Home

Rechtbank Gelderland, 04-07-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2958, AWB - 18 _ 155

Rechtbank Gelderland, 04-07-2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2958, AWB - 18 _ 155

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
4 juli 2019
Datum publicatie
9 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2019:2958
Zaaknummer
AWB - 18 _ 155

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Eiseres verricht geen economische activiteiten. Geen objectieve gegevens aanwezig waaruit volgt dat sprake is van ondernemerschap in de vorm van voorbereidende ondernemershandelingen.

Uitspraak

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummers: AWB 18/155, 18/1033, 18/1034, 18/1036 en 18/1037

in de zaken tussen

(curator: mr. [gemachtigde] ),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 maart 2016 op 25 maart 2017 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 6.071. Tevens is bij beschikking € 66 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 juli 2016 tot en met 30 september 2016 op 25 maart 2017 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 9.763. Tevens is bij beschikking € 106 aan belastingrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft op naam van eiseres op 24 maart 2017 over de tijdvakken 16 oktober 2015 tot en met 31 december 2015, 1 april 2016 tot en met 30 juni 2016 en 1 oktober 2016 tot en met 31 december 2016 drie teruggaafbeschikkingen omzetbelasting vastgesteld op nihil.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 november 2017 de naheffingsaanslagen, de teruggaafbeschikkingen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 4 januari 2018, ontvangen door de rechtbank op dezelfde dag, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2019. Namens eiseres is de curator verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [A] .

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres (een coöperatie) is opgericht op [2015] . Als bestuurder van eiseres treedt op mevrouw [B] .

2. Eiseres heeft vier leden:

- [C] (echtgenoot van de bestuurder);

- [D] ;

- [E] en

- [F] (dochter van [C] en [B] ).

3. De activiteiten bestaan volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel uit het adviseren, begeleiden en organiseren van (internationale) (ruiter) sportevenementen, het huren en/of aankopen van accommodaties van ruitersportevenementen en het opleiden en trainen van deelnemers aan de (ruiter)sport.

4. De bedrijfsvoering is in handen van de familie [G] . Daarnaast verrichten enkele stagiaires werkzaamheden met betrekking tot de verzorging van de paarden. Zij ontvangen hiervoor een vergoeding, kost en inwoning.

5. De activiteiten van eiseres vinden plaats in en om de manege gelegen te [Q] . Deze manege is in eigendom van [H] B.V. ( [H] ). Uitsluitend de leden [D] en [G] hebben paarden gestald in de manege. Deze paarden worden verzorgd en getraind. Lid [D] is indirect (mede) eigenaar van de manege.

6. Tussen eiseres en [H] is geen schriftelijke huur- en/of gebruikersovereenkomst gesloten. Eiseres betaalt geen huur aan [H] . Er is geen beheerdersovereenkomst en er zijn geen schriftelijke stukken waaruit blijkt dat de familie [G] door eiseres wordt betaald voor haar diensten. Er zijn geen overeenkomsten gesloten tussen eiseres en de leden van eiseres met betrekking tot de te verrichten werkzaamheden. Er is geen vergoeding in rekening gebracht aan de leden voor de verrichte werkzaamheden door eiseres.

7. Bij eiseres heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2016. De bevindingen hiervan zijn vastgelegd in het rapport van 28 februari 2017, opgesteld door [I] .

8. Eiseres heeft in de periode [2015] tot en met 31 december 2016 geen omzet gerealiseerd en heeft in deze periode de volgende aangiften omzetbelasting ingediend:

4e kwartaal 2015

1e kwartaal 2016

2e kwartaal 2016

3e kwartaal 2016

4e kwartaal 2016

Belast

0

0

0

0

0

Export buiten EU

(68.009)

(156.885)

0

0

Import EU

0

6.373

0

0

Totaal

0

6.373

0

0

Voorbelasting

19.748

6.071

-23.703

9.763

5.637

Import EU

0

-6.373

0

0

Te betalen/terug te ontvangen

-19.748

-6.071

-23.703

-9.763

-5.637

9. De aangegeven omzet export buiten EU betreft leveringen van paarden naar Rusland die eigendom zijn van [D] . De import EU in het tweede kwartaal van 2016 betreft de verzorging en training van paarden van [D] die gestald waren bij maneges in Duitsland.

10. Als de stallen volledig bezet zijn worden sommige paarden van [D] gestald bij een manege in [R] . Van de totaal in aftrek gebrachte voorbelasting heeft een bedrag van € 21.142 aan voorbelasting betrekking op de verzorging van de paarden in [R] .

11. Bij vonnis van [2018] heeft de rechtbank Overijssel eiseres in staat van faillissement verklaard waarbij mr. [gemachtigde] als curator is benoemd.


12. In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres economische activiteiten verricht en of de aan eiseres in rekening gebrachte omzetbelasting kan worden toegerekend aan (voorgenomen) belaste prestaties.

13. Eiseres stelt dat zij ondernemer is en daardoor recht heeft op aftrek van voorbelasting. De belangrijkste activiteit is het houden en fokken en op termijn verkopen van paarden. Volgens eiseres hebben de leden van de coöperatie vier veulens en één paard ter beschikking gesteld. Van elk veulen dat geboren wordt is eiseres voor 30% eigenaar en het lid dat het paard heeft ingebracht voor 70% zodat eiseres bij verkoop van een paard voor een flink deel in de winst (30%) zou delen. Er is sprake van een traag en langdurig verdienmodel. Eiseres stelt dat, ondanks het ontbreken van omzet in 2015/2016, de voorbereidende economische activiteiten gericht zijn op een duurzame deelname aan het economische verkeer. Volgens eiseres heeft zij op 16 januari 2017 en 13 maart 2017 paarden verkocht voor respectievelijk € 3.000 en € 3.206.


14. Volgens verweerder verricht eiseres geen economische activiteiten. Eiseres heeft daarnaast geen belaste handelingen verricht en niet aannemelijk gemaakt dat de gemaakte kosten uitsluitend rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met een verrichte dan wel toekomstige economische activiteit waardoor er geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting. Verweerder stelt dat eiseres geen paarden in eigendom heeft.

Beoordeling van het geschil

15. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) is ondernemer ieder die een bedrijf zelfstandig uitoefent. De Hoge Raad heeft in het arrest van 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4418, geoordeeld dat de Nederlandse wetgever aan het in artikel 7 van de Wet OB ezigde begrip bedrijf geen andere betekenis heeft willen toekennen dan toekomt aan het begrip economische activiteit zoals gehanteerd in artikel 9 van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 (Btw-richtlijn). Het begrip economische activiteiten omvat alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter. Daaronder zijn begrepen (voorbereidende) werkzaamheden die zijn gericht op een duurzaam deelnemen aan het economische verkeer dan wel werkzaamheden die worden verricht ter zake van de beëindiging van een onderneming. De (winst-)doelstelling of de resultaten van de handelingen of werkzaamheden als zodanig zijn niet relevant voor het aanmerken als belastingplichtige (vergelijk de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 14 februari 1985, D.A. Rompelman, 268/83, ECLI:EU:C:1985:74, van 26 september 1996, Renate Enkler, C-230/94, ECLI:EU:C:1996:352, van 29 februari 1996, INZO, C-110/94, ECLI:EU:C:1996:67 en van

3 maart 2005, I/S Fini H, nr. C-32/03, ECLI:EU:C:2005:128).

16. In de zaak INZO heeft het HvJEU overwogen dat de belastingadministratie rekening moet houden met het kenbaar gemaakte voornemen van de onderneming, maar dat artikel 4 van de Zesde richtlijn (vergelijk thans artikel 9 van de Btw-richtlijn) zich er niet tegen verzet dat de belastingadministratie verlangt dat het kenbaar gemaakte voornemen om een aanvang te maken met economische activiteiten die aanleiding geven tot belastbare handelingen, door objectieve gegevens wordt ondersteund.


17. De rechtbank concludeert op basis van de hiervoor genoemde jurisprudentie dat op eiseres de bewijslast rust aannemelijk te maken dat sprake was van ondernemerschap in de vorm van voorbereidende ondernemershandelingen. Daarbij moet sprake zijn van objectieve gegevens. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres niet geslaagd in het bewijs, omdat er geen objectieve gegevens voorhanden zijn die de verklaring van eiseres over de inbreng van de paarden, de eigendom van de paarden en de winstverdeling ondersteunen. Er zijn geen schriftelijke overeenkomsten tussen eiseres en haar leden. Daarnaast is de verwevenheid van eiseres met de leden dusdanig dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de activiteiten en handelwijze van eiseres uitsluitend haar leden in privé dienen. Met hetgeen door eiseres heeft gesteld heeft zij dit vermoeden niet weerlegd. Verder kan uit de factuur met betrekking tot de verkoop van het paard ‘ [J] ’ op 17 januari 2017 niet worden opgemaakt dan wel afgeleid of sprake is van een door de leden in eiseres ingebracht paard. Er is geen sprake van een door eiseres gefokt paard omdat het paard al in 2011 is geboren. Ook komt het verkoopbedrag op de factuur (€ 3.000) niet overeen met het bedrag van € 3.050 dat een dag eerder op de bankrekening van eiseres is gestort. De factuur kan dus niet worden aangemerkt als een objectief gegeven dat het voornemen van eiseres onderbouwt.

18. Andere werkzaamheden of activiteiten die eiseres heeft verricht met het oog op het starten van een onderneming en de daarbij behorende deelname aan het economische verkeer zijn niet gesteld of gebleken. Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat de stelling van eiseres dat zij in de onderhavige jaren als ondernemer in de zin van de Wet OB moet worden aangemerkt, onvoldoende door objectieve gegevens wordt ondersteund. Eiseres heeft daarom geen recht op aftrek van voorbelasting.

19. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

20. Omdat eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikkingen belastingrente ongegrond te worden verklaard.

21. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. R.A. Eskes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.A. Arts, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 4 juli 2019

griffier

Voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.