Rechtbank Gelderland, 15-05-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2084, AWB - 17 _ 5122
Rechtbank Gelderland, 15-05-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2084, AWB - 17 _ 5122
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Gelderland
- Datum uitspraak
- 15 mei 2019
- Datum publicatie
- 17 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBGEL:2019:2084
- Zaaknummer
- AWB - 17 _ 5122
Inhoudsindicatie
Wet OB. Vraag of verlaagd tarief van toepassing is op arrangement tuktuk-rijden in de Betuwe vanaf een recreatieterrein. Rechtbank oordeelt dat dit arrangement niet valt onder post b14 onder g van Tabel I bij de Wet OB, omdat het rijden in de tuktuk grotendeels buiten het recreatieterrein plaats vindt. Beroep op besluit staatsecretaris met toelichting op de tabelpost wordt ook verworpen. Jurisprudentie over sportaccommodaties is niet toepasbaar op (de uitleg van de toelichting in het besluit bij) tabelpost b14, omdat geen sprake is van sportbeoefening.
Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/5122
in de zaak tussen
(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en
Procesverloop
Eiseres heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het tweede kwartaal van 2016 met het aangiftenummer [000] .B01.6240. Eiseres heeft de op grond van de aangifte verschuldigde omzetbelasting tot een bedrag van € 28.758 op 27 juli 2016 voldaan.
Bij brief van 1 september 2016, ontvangen door verweerder op 2 september 2016, heeft eiseres bezwaar tegen haar aangifte gemaakt. In bezwaar heeft eiseres verzocht om een teruggaaf van omzetbelasting tot een bedrag van € 14.909.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2017 het bezwaar afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld bij brief van 28 september 2017, ontvangen door de rechtbank op 29 september 2017.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2019.
Namens eiseres is de gemachtigde verschenen, bijgestaan door mr. [A] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en mr. [B] .
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres biedt diverse recreatiearrangementen aan. Het merendeel van de programma’s en activiteiten die worden aangeboden vindt plaats op één terrein. Klanten kunnen zelf het arrangement samenstellen. Afhankelijk van de elementen van het arrangement wordt een arrangementsprijs vastgesteld. Zo kunnen er bij het arrangement ook spijzen en dranken worden aangeboden.
2. Een van de arrangementen die door eiseres worden aangeboden betreft het rijden in een zogenaamde tuktuk. De activiteit kent diverse varianten. Iedere variant is ingericht als spel waarvan de instructie, start en prijsuitreiking plaatsvinden op het eigen terrein. De bestuurder van de tuktuk moet ten minste 18 jaar zijn en moet in het bezit zijn van een geldig rijbewijs.
3. De te volgen route loopt buiten het terrein. Er zijn meerdere routes in de omgeving beschikbaar en de deelnemers moeten aan het begin via het oplossen van een puzzel vaststellen welke route zij gaan rijden. Tijdens het afleggen van de route dienen diverse opdrachten te worden uitgevoerd waarbij de deelnemers via social media worden begeleid met instructies en aanwijzingen. Het is niet de bedoeling dat de deelnemers van de route afwijken, maar het is wel mogelijk. Eiseres volgt de tuktuks via GPS. Op deze manier kan zij zien waar deelnemers zich bevinden met de tuktuk en kunnen deze, indien nodig, worden teruggeleid naar de route. Deelnemers kunnen wel zelf één of meerdere pauzes inlassen.
4. De route loopt over openbare wegen die niet zijn afgesloten voor andere weggebruikers. De gehele activiteit duurt ongeveer vier uur. Een deel van die tijd brengen de klanten op het terrein van eiseres door voor het puzzelend bepalen van de route, voor het krijgen van instructie, voor de start en de finish en (na afloop) voor de prijsuitreiking.
5. De vergoeding die voor een tuktuk-arrangement wordt bedongen omvat de kosten van brandstof, verzekering, puzzel en routekaart. Verder kunnen de klanten in de zomer gratis gebruik maken van het strandje op het attractiepark en kunnen zij in alle seizoenen tegen aanvullende betaling gebruik maken van de horecagelegenheden op het park en van andere recreatieve activiteiten op het park. In de winter hoort bij het arrangement met de tuktuk een fleecedeken en warme chocolademelk en soms maakt een kans op een reis naar [Q] deel uit van het arrangement.
Geschil
6. In geschil is of het verlaagde omzetbelastingtarief van toepassing is.
7. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het tuktuk-arrangement dient te worden belast naar het verlaagde tarief op grond van artikel 9, tweede lid, letter a, in verbinding met Tabel I, post b14, letter g, behorend bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB): het verlenen van toegang tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening. Volgens eiseres nemen klanten een recreatieve dienst af, die onderdeel is van het arrangement dat start en eindigt op het terrein van eiseres. Dat een deel van de activiteit plaatsvindt op de openbare weg, dient voor de vraag of sprake is van toepassing van het verlaagde tarief volgens eiseres geen rol te spelen.
8. Eiseres voert verder aan dat haar terrein ook kwalificeert als een sportaccommodatie. Zij beroept zich in dit verband op de goedkeuring uit onderdeel 8.6.1 van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 4 september 2014, nr. BLKB 2014/123M, Staatscourant 15 september 2014, nr. 26112, geactualiseerd op 28 augustus 2017, nr. 2017-168377, Staatscourant 8 september 2017, nr. 50520 (hierna: het besluit). Dit besluit is aangevuld op 22 december 2017, nr. 2017-16288, Staatscourant 2017, 72177, V-N 2018/3.22. In die laatste versie is opgenomen dat het gelegenheid geven tot deelname aan een puzzeltocht buiten een attractiepark in een vervoermiddel dat ter beschikking wordt gesteld door de exploitant van dat attractiepark, niet onder de post valt. Volgens eiseres was dit voor de wijziging van 22 december 2017 dus kennelijk wel zo. Zij leest dat ook in de tekst van het besluit zoals het daarvoor gold en beroept zich op het vertrouwensbeginsel.
9. Verweerder is van mening dat het tuktuk-arrangement dient te worden belast naar het algemene tarief voor de omzetbelasting op grond van artikel 9, eerste lid, van de Wet OB. Verweerder stelt dat de activiteit geacht kan worden geheel buiten het terrein van eiseres plaats te vinden. Daarom kan geen beroep gedaan worden op post b14 of op het besluit. Het verlenen van toegang tot een recreatieterrein moet op grond van Europese jurisprudentie strikt worden uitgelegd, zodat het tuktuk-arrangement er volgens verweerder niet onder valt, omdat de activiteit als zodanig buiten het terrein van eiseres plaatsvindt. In het besluit is ook niet te lezen dat deze situatie onder tabelpost b14 valt. Subsidiair stelt verweerder dat ook geen beroep kan worden gedaan op post b14 of op het besluit indien de activiteit deels buiten het terrein van eiseres plaatsvindt.
10. Voorts is verweerder van mening dat het tuktuk-arrangement dient te worden beschouwd als één prestatie voor de omzetbelasting, omdat in elke variant van het arrangement het tuktuk-rijden als hoofdprestatie kan worden aangemerkt. De overige in het tuktuk-arrangement te onderscheiden prestaties zijn bijkomstig van aard en maken de hoofdprestatie zo aantrekkelijk mogelijk. Meer subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat in feite een vervoermiddel ter beschikking wordt gesteld, hetgeen ook leidt tot toepassing van het algemene omzetbelastingtarief. Er bestaat gelijkenis met de huur van een auto en toepassing van het verlaagde tarief op het tuktuk-arrangement zou daardoor concurrentieverstorend kunnen werken, aldus verweerder.
Beoordeling van het geschil
11. Partijen zijn het er (terecht) over eens dat het tuktuk-rijden geen sport is en dat bij het tuktuk-arrangement dus ook geen sprake is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening. Zij zijn het er dus ook (terecht) over eens dat post b3 van Tabel I bij de Wet OB niet van toepassing is.
12. Daarnaast is komen vast te staan dat het parcours dat de klanten met het tuktuk-arrangement afleggen grotendeels op de openbare weg plaats vindt en dat de openbare weg hiervoor niet is afgezet. Aannemelijk is verder dat de klanten een deel van de vier uur die aan het arrangement wordt besteed, op het terrein van eiseres doorbrengen aan het begin en aan het eind van de rit. Het eigenlijke rijden met de tuktuk vindt echter (behoudens start en finish) niet plaats op het terrein van eiseres; de deelnemers rijden namelijk direct van het terrein af zodra het rijden met de tuktuk start.
13. Doordat de rit met de tuktuks grotendeels buiten het terrein van eiseres plaatsvindt, is geen sprake is van het verlenen van toegang tot een recreatieterrein, zoals bedoeld in post b14 onder g van Tabel I bij de Wet OB. De rechtbank verwijst voor de motivering van dit oordeel naar de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 april 2016, (ECLI:NL:RBZWB:2016:2522), bevestigd door Hof Den Haag op 9 februari 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:642). Het maakt voor dit oordeel niet uit dat het tuktuk-arrangement niet alleen bestaat uit het ter beschikking stellen van een vervoermiddel, maar ook uit bijbehorende puzzelelementen, die het geheel tot een spel maken, zoals eiseres aanvoert. Ook maakt het niet uit dat de klanten geacht worden met het vervoermiddel een van tevoren vastgesteld parcours af te leggen. De tabelpost ziet namelijk op het verlenen van toegang tot een terrein met het oog op de activiteiten die daar plaatsvinden. Een activiteit die grotendeels buiten het terrein plaatsvindt, valt daar dus niet onder.
14. Voor het beroep van eiseres op het besluit geldt het volgende. De stelling van eiseres is dat tijdens de hele rit sprake is van een recreatieve activiteit in een sportaccommodatie, omdat de rit begint en eindigt op het terrein van eiseres dat ook een sportaccommodatie is en omdat sprake is van een vast parcours daartussen, waardoor het geheel als een sportaccommodatie kan worden aangemerkt. Deze sportaccommodatie moet dan op grond van het besluit als een recreatieve inrichting worden beschouwd, aldus eiseres. Daarom vindt zij dat zij onder de goedkeuring van onderdeel 8.6.1. van het besluit valt en recht heeft op het verlaagde tarief. Eiseres verwijst hierbij naar de jurisprudentie over sportaccommodaties onder tabelpost b3 en stelt dat de uitleg van het begrip sportaccommodaties in het besluit voor tabelpost b14 hetzelfde dient te zijn.
15. Onderdeel 8.6.1 van het besluit luidde in 2016 als volgt:
“Arrangementen van recreatieve activiteiten
Door diverse bedrijven wordt op een eigen locatie een grote verscheidenheid aan activiteiten aangeboden, meestal in de vorm van een arrangement. Het kan daarbij gaan om activiteiten zoals paintball, lasergame en touwtrekken. Ook kan sprake zijn van een parcours met touwbruggen en netten en soortgelijke al dan niet sportieve activiteiten. Veel van deze arrangementen worden aangeboden voor groepen deelnemers in het kader van personeelsuitstapjes, teambuildingdagen, cursusonderbrekingen, vrijgezellenparty's enz. Hoewel een aantal van de activiteiten sportieve elementen bevat, is het geheel nadrukkelijk gericht op het recreatieve aspect. Als de activiteiten plaatsvinden op een recreatieve inrichting kan het verlaagde btw-tarief op grond van de post worden toegepast.
De betreffende ondernemers bieden soms de mogelijkheid om activiteiten te organiseren op een andere locatie, naar keuze van de klant. Als die locatie geen recreatieve inrichting is, is op deze prestatie het algemene btw-tarief van toepassing. Als echter de voormelde activiteiten op of in een sportaccommodatie in de zin van onderdeel 2.2, eerste alinea, van de toelichting op post b 3 worden georganiseerd, bestaat er geen bezwaar tegen de sportaccommodatie voor deze gelegenheid als recreatieve inrichting te beschouwen. Als voor de recreatieve activiteiten gebruik wordt gemaakt van accommodaties die worden gevormd door openbare ruimtes die alleen voor de duur van een bepaalde sportbeoefening als sportaccommodatie zijn aan te merken, kan het verlaagde btw-tarief op grond van deze post geen toepassing vinden.
Voorbeeld: het wandelparcours van de Nijmeegse Vierdaagse is door de rechter als sportaccommodatie aangemerkt gedurende de duur van dát sportevenement. Dit leidt er niet toe dat het verlaagde btw-tarief op grond van de post van toepassing is als op dat wandelparcours op een later moment recreatieve activiteiten worden verricht.”
16. De rechtbank verwerpt het beroep van eiseres op het besluit. De geciteerde tekst maakt duidelijk dat het niet de bedoeling is van de staatssecretaris om de activiteit van het tuktuk-arrangement, die grotendeels op de openbare weg plaatsvindt, onder het verlaagde tarief te brengen. Het besluit kan daarom niet leiden tot het in rechte te beschermen vertrouwen dat het besluit geldt in de situatie die hier aan de orde is. Bovendien bevat het besluit goedkeurend beleid dat restrictief moet worden uitgelegd, zodat niet iets kan worden ingelezen dat er niet staat, zeker niet nu duidelijk is dat de ingelezen uitleg niet is bedoeld. De stelling van eiseres neemt bovendien ten onrechte aan dat het niet afgezette parcours van en naar een sportaccommodatie deel gaat uitmaken van die sportaccommodatie. Maar belangrijker is dat de jurisprudentie over sportaccommodaties alleen geldt voor gevallen waar het gaat om sportbeoefening en dat is hier nu juist niet aan de orde. Eiseres kan niet de jurisprudentie over de uitleg van post b3 voor de sportbeoefening van toepassing laten zijn op de uitleg van post b14. De omstandigheid dat de staatssecretaris het besluit op 22 december 2017 heeft aangevuld met de opmerking dat gelegenheid geven tot deelname aan een puzzeltocht buiten een attractiepark vanuit dat park niet onder de post valt, betekent niet dat dit voordien kennelijk wel onder de post viel. Het gaat hier om een verduidelijking van de toelichting.
17. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, voorzitter, mr. R.A. Eskes en mr. P.J. Tikken, rechters, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 15 mei 2019 |
||
griffier |
voorzitter |
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |