweetal gesprekken met ambtenaren van de gemeente medegedeeld. Volgens [A] en [B] zou, als eiseres de aanvraag zou indienen vóórdat het nieuwe bestemmingsplan in werking zou treden, de zogenoemde legessanctie van toepassing zou zijn. Dit houdt in dat geen leges in rekening mogen worden gebracht omdat het geldende bestemmingsplan niet op tijd geactualiseerd is door de gemeenteraad.
4. De rechtbank stelt voorop dat uit de toepasselijke wettelijke regels volgt dat de legessanctie in deze zaak niet meer gold op het moment dat de vergunningaanvraag werd ingediend. De legessanctie is in leven geroepen om ervoor te zorgen dat gemeenteraden bestemmingsplannen tijdig actualiseren. In dit geval was het oude bestemmingsplan inderdaad niet op tijd geactualiseerd en mochten dus geen leges in rekening worden gebracht totdat de gemeenteraad een nieuw plan zou vaststellen. Dat is gebeurd op 27 november 2017. Het vaststellen van een nieuw of geactualiseerd bestemmingsplan door de gemeenteraad is voldoende om de legessanctie op te heffen. Het is niet nodig dat het nieuwe bestemmingsplan ook al in werking is getreden. Dat het gaat om het vaststellen van het bestemmingsplan in plaats van om het in werking treden daarvan staat in artikel 3.1, vierde lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat verweerder in beginsel terecht leges in rekening heeft gebracht voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Ook heeft verweerder de leges in beginsel op het juiste bedrag vastgesteld; eiseres heeft in beroep namelijk geen redenen aangevoerd waarom de bouwkosten te hoog zijn vastgesteld.
5. Eiseres heeft echter gesteld dat desondanks geen leges in rekening hadden mogen worden gebracht vanwege bij haar opgewekt vertrouwen. Om een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel te kunnen doen, moet sprake zijn van een door een bevoegde ambtenaar gedane concrete toezegging die het gevolg heeft gehad dat een belanghebbende daarop zijn of haar handelen heeft afgestemd. Die toezegging mag niet zo duidelijk in strijd zijn met de wet, dat een belanghebbende redelijkerwijs moet hebben begrepen dat die toezegging niet juist kon zijn (Hoge Raad 26 september 1979, ECLI:NL:HR:1979:AM4918). Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval aan deze eisen voldaan.
6. Eiseres heeft verklaard dat in het overleg tussen haar en de ambtenaren van de omgevingsdienst over de voorgenomen vergunningaanvraag is gesproken over de gevolgen die het voor de behandeling van de aanvraag zou hebben of het aan het oude of het nieuwe bestemmingsplan zou worden getoetst. De aanvraag zou volgens die ambtenaren in ieder geval niet in strijd zijn met het oude bestemmingsplan en er zou geen archeologisch onderzoek hoeven te worden gedaan. Tot slot zou het ook tot gevolg hebben dat de legessanctie nog zou gelden. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat [A] , de ambtenaar van de omgevingsdienst, aan eiseres heeft medegedeeld dat de legessanctie nog zou gelden tot de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan 16 januari 2018. De rechtbank ziet geen reden om de verklaringen van eiseres op dit punt te betwijfelen.
7. Hoewel vertrouwen in principe alleen kan worden gewekt door het bevoegde bestuursorgaan, ziet de rechtbank aanleiding voor het oordeel dat eiseres in dit geval toch mocht aannemen dat de aan haar verstrekte informatie aan verweerder toegerekend kon worden (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 april 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2733). De reden hiervoor is, dat het antwoord op de vraag of de legessanctie voor de vergunningaanvraag geldt afhangt van de juridische status van het vigerende bestemmingsplan. En met betrekking tot de juridische status van het bestemmingsplan waren de desbetreffende ambtenaren in beginsel wel bevoegd om uitspraken te doen. Verder is het een voldoende concrete toezegging, aangezien het gaat om informatie die is gegeven bij de bespreking van een concreet project.
8. Ook acht de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiseres haar handelen heeft afgestemd op de informatie die haar is gegeven. Zij heeft onweersproken verklaard dat zij, om de aanvraag vóór de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan te kunnen indienen, andere en duurdere keuzes heeft gemaakt om de aanvraag op tijd gereed te krijgen. Onder meer heeft zij aparte opdrachten verstrekt aan de architect en constructeur wat duurder is dan alles voor één prijs door de aannemer te laten uitwerken.
9. Verweerder heeft hiertegen ingebracht dat de toezegging niet onvoorwaardelijk is geweest, althans niet is nagekomen. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de aanvraag toch aan het nieuwe bestemmingsplan is getoetst, aangezien er toch een archeologisch onderzoek is gedaan. De rechtbank kan op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet vaststellen of dit inderdaad het geval is geweest. Maar ook als de aanvraag inhoudelijk is getoetst aan het nieuwe bestemmingsplan, dan doet dit niet af aan de concrete toezegging met betrekking tot de legessanctie. In zoverre zijn door de ambtenaren van de omgevingsdienst meerdere toezeggingen gedaan. Eén over de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag en één over de legessanctie. Dat de ene toezegging eventueel geen gestand is gedaan (hetgeen kennelijk geen of weinig nadelige gevolgen heeft gehad voor eiseres zodat zij daartegen geen bezwaar heeft gemaakt), betekent niet dat de andere toezegging over de legessanctie daarom ook geen gestand hoeft te worden gedaan.
10. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat eiseres als leek op fiscaal-juridisch gebied redelijkerwijs niet hoefde te begrijpen dat de inlichtingen onjuist waren.
11. Dit betekent dat bij eiseres het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat zij geen leges verschuldigd zou zijn. Verweerder had daarom geen leges in rekening mogen brengen. Het beroep daarom gegrond verklaard en de legesfactuur wordt vernietigd.
12. Omdat er geen kosten zijn gesteld door eiseres, is er geen proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de in rekening gebrachte leges ten bedrage van € 13.576;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A.A. Pieters, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: