Home

Rechtbank Gelderland, 03-04-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1432, AWB - 18 _ 5870

Rechtbank Gelderland, 03-04-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1432, AWB - 18 _ 5870

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
3 april 2019
Datum publicatie
5 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:1432
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5870

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Gebruik van de weg tijdens schorsing. De auto is een maand na de Apk-keuring opgehaald van de garage. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag en de boete, omdat zich bijzondere omstandigheden voordoen waardoor de auto niet op de vrijgestelde keuringsdag kon worden opgehaald.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 18/5870

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak 27 april 2017 tot en met 26 april 2018 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (aanslagnummer [000] .Y.7.90001) opgelegd van € 997, alsmede bij beschikking een boete van € 997.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 7 september 2018 de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2019.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn echtgenote. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] .

Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is sinds [2000] houder van een auto van het merk Mercedes-Benz [A] met kenteken [AA-00-BB] (hierna: de auto). De geldigheid van het kenteken is op verzoek van eiser meermaals geschorst geweest, zo ook van 9 april 2017 tot en met 8 april 2018 . Gedurende de schorsing staat de auto in de stalling aan het adres [A-straat 1] te [Q] . Als hobby sleutelt eiser op dit adres aan de auto.

2. De auto heeft op 2 januari 2018 een algemene periodieke keuring (Apk-keuring) ondergaan bij [B] aan [A-straat 2] te [Q] (hierna: de garage). De auto heeft van 21 december 2017 tot en met 1 februari 2018 op het terrein van de garage gestaan.

3. Op 1 februari 2018 om 13.28 uur is bij een controle door de politie op [A-straat 3] te [Q] geconstateerd dat met de auto gebruik is gemaakt van de weg.

4. Op grond daarvan heeft verweerder aan eiser een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 997 opgelegd en een verzuimboete van € 997.

Geschil

5. In geschil is of de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd.

6. Eiser heeft aangevoerd dat hij op 1 februari 2018 de auto rechtstreeks van de garage naar de stalling (een afstand van ongeveer 8 kilometer) heeft gereden. Weliswaar heeft die rit een maand na de Apk-keuring plaatsgevonden, maar heeft hij te goeder trouw gehandeld. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser onder meer een verklaring van een medewerker van de garage ingebracht:

“Hierbij verklaar ik, (medewerker van de garage), dat ik (de auto) op 21-12-2017 op adres werkplaats in ontvangst heb genomen. Hiervoor zijn enkele onderdelen besteld en vervangen waarna APK gekeurd op [2018 2] .

Gezien de thuissituatie destijds van de eigenaar (door omstandigheden verhuizing van [Q] naar [Z] ), vroeg deze mij of de auto op mijn terrein mocht blijven totdat eigenaar in de gelegenheid was om voertuig na APK weer naar stalling te rijden. Dit is zo afgesproken en eigenaar kwam op 01-02-2018 de sleutel en voertuig ophalen. (…)

Het voertuig heeft tot 01-02-2018 eind van de ochtend/ begin van de middag hier aan de werkplaats op [A-straat 2] [Q] gestaan.”

7. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij in 2014 tweemaal contact heeft gehad met BelastingTelefoon-Auto, waarbij hem is medegedeeld dat hij niet hoefde te melden wanneer hij de auto een Apk-keuring zou laten ondergaan, als hij maar zou kunnen aantonen dat hij van en naar de Apk-keuring rijdt.

8. Verweerder is van mening dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. Verweerder verwijst daarvoor naar de wettelijke regeling, waarin is opgenomen dat alleen op de dag van de keuring recht bestaat op de vrijstelling. Volgens verweerder moest eiser bekend zijn geweest met de voorwaarden van de schorsing, omdat hij het kentekenbewijs meermaals heeft laten schorsen. Verweerder bestrijdt dat er tijdens telefoongesprekken in 2014 uitlatingen zijn gedaan dat de vrijstelling ook zou gelden op andere dagen dan de dag van Apk-keuring.

Beoordeling van het geschil

9. Het houden van een personenauto is belast met motorrijtuigenbelasting (artikel 1, eerste lid, en artikel 6 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, hierna: Wet MRB). Deze belasting wordt niet geheven voor een motorrijtuig waarvan het kenteken is geschorst (artikel 19, eerste lid, van de Wet MRB). De belasting kan worden nageheven bij constatering van gebruik van de weg met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing (artikel 35, eerste lid, van de Wet MRB).

10. Vrijstelling van belasting wordt verleend voor motorrijtuigen waarmee met het oog op een ingevolge hoofdstuk V van de Wegenverkeerswet 1994 te verrichten keuring van het motorrijtuig tijdens voor het motorrijtuig geldende schorsing gebruik van de weg wordt gemaakt op de dag waarop dat motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring wordt onderworpen (artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m, van de Wet MRB). Deze vrijstelling wordt verleend indien bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig op de desbetreffende dag aan een keuring zal worden onderworpen (artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994). In de praktijk, zo blijkt uit het verweerschrift, is het voldoende bij een eventuele aanhouding een keuringsafspraak te kunnen overleggen, dan wel achteraf een keuringsbewijs te kunnen tonen.

11. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat door een samenstel van bijzondere omstandigheden de vrijstellingsregeling van toepassing is, zodat naheffing en boete geen stand kunnen houden. Meer subsidiair wordt betoogd dat het naheffen een bevoegdheid van verweerder betreft en geen verplichting, nu in artikel 35, eerste lid, van de Wet MRB het woord ‘kan ‘wordt gebruikt. Volgens eiser heeft verweerder hier een discretionaire bevoegdheid en heeft hij van die bevoegdheid in dit geval een onredelijk gebruik gemaakt. Nog meer subsidiair is betoogd dat de verzuimboete ten onrechte is opgelegd.

12. De rechtbank overweegt het volgende. De Nota van Toelichting op artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit Motorrijtuigenbelasting 1994 (Staatsblad 1995 153) – welke bepaling gelijkluidend is aan artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m van de Wet MRB – bevat de volgende passage:

“Dit artikel bevat de specifieke voorwaarde voor de vrijstelling, opgenomen in artikel 72, eerste lid, onderdeel m van de wet voor motorrijtuigen die zich tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing op de weg bevinden met het oog op een ingevolge de Wegenverkeerswet voorgeschreven keuring. Het behoeft geen nadere toelichting.”

13. Op grond van deze toelichting, waaruit naar voren komt dat de strekking van de vrijstellingsregeling is dat de schorsing doorloopt indien het motorrijtuig zich op de weg bevindt met het oog op een keuring, moet de mogelijkheid worden opengelaten dat zich onder omstandigheden een situatie kan voordoen waarbij aan de strekking van de regeling wordt voldaan, ook indien het gebruik van de weg niet plaatsvindt op dezelfde dag als de keuringsdag. Een dergelijk geval moet dan op één lijn worden gesteld met gebruik van de weg op dezelfde dag als de keuring, ook voor de vrijstelling. In zoverre wijkt deze benadering af van de huidige jurisprudentie (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8775 en Rechtbank Den Haag 8 november 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:14059).

14. Nu de in geding zijnde regelgeving beoogt zwartrijden tegen te gaan en effectieve controle mogelijk te maken, is er voor een uitzondering op de regel dat het gebruik van de weg dient plaats te vinden op dezelfde dag van de keuring slechts in zeer uitzonderlijke gevallen plaats. Die zeer uitzonderlijke omstandigheden doen zich naar het oordeel van de rechtbank hier voor. Zo’n omstandigheid wordt niet gevormd door de telefonisch twee keer aan eiser in 2014 verstrekte informatie via de BelastingTelefoon-Auto. Er is door eiser namelijk niet aangetoond dat van die zijde is medegedeeld dat het niet uitmaakt of het gebruik van de weg plaatsvindt op de dag van de keuring. Kennelijk is daarover niet gesproken.

15. Wel van belang zijn de volgende omstandigheden. In de eerste plaats de omstandigheid dat het motorvoertuig op het moment van wegbrengen naar de garage in verband met ontbreken van onderdelen niet op die dag kan worden gekeurd. Evenmin was het voor eiser mogelijk de auto op te halen op de dag van keuring, omdat hij – naar ter zitting onweersproken is gesteld – van de garage eerst enige dagen na de keuringsdag heeft vernomen dat zijn voertuig was goedgekeurd. Verder is nog van belang dat eiser in december 2017 al was verhuisd naar [Z] (gelegen op een afstand van 280 kilometer van [Q] waar zich de garage en de stalling bevinden) en zijn echtgenote rond de tijd van de keuring een zware burn-out had. Ten slotte is van gewicht en niet in geschil dat de auto tussen het moment van het wegbrengen en ophalen op het terrein van de garage heeft gestaan en niet op de openbare weg. Ook heeft het gebruik van de weg zich uitsluitend beperkt tot het vervoer van stalling naar de garage en weer terug.

16. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat de vrijstelling in dit geval van toepassing is. Daarmee ontvalt de rechtsgrondslag aan de naheffing en in voetspoor daarvan ook de boete. Op de subsidiaire en meer subsidiaire stelling van eiser behoeft niet te worden ingegaan.

17. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

18. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 512 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Voor de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten reis- en verblijfskosten (€ 40,11), verletkosten (€ 120) en verschotten (€ 2,30) wordt verweerder, eveneens met toepassing van dat besluit, veroordeeld deze te vergoeden. De proceskostenvergoeding bedraagt daarom € 674,41.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting;

- vernietigt de boetebeschikking;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 674,41;

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Penning, rechter, in tegenwoordigheid van S. Lensink MSc, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 3 april 2019

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.